Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Alles door en naar het Woord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alles door en naar het Woord

DL 5 art 9 en 10

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Heidelbergse Catechismus komen we bijvoeglijke naamwoorden tegen. Onder andere: wat is een waar geloof. De opmerking wordt gemaakt: laten we dit bijvoeglijk naamwoord bij geloof maar weglaten. De uitdrukking waar geloof heeft al wat discussies gegeven.

Het ware geloof
Het ware geloof wordt gesteld tegenover het historisch, tijd en wondergeloof. Wat hebben verschillende mensen het moeilijk gehad met deze onderscheiding, hier en daar is dat nog zo. Door theologen is geponeerd: er is maar één geloof, het geloof in, gelijk dat staat in de Apostolische geloofsbelijdenis. De uitdrukking ‘een waar geloof’ valt niet te ontkennen als we de Schriften lezen. Maar dan zo, en dat ging aan de opstellers van de Catechismus niet voorbij, het geloof door de Heilige Geest gewerkt, is verstrekkend. Het eindigt niet, het wijkt niet, als de dood komt. Het richt hart, oog en mond, ja het hele leven, op het toekomende leven. In dat licht behoort het geloof gezien te worden en behoren we te spreken van een waar geloof voor leven en sterven. De apostel Paulus legt ook de verbindingslijn tussen het heden en de toekomst. Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven (Rom. 6:8). Hierop wordt ook gewezen in de Leerregels hoofdstuk 5 artikel 9. Daar wordt beleden: de gelovigen zijn ook verzekerd naar de mate des geloofs waarmede zij zekerlijk geloven, dat zij zijn en altijd blijven zullen ware en levende leden van de Kerk, dat zij hebben vergeving der zonden en het eeuwige leven. Dit staat vast. Gods Geest geeft naar Gods wil de zekerheid van het geloof. Het geloof in God en ook wat zichzelf betreft. Men is ervan overtuigd een zondaar te zijn. Schuldig. Gods verwerping verdiend. Er is berouw. Er is een uitzien naar en behoefte aan Christus en Zijn werk. De gang van de tollenaar is bekend en zijn belijdenis is vertolking van eigen leven. Bij het brandofferaltaar klinkt: O God, verzoen mij de zondaar met U. Zo komt het tot een persoonlijk kennen van de vergeving der zonden. Het geloof daarin en de behoefte daaraan gaat het leven door. Zondag 51. Wil ons arme zondaren al onze misdaden en ook de boosheid die ons altijd aanhangt om des bloeds van Christus wil niet toerekenen. Hoe meer de Schrift voor ons open gaat, hoe rijker de inhoud van de troost en het Voorwerp van het geloof is. Hoort Johannes liefdevol spreken: Kinderkens. Wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus de Rechtvaardige (1 Joh. 2:1). Wat is te verkrijgen in het heden en wat tot geloofszekerheid kan dienen, zelfs geloofsverzekering. Laat dit niet zo overkomen dat wij een trap hoger komen. Juist het tegendeel. Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de Heere denkt aan mij (Psalm 40:8). Hij houdt Zijn Woord en dat geldt van de drie-enige God. De Heere geeft geloofszekerheid. De zekerheid van en door God. Die God is ons een God van heil, leidt tot verstrekkend belijden. Hij schenkt uit goedheid zonder peil, ons ’t eeuwig zalig leven. Komt het einde van het leven? Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij het naad’ren van de dood, volkomen uitkomst geven. Wat geeft God de Heere een zekerheid van Zijn doen in leven en sterven. Het is te vatten dat de Heidelberger begint met de vraag: Wat is uw enige troost in leven en sterven?

