Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbels

DL V art. 11

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zijn toegekomen aan art.11. Dit artikel heeft heel wat tongen losgemaakt en dit is nog niet voorbij. Er wordt beleden: Ondertussen getuigt de Schrift dat de gelovigen in dit leven tegen onderscheiden twijfelingen des vleses strijden en in zware aanvechting gesteld zijnde dit volle betrouwen des geloofs en deze zekerheid der volharding niet altijd gevoelen.

Twijfel
Gaat het over verzekerd zijn van het geloof, dan zegt men: wie echt gelooft, dit belijdt en ervan spreekt is een echt christen. Men is gekocht door het Bloed, het Bloed des Lams. Men mag steeds vertrouwen hebben in de hemelse Vader. Niets zal ons scheiden van de liefde van Christus (Rom.8:35). Zo gerust met overtuiging te leven is eis. Een christen mag geen ongelovige gedachten hebben en zeker geen twijfel. Raak je daarin verstrikt, dan ga je zinken, gelijk Petrus toen hij op de golven en niet op Jezus keek. En dat is zonde. Samenvattend: wie een echt geloof bezit, is altijd verzekerd en een waar gelovige is nooit bang. ’s Avonds kan men het hoofd gerust neerleggen. Nu schuiven we de opmerkingen, de gezegden niet geheel weg, als ze maar op de juiste plaats staan. De toetsing aan het Woord en aan echte Schriftgeleerden is geboden. De gelovige is een man van op en neer, maar hij houdt in de bangste twijfel aan God vast. De twijfel houdt verband met het vlees. Heeft het geloof, dat uit de Geest geboren is, de overhand, dan juicht het geloof. Zo haast als ook de allerminste druppel van het geloof in onze harten is ingedrukt, zo beginnen wij reeds Gods aanschijn vreedzaam en liefelijk en jegens ons goedertieren te aanschouwen. Het geloof valt in de ziel als een druppel op de tong van de dorstige. De gelovige is een twee- mens. Aldus Calvijn in zijn institutie. Kohlbrugge schrijft in ‘de ware zelfbeproeving‘ over het verschil tussen ware of schijngelovigen, gelijk Jezus wijst op de 5 wijze en de 5 dwaze maagden (Matth. 25). De schijngelovige is thuis in alle dingen die God aangaan, maar een vreemdeling van zijn eigen hart. Het schijngeloof gelooft zonder God de Heilige Geest. Het schijngeloof weet van geen bestrijding. Het weet niets van de goede maar bange strijd om het geloof te behouden. De schijngelovigen geloven nooit dat zij het mis zouden kunnen hebben en de ware gelovigen juist weer wel. De dwaze maagden denken dat zij wijs zijn en de wijzen vrezen dikwijls dat zij dwaas zijn. Een schijngelovige weet met het gezegde een twee- mens te zijn geen raad. Gaat het over het feit dat een gelovige een twee- mens is, dan zegt Calvijn: het godzalig hart gevoelt in zich een verdeling dat het eensdeels vanwege de kennis der Goddelijke goedheid met zoetheid doorgoten en anderdeels vanwege het gevoelen van zijn ellendigheid met bitterheid benauwd wordt. Eensdeels wordt gerust op de belofte van het Evangelie en anderdeels is er verbaasdheid door het getuigenis van zijn ongerechtigheid. Een geladen, veelzeggende zin. Een zin om over na te denken, te verstaan en voor bespreking. Dit is voluit Bijbels. De levensgeschiedenis van David en de Psalmen geven duidelijk grond om te spreken over wat een gelovige kan zijn. Vandaar dat de eerste zin van artikel 11 niet gewijzigd en nog minder teruggenomen mag worden. In het pastoraat heeft die zin een plaats. Met overtuiging. Vandaar dat het artikel terecht begint met: de Schrift getuigt. In het artikel wordt de Schrift na gesproken. De levenservaring, werkelijkheid van een waar gelovige. Die kent zoals gezegd is geen beredeneerd, zelf opgebouwd, aangepraat en aangemeten geloof.

