Religieuze gevoelens (1)
Inleiding
In dit uitgebreide artikel willen we aandacht geven aan een boek van Jonathan Edwards getiteld “Religieuze gevoelens.” De ondertitel van het kloeke, inhoudsrijke, soms wel wat breedsprakige boek luidt: ‘Over geloof en gevoel.’ De auteur Jonathan Edwards maakt in dit boek onderscheid tussen het ware werk van genade en het nabijkomende werk. Niet alle religieuze ervaringen zijn door de Heilige Geest gewerkte ervaringen. Dat gold niet alleen voor de tijd van Jonathan Edwards (hij leefde van 1703-1758) , dat geldt ook voor onze tijd. We hebben de geesten te toetsen of ze uit God zijn. Er dient onderscheiden te worden tussen ware en valse godsdienst. Het is een goede zaak hierbij het standaardwerk van Jonathan Edwards te betrekken. In de inleiding van de hand van de auteur lezen we op blz. 20 het volgende: “Wat ik nu voor ogen heb, is het karakter en de kenmerken aan te tonen van de genadige werkingen van Gods Geest, en te laten zien waarin deze verschillen van alle werkingen in de menselijke geest die niet zaligmakend zijn.” Op blz. 24 lezen we: “Ware godsdienst bestaat grotendeel uit heilige gevoelens.” In het boek behandelt de auteur eerst kenmerken die niet kunnen bewijzen of godsdienstige gevoelens voortkomen uit genade. Daarna beschrijft hij kenmerken van ware genadige en geheiligde gevoelens.
Historische achtergrond
Jonathan Edwards heeft in de gemeente van Northhampton (Noord- Amerika), waar hij als predikant mocht arbeiden, een belangrijk aandeel gehad in godsdienstige opwekkingen die met godsdienstige gevoelens gepaard gingen. In de tijd van Edwards was er sprake van twee uitersten wat de mening over de godsdienstige gevoelens betreft. Het ene uiterste was dat alle godsdienstige gevoelens als uitnemende oefeningen van ware genade beschouwd werden. Maar bij sommigen waren deze hoge gevoelens op niets uitgelopen, zij keerden terug tot hun oude leven zoals een hond tot zijn uitbraaksel terugkeert. Dit veroorzaakte een ander uiterste: het verwerpen van alle godsdienstige gevoelens. Edwards ziet hierachter het werk van de satan. Eerst strooide satan onkruid tussen de tarwe door valse en ware godsdienstige gevoelens met elkaar te vermengen. Satan vermengde de valse gevoelens met de werken van Gods Geest. Toen dat openbaar kwam paste de satan een andere methode toe: hij wilde doen geloven dat alle gevoelens en aandoeningen in de godsdienst waardeloos zijn. Op die manier verwordt de godsdienst tot een dode formaliteit. Terecht stelt Edwards op blz. 58 “Alhoewel er in de ware godsdienst inderdaad ook nog iets anders moet zijn dan alleen gevoelens, bestaat de ware godsdienst toch in zo grote mate uit gevoelens dat er zonder hen geen ware godsdienst kan bestaan. Wie geen godsdienstige gevoelens bezit, is geestelijk dood, en is geheel verstoken van de krachtige, levendige en zaligmakende invloeden van Gods Geest in zijn hart. Zoals er geen ware godsdienst bestaat waar uitsluitend gevoelens zijn, zo bestaat er ook geen ware godsdienst zonder godsdienstige gevoelens.”
Gevoelens van Israël
Het volk Israël was zeer aangedaan door Gods genade toen zij het wonder hadden gezien dat de Heere voor hen bewerkte bij de Rode Zee. We lezen daarvan op blz. 69 “Zij zongen daar Gods lof. Ondanks dat vergaten zij spoedig Zijn werken. Zo waren zij opnieuw zeer aangedaan bij de berg Sinaï, toen zij zagen hoe God Zich daar op wonderbare wijze openbaarde. En ze schenen daardoor krachtig toegewijd te zijn in hun gemoed. Toen God hun Zijn heilig verbond voorstelde, antwoordden zij met grote bereidwilligheid en zeiden: ‘Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen, en gehoorzamen.’ Maar hoe spoedig kwam er een eind aan deze grote bereidwilligheid en toegewijde gevoelens! Hoe spoedig wendden zij zich tot andere goden, en juichten en schreeuwden rondom hun gouden kalf!” Bij velen van het volk Israël was er wel sprake van godsdienstige gevoelens, maar niet van zaligmakende genade.