De prediking
Staat de kerkdienst buiten die kennis en dat onderwijs? We moeten niet vergeten dat de opstellers van de belijdenisgeschriften dienaren van het Woord waren. Wat een getuigenissen, persoonlijke getuigenissen omtrent de dienst van het Woord hebben we. Samengevat lezen we: het belieft nu God, Zijn werk der genade door de prediking van het Evangelie in ons te beginnen. Hij bewaart, achtervolgt en volbrengt het door het horen, lezen en overleggen daarvan mitsgaders door vermaningen, bedreigingen, beloften en het gebruik van de Heilige Sacramenten, DL V art. 14. Dit alles staat niet los van de zondag. Er werd gevraagd: Wat is uw rijkste dag? Het antwoord was: de zondag, want dat is Gods rijke gave. Gelijk we dat zo aantreffen in de Psalmen. Hoe liefl’lijk, hoe vol heilgenot, o Heer’, der legerscharen God, zijn mij Uw huis en tempelzangen. Hoe branden mijn genegenheên, om ’s Heeren voorhof in te treên, mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen. Mijn hart roept uit tot God Die leeft en aan mijn ziel het leven geeft! (Ps. 84:1). Oude berijming. Maar dat is het niet. Het is berijming van het leven. Hier klopt en spreekt het leven. De drie-enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, zijn betrokken bij Gods huis en tempelzangen. Waar nu de betrokkenheid is op de drie-enige God, daar leeft men bij Gods woning, die woning is ’s Heeren werkplaats, ’s Heeren wonderplaats. Daar spreekt en werkt het wonder van Gods genade. Het grote wonder dat de heilige God wil wonen onder en werken in de prediking. Men wil op zondag daarvan meer horen en kennen. Horen wij daarbij? Dominees behoren het ook te kennen. De werkweek staat daar niet buiten. De Heere is present in de werkweek. Hij geeft de moeden krachten en Hij vermenigvuldigt de sterkte dien die geen krachten heeft (Jesaja 40:29). Hun geeft Hij moed en krachten, die hopend op Hem wachten. En klagers worden dragers. Ook voor hen wordt het telkens zondag. Gods dag met Gods Woord. Zijn lied en Zijn opwekking tot het gebed. Gaat het over de zondag en de diensten, dan werd daar in de vorige eeuw meer over gesproken dan nu. Het persoonlijk leven stond daar niet buiten. Een levensvoorbeeld voor jongeren. In samenkomsten van jongeren zou meer de gave van de zondag aan de orde moeten komen. Het karakter en de vulling van de zondag. Maar de betekenis, de woorden, de zegen zou meer moeten spreken tot jaloers making en tot het gebed: Och, Heere, geef thans Uw zegeningen, och Heere geef heil op deze dag (Ps. 118:12). Het uitzien naar de zondag. Het catechetisch onderwijs staat daar niet buiten. Door de zegenende God worden we door Bijbels, confessioneel onderwijs, Bijbels geleid, geleerd en gefundeerd. Het antwoord op geloofsvragen wordt ook ontvangen.

Geloofszekerheid
Zo ook wanneer we letten op de overgang naar art. 10. Wordt in art. 9 beleden het kunnen komen tot geloofszekerheid, in art. 10 wordt gedacht aan hen, die leven bij de vraag hoe kom ik tot geloofszekerheid. Geloofsvastheid. Vanzelf niet om daar in te rusten en te leven als een gearriveerd christen. Dat kan de bedoeling zijn, maar daar werkt de Heilige Geest niet heen. Nu is er nog een mentaliteit die zelfs onder predikanten, ambtsdragers leeft. Men ziet het getob over geloofszekerheid als overbodig. Denk aan Gods liefde in Christus en geloof zo in Gods liefde in Christus. Denk aan het triomfwoord van Jezus Christus ‘het is volbracht’ en Pasen de opstanding van Jezus. Dit zegt: alles alles is voldaan. Waar staat dat je niet mag geloven. Geef aan het ongeloof niet toe. Men geeft eenzijdig onderwijs en dat is niet naar de Schriften. Men slaat ook over, men gaat voorbij aan herderlijk pastoraal onderwijs van Jezus. De praktijk laat zien en horen dat wij niet meer nodig hebben. Wij zijn christen en daarom zijn andere vragen primair. We preken en bezinnen op en gaan in op vragen over Gods bestaan en Zijn regering. Milieuvragen. Hoe moeten we staan in de wereld. In prediking en catechese dient nu uit te komen dat we staan in de wereld van de één en twintigste eeuw. Zeker is dat nodig en daarin onderwijs te geven ook, maar niet zonder de levensvraag van McCheyne. Mijn ziel doorziet gij uw lot, hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God. Of zoals Luther opmerkte: Hoe ontmoet ik een genadig God. Genade en geloof zijn geen vanzelfsprekende zaken maar levenswerkelijkheden. Hieruit valt troost te putten het gehele leven. Paulus schreef voor zijn heengaan: Ik heb het geloof behouden (2 Tim. 4:7). Wat nu in art. 10 aan de orde komt wijst op het leven in de zekerheid van het geloof. Een belangrijk gegeven. Voor de gelovige van belang en die ziet uit naar onderwijs.

