Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het avondmaalsformulier (75)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het avondmaalsformulier (75)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Geliefden in de Heere, dewijl de Heere nu aan Zijn tafel onze zielen gespijzigd heeft, zo laat ons al tezamen Zijn Naam met dankzegging prijzen…”

De bediening van het Avondmaal is ten einde. De gasten van de laatste tafel zijn weer naar hun zitplaatsen terug gegaan. De dienaar heeft de voorwerpen op de tafel, de schalen met de overgeschoten brokken brood en de bekers met de resterende wijn, weer ordelijk geschikt en met een kleed afgedekt. Het is de zichtbare aanduiding dat de bediening van het sacrament nu beëindigd zal worden. De predikant zal weer terug gegaan zijn naar de kansel. Zoals deze eredienst begonnen is vanaf de kansel, zo zal ook de beëindiging vanaf deze plaats gebeuren. De kerkdienst, ook deze avondmaalsdienst, omvat meer dan alleen de dienst van het sacrament. Ze is niet alleen bedoeld voor degenen die ten Avondmaal gaan. Tot de gemeente behoren ook de niet-avondmaalgangers. Denk alleen al aan de doopleden die (nog) geen kerkelijk recht hebben tot het aangaan aan de tafel.

Toch is de sacramentsbediening nog niet helemaal ten einde. Ons formulier voorziet nog in twee uitleidende onderdelen, te weten de dankzegging en het dankgebed. De eerste is een soort hymne, een lofzeggende betuiging aan de Heere waarin Zijn Naam geëerd en geprezen wordt. Het dankgebed, dat besloten wordt met het Onze Vader, volgt erna. Op het eerste gehoor bevat deze zogenaamde postcommunie iets dubbels. Olevianus, de opsteller van het formulier, liet dan ook de keuze om na de bediening òf de lofprijzing te lezen òf het dankgebed te doen. Hij plaatste in het oorspronkelijke formulier namelijk de woordjes oder also (of aldus). Men kon dus òf het één òf het ander kiezen. Toch is er wel iets voor te zeggen beide uit te spreken. De eerste lofzegging is dan bedoeld als een opwekkende inleiding tot het dankgebed.

Hoog
De toon van beide is hoog gestemd. Het is één en al lofzang op de genade die de Heere de Zijnen zojuist bewezen heeft: Hij heeft aan Zijn tafel onze zielen gespijzigd. Je zou bijna zeggen dat geen rekening gehouden wordt met een bekommerde ziel voor wie het zicht op de inhoud van de tekenen dit keer maar beperkt of zelfs duister en verborgen bleef. Of met één die weliswaar in gehoorzaamheid aankwam maar bij wie het geloof geheel is ingezonken en die dat onder de bediening ook zo moest ervaren. Voor de ervaring was er niet meer dan een hapje brood en een slokje wijn. De geestelijke duiding van dit alles bereikte het hart niet en de troost waarnaar werd uitgezien – of misschien zelfs dat niet – bleef uit.
Moet daaraan dan geen aandacht geschonken worden nu de bediening ten einde is?
Dat Olevianus toch voor een stellige en verheven toon koos, is niet omdat hij van de neergang van het geestelijke leven geen weet had. De eerdere inhoud van het formulier toont het wel anders. Lezen we immers niet over “de verslagen harten der gelovigen” en over de zelfaanklacht aangaande “de vele gebreken en ellendigheid” die zij in zich bevinden, “namelijk dat wij geen volkomen geloof hebben…”, enz. Nee, daar wist hij wel terdege van. Toch geeft hij daar aan het slot van het formulier geen stem aan. Hier wordt gesproken op de hoogte van het geloof dat aan de tafel gevoed en gelaafd is. Het geloof dat in zichzelf zwak en onvolkomen is, maar dat weet heeft van de ontfermingen van God in Christus die het dan ook waard is om geëerd en geprezen te worden. Trouwens, de lofzegging heeft ook het karakter van prediking, verkondiging, die alsnog het hart van Gods kerk op de hoogte van deze roemtaal brengen wil. De oproep klinkt: “… zo laat ons al tezamen Zijn Naam met dankzegging prijzen!” Je zou kunnen zeggen dat de opsteller zoveel krediet op de Heere heeft, dat hij er bij voorbaat van uitgaat dat met het eten en drinken van brood en wijn ook het geloof, dat is: het eten en drinken van Christus’ vlees en bloed, gegeven is.