Strijd
De ware gelovige kent een leven van strijd en van overwinning. Strijd is een levenskenmerk van een christen. Bijzonder in het Nieuwe Testament wordt op de heilige roeping van de geloofsstrijd gewezen. In Zijn prediking gaat de Heere Jezus er niet aan voorbij. We weten met welke aansporingen Paulus tot Timotheüs kwam. Er dient het hele leven gestreden te worden. Strijden voor, strijden tegen. Men leeft op het grondgebied van de vijand en niet te vergeten er is ook de binnenlandse oorlog. Een wapenstilstand mag er niet komen. Geen overleg, geen gesprek. De heilige oorlog mag niet gestaakt worden. Dus altijd strijden. Aanvallen of verdedigen. Daaraan denkend kan de gedachte opkomen dat het staan in ‘s Konings leger niet aantrekkelijk is. Maar dat is het wel. Het ‘Ik ben met u’ is steeds werkelijkheid. In de strijd kan men verwond worden. Maar het levenslied is: En God is ons ten Schild in ’t strijdperk van dit leven en onze Koning is van Isrels God gegeven. Toch zijn er momenten, zelfs uren van vertwijfeling. Welk een belijdenis geeft David van zijn God. Met mijn God spring ik over een muur en met U loop ik door een bende (Ps. 18:30). In 1 Sam.27:11 staat: David nu zeide in zijn hart: nu zal ik één dezer dagen door Sauls hand omkomen. Mij is niet beter dan dat ik haastelijk ontkome in het land der Filistijnen opdat Saul van mij de hoop verlieze om mij meer te zoeken in de ganse landpale van Israël. Zo zal ik ontkomen uit zijn hand (1 Sam. 27:1). David ging tot Achis, de koning van Gath. Gath was voor hem niet onbekend. Het gebeuren daar en de wonderlijke redding zijn voor hem onvergetelijk, 1 Sam. 21:11-15 en Psalm 34. Maar toch? Twijfel en ongeloof kunnen gepaard gaan met eigen geloof. Maar het leidt niet naar en brengt niet tot de getrouwe Verbondsgod. Totdat de Heere ingrijpt. Vol liefde en goedertierenheid. Het dwalend schaap komt in het rechte spoor. In de directe nabijheid van de Herder. ’s Heeren stok en staf vertroosten (Ps. 23). Maar het gebeuren gaat mee als een geleerde les. 5 Nu wijst artikel 11 op twijfel. Op zich kan twijfel of onzekerheid op verschillende zaken of omstandigheden betrekking hebben. Wat kan een twijfelaar heen en weer geslingerd worden. Dat kan geestelijk zelfs zijn ten aanzien van Gods Woord, ‘s Heeren werk, Zijn belofte. Het heden en de toekomst staan voor de aandacht. Wanneer dit postvat en leeft in het hart en bijzonder in het denken, dan blijven de ingevingen van de satan niet achter. Men komt op de zeef van de satan terecht. Maar geloofsgenade wijkt niet. De voorbede van de enige barmhartige Hogepriester blijft. Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude (Lukas 22:32). Twee uitdrukkingen van Calvijn: De twijfel is bijna nooit weg, maar het geloof is nooit helemaal weg. De twijfel is niet een deel van het geloof. Wel van de gelovige. Dit is het overdenken waard. Nu wijst artikel 11 op allerlei twijfelingen van het vlees. In Romeinen 7 en 8 wordt duidelijk beschreven dat een begenadigde zondaar een twee- mens is. Vlees en Geest. Beide leven en werken in één persoon. Wat beide zijn en doen kunnen we lezen. Het zich er bij neerleggen hoe de situatie is of kan zijn, is er niet. Wat kan de twijfel, wat kunnen de verschillende vertwijfelingen sterk zijn en zelfs behoorlijk de overhand hebben. De smeekbeden worden als vurige s.o.s. pijlen opgezonden naar het hemelhof om uitkomst. God de Heere blijft leven en daarom wordt er tot Hem geroepen.

Aanvechting
Nu wordt er nog op een zaak gewezen die van betekenis is en niet onbekend is. Althans bij allen die iets kennen van de drie-enige God en Zijn werk in de aanvechting. Dit is geen vreemde zaak. Aanvechting is bestrijding van iemands geloof of mening (Van Dale). Terecht is gezegd: Aanvechting komt vaak van buiten af naar binnen. Twijfel van binnen uit naar buiten. Aanvechting en bestrijding zijn het werk van de satan, de vorst der duisternis. Satan haat God en laat dit zien en merken. Daar het uitgesloten is om God de Heere Zelf te treffen, treft hij Hem in de Zijnen op verschillende manieren en onder diverse omstandigheden. Listig, sluw, naar de omstandigheden zijn, gaat hij te werk. Het is te vrezen dat het werk van de satan nu onderschat wordt, of dat er zelfs helemaal niet aan gedacht wordt. Wie niet bevreesd is voor de satan, de overste van de wereld, of niet bang is voor zijn werk en invloed, kan spreken en avondmaal vieren, maar zo iemand is een vreemdeling van genade. Neem ter harte wat Paulus schrijft: Doet aan de gehele wapenrusting Gods opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels. Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers dezer wereld der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht (Ef. 6:11 en 12). Er is vandaag veel gevaar vanuit de lucht. Zoeken wij of hebben wij een schuilkelder? Satan laat veel zien en horen. Hij trekt aan Gods kinderen. Staan we als ambtsdragers met een pastoraal woord bij allen die aangevochten worden? Woord en gebed zijn noodzakelijk. Bijzonder wanneer er een zware aanvechting is. De geschiedenis van Job wijst erop. Job zegt: Zie, ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet of achterwaarts zo verneem ik Hem niet (Job 23:8). Het : ‘waar is uw God?’ kan diep treffen. Zo voor het oog kan het lijken dat de Heere afscheid genomen heeft. Want het wordt al donkerder, uitzichtlozer. Hoe kan de boze zich laten gelden en dat doet hij bijzonder wanneer hij terrein gewonnen heeft. Denk aan het brallend spreken van Rabsake (2 Kon. 18). In de christenreis zag Christen op zijn weg felle leeuwen, maar ze liepen niet los. Een ijzeren ketting hield hen vast. Zo is ook de satan gebonden. De overwinning, eenmaal de eindoverwinning, is des Heeren. Die troost en geloofsovertuiging geeft de Heere. Maar de satan wordt, hoe dichter we komen bij de gerichtsdag, feller en sluwer. Laat niets ons lijdelijk of slaperig maken. Dat we in de laatste dagen gekomen zijn weet de satan. Hij doet zich anders voor, maar hij gelooft God. Jakobus schrijft: de duivelen geloven ook en zij sidderen. Geloven, dat is weten en toestemmen dat er maar één God is. Sidderen dat is beven voor het schrikkelijk oordeel van God, waartoe zij bewaard worden, 2 Petr. 2:4 (kantt.). Wij kunnen ook lezen wat de duivelse geest zei tot en van Jezus. In de eindtijd, wanneer veel gebeurt in de kerk en daarbuiten, zij er, bijzonder bij ambtsdragers, eenheid in gebedsleven. Psalm 74:19-23.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 8 september 2015

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Bijbels

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 8 september 2015

Bewaar het pand | 12 Pagina's