Gevoelens ten aanzien van Jezus
We lezen op de blz. 69 en 70 een treffend voorbeeld van religieuze gevoelens die een zeer hoog niveau hebben bereikt en toch niets van de ware religie in zich hebben. “Wat was de schare aangedaan en zeer opgetogen door het wonder van de opwekking van Lazarus uit de dood. Ze gaven Jezus een machtig eerbetoon toen Hij weldra Jeruzalem binnenreed. Ze maakten Christus op bijzondere wijze groot. De grond was niet goed genoeg om te betreden voor de ezel waar Hij op reed. En daarom sneden zij takken van de palmbomen en strooiden die op de weg. Ja, zij trokken hun klederen uit, spreidden ze op de weg en riepen met luider stem: ‘Hosanna. De Zone Davids! Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heeren! Hosanna in de hoogste hemelen! ‘, zodat het weerklonk in de gehele stad, en allen in oproer bracht.” De mening van de schare veranderde in korte tijd. “En hoe snel kwam er een eind aan dit eerbetoon! Al deze dingen waren bedwongen en verstorven toen deze Jezus gebonden stond, met een spotkleed en een doornenkroon, om bespot, bespuwd, gegeseld, veroordeeld en ter dood gebracht te worden. Inderdaad, er was opnieuw een groot en luid geroep onder de schare, evenals tevoren, maar nu van een geheel andere aard. Het was geen ‘Hosanna, hosanna’, maar ‘Kruist Hem, kruist Hem.’
Godsdienstige gevoelens van Bileam
Een mens kan zonder genade ernstige godsdienstige verlangens hebben. Op blz. 98 bespreekt de auteur de verlangens van Bileam. “Zo kan een mens zonder genade ernstige godsdienstige verlangens hebben, net als Bileam, die zijn begeerten uitsprak toen hij een buitengewoon zicht kreeg op de gelukkige toestand van Gods volk, in onderscheid van de rest van de wereld. Num 23:9-10: ‘Want van de hoogte der steenrotsen zie ik hem, en van de heuvelen aanschouw ik hem; ziet, dat volk zal alleen wonen, en het zal onder de heidenen niet gerekend worden. Wie zal het stof van Jakob tellen, en het getal, ja, het vierde deel van Israël? Mijn ziel sterve de dood der oprechten, en mijn uiterste zij gelijk het zijne!’ Zij kunnen ook een sterke hoop hebben op het eeuwige leven, net als de Farizeeën.”
Schijnbare overtuigingen en vertroostingen
Op blz. 115 schrijft de auteur over een bepaalde volgorde van overtuigingen en vertroostingen die als een ontwijfelbaar bewijs van genade worden gezien, maar het niet hoeven te zijn. “De ervaring bevestigt duidelijk dat het geen zeker bewijs van genade is als de schijnbare overtuigingen en vertroostingen van een persoon elkaar opvolgen op een manier en volgorde die vaak bij de ware bekeerden wordt waargenomen. Ik beroep mij op al die predikanten in dit land die in de recente buitengewone periode en seizoen veel gelegenheid ontvingen om met zielen te handelen. Zijn er niet velen geweest die een oprecht verslag van hun ervaringen hebben gegeven, die volgens de regels bekeerd schenen te zijn, dat wil zeggen met overtuigingen en gevoelens die elkaar precies opvolgden op de manier en volgorde die normaal gesproken gehouden wordt voor de manier van werken van Gods Geest in de bekering, die later toch onbekeerd bleken?” Wel tekent de auteur aan dat op grond van Schriftuurlijke principes duidelijk kan worden aangetoond dat een zondaar niet oprecht Christus als zijn Zaligmaker kan ontvangen als hij niet overtuigd is van zijn zonde en ellende, zijn leegheid en hulpeloosheid en zijn rechtvaardige woestenij van eeuwige verdoemenis.
Het krijgen van teksten
r zijn mensen die plotseling en op een buitengewone manier enkele teksten in hun gedachten krijgen, die de toestand verklaren waarin zij verkeren. We lezen hiervan op blz. 292 dat die teksten hun direct verklaren dat hun zonden zijn vergeven, of dat God hen liefheeft en hen zalig zal maken. Het kan zijn dat zij een reeks van teksten achter elkaar in gedachten krijgen met hetzelfde doel. Dit brengt die mensen tot de overtuiging dat het de waarheid is. We lezen dan op blz. 293 “Maar er is in werkelijkheid (zoals hiervoor reeds aangetoond) geen enkele Schriftplaats die in directe zin, of op enige andere wijze, verklaart dat enig mens in een goede staat verkeert, dan alleen bij wijze van gevolgtrekking. Daarom is dit inzicht niets anders dan een droombeeld en het geheel is bedrog, in plaats van een werkelijk zicht op de waarheid van Gods Woord. Werkelijk de waarheid van Gods Woord te zien, is de waarheid van het Evangelie te zien. Dat is de heerlijke leer die Gods Woord bevat aangaande God en Jezus Christus, en de weg der zaligheid door hem, en de wereld der heerlijkheid die Hij is ingegaan en gekocht heeft voor al degenen die geloven. Het is geen openbaring dat die en die bepaalde mens een ware christen is en naar de hemel zal gaan. Daarom komen gevoelens die slechts voortkomen uit zo’n overtuiging van de waarheid van Gods Woord voort uit bedrog en niet uit ware overtuiging, en zijn ze dientengevolge misleidend en ijdel.”
(wordt vervolgd)
N.a.v. Jonathan Edwards, Religieuze gevoelens, gebonden, 523 blz., € 24,95, Uitgeverij Om Sions Wil, Gouda, ISBN 978-94-91586-10-1.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 6 augustus 2013
Bewaar het pand | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 6 augustus 2013
Bewaar het pand | 12 Pagina's