Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Werk van Boven en houding beneden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Werk van Boven en houding beneden

DL I, art. 13

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een bekende uitdrukking is: ouders brengen kinderen groot en de Heere de Zijnen klein. Het eerste is een gave van de Heere. Door Zijn trouwe zorg gebeurt het. Zeker komt die zaak tijdens het huisbezoek ter sprake. Wat van de Heere in bovenstaande uitdrukking gezegd wordt, is waar en wordt waar. Echter, het vraagt wel toelichting. Want het kinderbeeld en het kinderleven kan een afschaduwing genoemd worden van de ontwikkeling van de kinderen Gods. In het Woord worden we er op gewezen.

Groei
Het staan naar geestelijke groei en vermeerdering van kennis wordt gehoord en er wordt zelfs op aangedrongen. De evangelische aansporingen of opwekkingen daartoe komen we in de apostolische brieven tegen. We dienen na te gaan in welk verband Petrüs zijn woorden plaatst: benaarstigt u temeer om uw roeping en verkiezing vast te maken (2 Petrus 1:10). Ook dienen we na te gaan wat het inhoudt: opwassen in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker (2 Petrus 3:18). De werkelijkheid daarvan en de uitwerking daarvan maakt de mens niet groot. Wanneer het groot denken en spreken van zichzelf er is, brengt de Heere wel op de juiste plaats. Dat groot denken en spreken kan er zijn door bepaalde wegen of door bepaalde omstandigheden. De Heere werkt genadevol tweezijdig. Hij maakt groot en zelfs groter. Anderzijds maakt Hij klein en steeds kleiner. Die tweeërlei werking gaat door tot het einde van het leven. Welk een levensvoorbeelden treffen we in het Woord van de Heere aan. Het zich vernederen voor de Heere volgt op het weldoen van de Heere. Als Petrus de gevulde schepen met vis overziet, na een nacht van niets gevangen te hebben, is dat uiteraard met een bepaalde stemming. Hij valt op zijn knieën voor de Heere en zegt: Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens. Weerklank vinden de belijdenissen van wat men is in zichzelf voor Gods aangezicht. Want waar het geestelijk leven werkt gaan Godskennis en zelfkennis samen. Bij verdieping of vermeerdering van kennis neemt dit toe. Dit mag bijzonder voor ambtsdragers geen vreemde zaak zijn. Zij behoren toerusting te geven. In aanbidding en in verwondering wordt beleden: Uit hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid (Rom. 11:36). Het werk van Boven doet beneden veel. Het hoofddoel van de Heere is aanbidden, neerknielen aan de genadetroon van de Heere. Daar wijzen de Dordtenaren ook op in hun belijdenisgeschrift als het gaat over de verzekering van de persoonlijke verkiezing. Zelfverheffing of zelfverzekerdheid is uitgesloten. Zeker, het kan daartoe komen. Het doel en de vrucht van de zonde in het paradijs, namelijk zelfverhoging, kan aansluiting vinden in het leven van het kind des Heeren. Wat bij de discipelen leefde in het verleden, is in het heden niet vreemd. Echter, die drang strekt niet tot eer van God en de gevolgen blijven niet uit. Ook niet in het ambtelijke leven. De Heere geeft Zijn eer aan geen ander.

Verootmoediging
Wat nu door de Dordtenaren wordt beleden is zuiver en strekt tot de eer van de Heere. Het blijkt in houding, in woord en daad. Voor het aangezicht van de Heere, maar ook onder de mensen. Verootmoediging voor de Heere is geen vormelijke zaak, maar het resultaat van de daad of het spreken van de Heere. Wat de Heere doet of laat horen, laat vrucht na. Het gevoel wordt geraakt. Er is emotie. Men kan het wonder niet op. Tegen de achtergrond van eigen verdoemelijkheid. De houding en de belijdenis van Ruth voor Boaz is een levensbeeld van een oprecht christen. De verzekering van de uitverkiezing en de overdenking daarvan maakt klein en stil voor de Heere. Geen hoera- stemming! De verootmoediging neemt toe naarmate men rijker zicht op de Heere en Zijn deugden krijgt. Het gaat immers om Zijn trouw. Zijn onverwin’bre krachten. Dit te belijden wordt de lust, het levensdoel. De beantwoording aan wat er staat: dit volk heb Ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen. Dit heeft niets te maken met wat bewegingen of kreten op de preekstoel. Wat kan het ook daar gaan om de persoon en niet om de Heere.

De geopende Fontein
Maar we worden bij nog meer stilgehouden. Het leven van een christen is geen renteniersleven, maar een belevend leven. De ondervinding en het verstaan van Gods barmhartigheid en de onpeilbaarheid van die barmhartigheid leidt tot aanbidding van de Heere. De overdenking van Gods verzekering^ waarin uitstraalt Zijn barmhartigheid, doet staan naar reiniging en heiligende kracht die plaats vindt door het bloed van Christus. De christen voelt de pijn van: ik ben niets, ik kan niets, ik laat na. Er is zonde van bedrijf en zonde van nalatigheid. Waar de Heere recht op heeft treft diep. Het is uitgesloten daar volkomen aan te beantwoorden. Maar er is de geopende Fontein (Zacharia 13:1) waar steeds gebruik van gemaakt mag worden. Het ‘om Jezus’ wil’ wordt duidelijk onderstreept in het gebed. De christen wordt ook geraakt door de liefde waar de apostel van zegt: De liefde vergaat nimmermeer (1 Cor. 13:8). Onovertrefbaar is de wetenschap: Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat we zouden leven door Hem (1 Joh. 4:9). En we hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad (1 Joh. 4:19). Het geef wederliefde.

Ootmoed
De verzekering van de verkiezing maakt geen hoogmoedige christenen. De overtuiging van de verkiezing leidt tot ootmoed. Het leidt tot verwondering, want men is en blijft zondaar. De zelfkennis gewerkt door de Heilige Geest overtuigt en overtuigt al meer dat men de eeuwige verdoemenis verdiend heeft. Maar nu is er de insluiting, de vastheid voor eeuwig. Dit doet veel. Duidelijk wordt het beleden in art. 13. Dit geeft de Schrift beeldend weer in de gelijkenis van de wijnstok en de ranken. Hierin wordt de beleving van de christen getekend. De beleving van de echte christen. Het is zo: aan de boom kent men de vruchten. Aan de vruchten kent men de boom. Onze tijd heeft geen behoefte aan levenmakers, maar aan levendgemaakten, zoals beschreven in het boek der Handelingen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 14 mei 2013

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Werk van Boven en houding beneden

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 14 mei 2013

Bewaar het pand | 12 Pagina's