Er is in dit slot van het formulier nog iets dat opvalt. De opsteller houdt kennelijk geen rekening met mensen die als hypocrieten aan de tafel hebben gezeten.
Hypocrieten, dat zijn degenen die niet in oprecht geloof en met een boetvaardig hart gekomen zijn. Degenen die, om met het formulier te spreken, “het lichaam des Heeren niet onderscheiden” en die zich “een oordeel eten en drinken.” Gaat de opsteller er van uit dat die er niet zijn? Opnieuw verwijs ik naar eerdere gedeelten van ditzelfde formulier. Ik formuleerde er al uit. De praktijk van de avondmaalsviering was aan onze vaderen zeer wel bekend. Oude kerkenraadsnotulen, met daarin de strenge behandeling van tuchtgevallen, inclusief de afhouding van het Avondmaal, vertellen het ons duidelijk. Helaas kwamen en komen er mensen aan de tafel die wel het brood en de wijn ontvangen, maar die ze niet ontvangen in geloof. Voor hen is de viering van het sacrament niet tot zegen, maar tot oordeel. Toch komt het misbruik hier niet meer ter sprake. De dingen die gezegd zijn, zijn gezegd. Ze lieten aan duidelijkheid niet te wensen over. Maar in de terugblik op het Avondmaal laten onze vaderen het geloof spreken. Het geloof dat noopt tot dankbaarheid, en dat opgeroepen wordt tot lof en dank aan de Heere.
“Geliefden in de Heere, dewijl de Heere nu aan Zijn tafel onze zielen gespijzigd heeft…” Het is de krachtige taal die zo kenmerkend is voor het getuigenis van de reformatorische vaderen. Beleden vanuit de wetenschap dat elke boetvaardige zondaar die zich ootmoedig wendt tot de Heere Christus, en zijn of haar verwachting alleen op Hem stelt, niet beschaamd zal worden. Daar staat de Heere Zelf garant voor. Dan zal ook blijken dat de tekenen van Christus’ inzettingen niet leeg en ijdel zijn. Wat van het Wóórd van God geldt, zal ook blijken aangaande de zégels van het verbond: ze zullen niet ledig tot Hem wederkeren, maar ze zullen doen hetgeen Hem behaagt, en ze zullen voorspoedig zijn in hetgeen waartoe Hij ze heeft gezonden [vgl. Jes. 55: 11]. Ze zullen hun gezegende uitwerking niet missen. Welnu, in dat geloof is het slot van het formulier geschreven zoals het is geschreven. “Dat brood en die wijn wijzen naar het offer van Christus heen. In artikel 33 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis staat: want Jezus Christus is hun waarheid, zonder Wie zij niet met al zijn zouden. Jezus Christus is hun waarheid. Dat is hun verwachting; daarop leunen zij. Dat is het fundament van hun ziel. Daarom zullen die tekenen voor hen ook niet ledig blijven. Zonder Hem zouden zij ijdel, leeg zijn.” [ds. D. Rietdijk].

Sacramenteel
Ondertussen komt ons dit ‘hoge’, wezenlijke spreken misschien toch wel wat vreemd over. Het kan ons als irreëel in de oren klinken. We hebben toch met de werkelijkheid te maken? De werkelijkheid van het ingezonken geloof en van de duisternis waarin Gods kinderen kunnen verkeren. En ook de realiteit van de scheiding die door de gemeente loopt, ook door de avondmaalstafel, zo moeten we vrezen. Waarom wordt dan aan het slot van het formulier gesproken alsof er alleen ‘perfecte’ gelovigen zijn?
Op deze wijze tegen dit slot van het formulier aan te kijken, doet geen recht aan de inhoud ervan. Om twee redenen niet. Allereerst niet omdat met name in het dankgebed blijkt dat hier in het geheel geen volmaakte gelovigen aan het woord zijn. Gebeden wordt immers om een waarachtig geloof, om versterking van het geloof en om het dagelijks toenemen in het geloof. Dit kan alleen gebeden worden in het besef van een onvolkomen en zwak geloof dat telkens gevoed en versterkt moet worden. Juist de beoefening van de ware door Gods Geest gewerkte dankbaarheid heeft weet van verootmoediging en van grondeloze barmhartigheid.

Maar er is nog iets anders te zeggen over de wijze van spreken aan het slot van het avondmaalsformulier. We bemerken hier iets van het zogenaamde sacramentele spreken, zoals men dat in de tijd van het Reformatie voluit bezigde. Het is een manier van spreken die, zo vrees ik, ons wat vreemd geworden is. Wat ik hiermee bedoel? Laat ik verwijzen naar het slot van het doopformulier. Denkt u maar aan het bekende dankgebed, waar de Heere erkend wordt voor de weldaad “dat Gij ons en onze kinderen door het bloed van Uw lieve Zoon Jezus Christus al onze zonden vergeven en ons door Uw Heilige Geest tot lidmaten van Uw eniggeboren Zoon en alzo tot Uw kinderen aangenomen hebt…” We kennen de vragen die daarbij regelmatig gesteld worden. Zelfs zijn er kerken en gemeenten waar dit dankgebed niet wordt gelezen. Het zou te ruim zijn. Het zou voedsel geven aan de gedachte alsof alle gedoopte kinderen zalig zijn. Toch wordt dat geenszins bedoeld. Hier wordt de sacramentele wijze van spreken toegepast. Namelijk: vanuit het wezen en vanuit de vervulling van Gods beloften, die in Christus Jezus ja en amen zijn. Welnu, aan het slot van het avondmaalsformulier komen we iets dergelijks tegen. Hier stijgt de toon van het formulier tot de hoogte van het geloof, dat stáát maakt op Gods Woord. Dat uitgaat van de volle werkelijkheid op de manier van het geloof. Olevianus denkt en spreekt hier van God uit! In deze wijze van zeggen klinkt de erkenning van de waarachtigheid van de belovende Heere door, “die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven…”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 2 oktober 2012

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Het avondmaalsformulier (75)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 2 oktober 2012

Bewaar het pand | 12 Pagina's