Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De liefde van Christus tot Zijn duif

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De liefde van Christus tot Zijn duif

Mijn duive, zijnde in de kloven der steenrots, in het verborgene ener steile plaats, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen. Hooglied 2:14a

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De naam die Hij haar geeft
Christus geeft Zijn Bruidskerk allerlei namen. In onze tekst lezen we dat Hij haar aanspreekt als ‘Mijn duive’. Wat bedoelt de hemelse Bruidegom Christus daarmee? Hoe spreekt de Schrift op andere plaatsen over Gods Kerk als over een duif? Op vier manieren: Allereerst tekent de Schrift Gods Kerk een bevende duif. We lezen in Hoséa 11:11: ‘Zij zullen bevende aankomen als een vogeltje uit Egypte, en als een duif uit het land van Assur’. Gods Kerk beeft voor het Woord van God. Waarom? Omdat ze iets heeft ervaren van Gods majesteit, heiligheid en rechtvaardigheid, toen Hij door dat Woord ging spreken tot haar hart. In de tweede plaats wordt Gods Kerk ons voorgesteld als een kermende duif. Want in Ezechiël 7:16 staat: ‘zij allen zullen zijn gelijk duiven der dalen, kermende, een ieder om zijn ongerechtigheid.’ Zoals de duif de droevige klanken van haar gekir laat horen, zo kermt Gods Kerk over haar zonde, als Gods Geest een zondaar laat zien Wie God is, en wie zij is. In de derde plaats is Gods Kerk een reine en schone duif. De duif behoort immers tot de reine dieren en in Psalm 68 wordt haar schoonheid bezongen. Dat is een schoonheid die zij bezit in Christus. In zichzelf is ze mismaakt. Maar wanneer ze gezien wordt in het licht van het Borgbloed van Christus, zal ze ‘door ’t Goddelijk oog belonkt, weer met haar schoonheid pralen’. Tenslotte is ze ook een oprechte duif (Matth. 10:16). Oprecht was ze niet. Integendeel: in zichzelf is ze leugenachtig en arglistig. Maar ze is oprecht, eenvoudig gemaakt door Gods Geest. En als dat gebeurt, komt een mens op de plaats van David: ‘‘k Verborg geen kwaad dat in mij werd gevonden’. Terwijl er tegelijk ook het gebed is: ‘Heere, maak mij waar voor U en ontdek me aan alle overgebleven arglistigheid’. Bent u, lezer, van een onreine raaf tot zo’n duif gemaakt? Zodat u ging beven voor het Woord? Ging kermen om uw ongerechtigheid? Eerlijk gemaakt werd voor God? De reiniging van al uw vuile zonden ging zoeken buiten uzelf, om het – in een weg van recht – te vinden in het bloed van Christus?

De plaats waar Hij haar vindt
Deze duif bevindt zich nu, volgens de tekst, in ‘de kloven der steenrots, in het verborgene ener steile plaats’. U moet daarbij denken aan een wilde duif of rotsduif, zoals die in Israël voorkomt. Als zo’n dier in gevaar komt, doet ze soms heel dwaas. Ze raakt in paniek, begint te fladderen en zoekt haar toevlucht op de verkeerde plaats. Soms zelfs bij de vijand. De duif is een ‘botte’, domme duif zonder ‘hart’. Zonder verstand. Zo spreekt Hoséa 7 over de duif. Wel, is dat niet vaak het beeld van Gods Kerk? Dan zit ze in vrees, te neer geslagen, in het donker. Ze weet niet hoe ze tot haar Bruidegom moet komen. Ze durft de hand van het geloof niet op Hem te leggen. En in een treurige toestand houdt ze zich verscholen voor haar Bruidegom. In de kloven van de steenrots. Kan dat juist niet het geval zijn als Gods Kerk in een zonde gevallen is? Of als er sprake is van een diepere ontdekking aan de zonde? Als Gods kind zijn onwaardigheid moet inleven? Ik denk aan David in Psalm 32. Hij behoorde tot Christus’ Bruidskerk. Maar hij was in zonde gevallen. Zo onrein en schuldig. Zo vol vrees en schaamte. En hij houdt zich meer dan negen maanden verborgen in de kloven van de steenrots. ‘Toen ik zweeg…’ Kind van God, bevindt ú zich op dit moment als zo’n duif in de kloven van de steenrots? Vervult vrees en schaamte uw hart? Durft u uw Bruidegom niet onder ogen te komen vanwege uw schuld? Weet u niet hoe u tot Hem zult naderen? Schijnt Hij ver van u, omdat u door eigen schuld ver bij Hem vandaan gedwaald bent?

Het verzoek dat Hij haar doet
Hoor dan de stem van deze hemelse Bruidegom. Hij noemt Zijn Kerk bij de naam die ze duizendmaal verzondigd heeft. ‘Mijn duive’. Want Mijn Vader heeft u van eeuwigheid aan Mij gegeven. En Ik heb u met Mijn bloed gekocht. Hij weet waar u, ook in deze ogenblikken, woont: ‘zijnde in de kloven der steenrots’. Ik weet waar u zich verscholen houdt. Ik weet van uw vrees, uw schaamte, uw schuld, uw ongeluk. En Hij zegt: ‘Toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen’. ‘Toon Mij uw gedaante’. Letterlijk staat er: Doe Mij uw aangezicht zien. Dat aangezicht, waarvan de bruid moest zeggen: Het is zwart.
Dat door de zonde getekende aangezicht. De Bruidegom zegt: Toon het Mij. Ik zal u reinigen en Ik zal u volmaken. Ja, meer nog: ‘Uw gedaante is lieflijk’. Want Ik zie Mijn eigen werk. En in Christus bent u rein en volmaakt. ‘Doe Mij uw stem horen’ – Dat is een aansporing tot het gebed. Stort voor Mij uit uw ganse hart. Doe Mij de stem van uw schuldbelijdenis horen. Doe Mij de stem van uw smekingen horen. Doe Mij de stem van uw danktonen horen. Is dat geen wonder? Christus hoort op dit moment het gezang van de tienduizenden engelen. Hij hoort de lof die de triomferende Kerk Hem volmaakt toebrengt. En tegelijk neigt Hij Zijn oor naar de kloven van de steenrots. En Hij zegt tot Zijn treurende bruid: Doe Mij uw stem horen. Zo spreekt Christus en verklaart Hij Zijn liefde aan Zijn bruid. Kom, bent u Zijn duif? Hebt u Zijn stem gehoord? Dat u zou uitgaan op Zijn spreken! En als u het niet bekijken kunt? Doe Hem nochtans uw stem horen! Al klinkt die stem uzelf in de oren als het hese roepen van een raaf. En als u nog onbekeerd en buiten Christus voortleeft? Dan geldt in een andere zin ook nog in het heden van de genade: Toon Hem uw mismaakte, melaatse gedaante. Opdat Hij u reinigen zou. Doe Hem uw stem horen. Zoekt de Heere, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is!

Damwoude

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 12 november 2013

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De liefde van Christus tot Zijn duif

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 12 november 2013

Bewaar het pand | 12 Pagina's