Het Woord
Zo wordt aan het begin van art. 10 op iets opvallends gewezen. Deze verzekerdheid waarover gesproken is in art. 9 spruit, dat is, komt niet voort uit enige bijzondere openbaring zonder of buiten het Woord. Vanuit de werkelijkheid wordt dit doorgegeven. Gedacht wordt aan Rome. De Reformatie zegt: alleen de Schrift. Puur de Schrift, dat is Gods Woord. Rome zegt: Schrift en traditie, overlevering. Het kwam zo ver: de kerk heerst, regeert en stelt de heiligverklaring. De grond daarvoor is een bijzondere openbaring, na onderzoek legitiem. De Remonstranten geven aan het bijzondere een eigen plaats. Zij is van betekenis om te komen tot de zekerheid des geloofs. Positief zeggen de opstellers: alle bijzondere dingen zonder of buiten het Woord geschied hebben geen dagenraad. Nu moeten we dit gezegde goed lezen: zonder of buiten het Woord om. Dus er gebeurt wel iets door het Woord. Daarop in te gaan is nodig. Want het wonder uit de weg ruimen is niet vreemd. Op of onder de kansel. Bevindelijk leven mag niet geclaimd worden door bepaalde bevindelijke kringen of uitspraken van personen. Met het badwater kan zo gemakkelijk het kind overboord geworpen worden. Ware bevinding en beleving is geloof naar het Woord. Denk aan de Psalmen. De ontmoetingen en de ervaringen beschreven rond de heilsfeiten zijn geen zaken van het verleden alleen. Wat de apostel Johannes heeft geschreven is voor ons van betekenis. Na het sterven van Jezus. En die het gezien heeft die heeft het getuigd en zijn getuigenis is waarachtig en hij weet dat hij zegt hetgeen waar is opdat ook gij geloven moogt Joh. 19:35. Na Jezus’ opstanding en verschijning: Deze zijn geschreven opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus de Zoon van God en opdat gij gelovende het leven hebt in Zijn Naam, Joh. 20:21. Het oprechte geloof is niet zonder bevinding. In zondag 7 staat: Een waar geloof is een stellig weten of kennis waardoor ik alles voor waarachtig houd dat God ons in Zijn Woord heeft geopenbaard. Is dat werkelijkheid, dan gaat veel door ons heen. We zijn betrokken op wat God de Heere van Zichzelf heeft geopenbaard. Zijn deugden en eigenschappen. Het paradijsgebeuren. Zijn heilige wet, de kennis ervan, onze zondestaat. Wat dat is en brengt. Het gemis van God. Wat kan het zondebedrijf tegen Gods barmhartigheid spreken. Het getuigen van God omtrent Jezus Christus geeft blijdschap. Jezus Christus van God geschonken tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en tot een volkomen verlossing. Het geeft geloof in en zo geloofsverbinding. Gaat het over vrede met God, dan wordt verstaan: na bezetting bevrijding, vrede. Verlost uit de heerschappij van de satan. Nog sterker: mijn oorlogsverklaring aan God is voorbij. De hartelijke capitulatie voor God heeft geleid tot een hartelijke liefde tot God en verbinding aan God. De catechismus is van betekenis als leerboek en troostboek. Het onderwijs daaruit en daardoor kan men niet missen. Gelijk er geen geloof is zonder gevoel, zo is er geen geloof zonder bevinding en er is geen bevinding zonder geloof. Uit en naar het Woord. Men wordt bevriend met de dichter van Psalm 119. Welk een plaats had het Woord in zijn leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 mei 2015

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Alles door en naar het Woord

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 mei 2015

Bewaar het pand | 12 Pagina's