Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Enkele bladzijden uit het levensboek van Job (10 slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Enkele bladzijden uit het levensboek van Job (10 slot)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen stond Job op, en scheurde zijn mantel, en schoor zijn hoofd, en viel op de aarde, en boog zich neder; En hij zeide: Naakt ben ik uit mijner moeders buik gekomen, en naakt zal ik daarhenen wederkeren. (Job 1:20-21)

Daar ligt Job. In het stof. Op één dag is hij al zijn bezittingen kwijtgeraakt. Erger nog: op één dag heeft hij al zijn tien kinderen verloren. Zwaar wordt hij beproefd. En toch, God laat Job niet los.

En daarom laat Job God niet los. Daarom komt Job in het stof op de knieën. Meer nog: God tilt Job zo boven het stof uit, dat hij op de dag waarop zulke zware slagen hem treffen, toch een danklied mag aanheffen. ‘k Zal Zijn lof, zelfs in de nacht, zingen daar ik Hem verwacht, en mijn hart, wat mij moog’ treffen, tot de God mijns levens heffen. Laten we een ogenblik naar Jobs danklied gaan luisteren.

Het eerste opvallende is wel, dat Job in onze tekst niet begint met het feit dat hem op deze dag zoveel ontvallen is. Dat zou begrijpelijk zijn geweest. En het verlies heeft Job ook diep aangegrepen. Maar toch begint hij met te zeggen, dat de HEERE gegéven heeft.

Naakt was Job in de wereld gekomen. Zonder enig bezit. Zonder enig recht. En toch had de Heere Job rijk gezegend. Hij gaf hem gezondheid, een vrouw, kinderen, een bloeiend bedrijf. Meer nog: de Heere gaf Zijn genadewerk in het leven van Job. Dat waren allemaal onverdiende voorrechten. En nu erkent Job de Heere hier als de grote Gever van alles. De HEERE heeft gegeven.

Job voegt er nog iets aan toe. Want terwijl hij daar voorovergebogen in het stof ligt, zegt hij ook: en de HEERE heeft genomen. Let u erop, hoe Job in alles de hand van de Heere ziet. Job zegt niet: De wrede Sabeeërs en Chaldeeën hebben hun handen geslagen aan mijn vee en mijn knechten gedood. Al was dat op zich wel waar. Job zegt evenmin: Er is een verschrikkelijk onweer losgebarsten en daardoor zijn mijn schapen gedood. Al zeiden zijn knechten dat wel. Maar Job mag zeggen: en de HEERE heeft genomen. Achter alle aangrijpende en onbegrijpelijke gebeurtenissen in zijn leven ziet hij toch Gods hand. En door Gods hand mag Job onder die hand buigen.

Hutcheson tekent erbij aan: ‘Het is een noodzakelijk onderzoek onder de verdrukkingen om meer op God te zien dan op de werktuigen; dat hetgeen ons zal vernederen, en ook zal troosten, is dat wij steeds in Zijn hand zijn. Zo zag Job in zijn beproeving op God en niet op de Sabeeers, noch op de Chaldeeën’.

Het is genade als een mens onder de slagen van de Heere bewaard wordt voor uitbrekende opstand. Het is een grotere genade als een mens, zoals Job, zelfs onder de slaande hand van God mag buigen. Het is een uitzonderlijke genade wat we tenslotte in Jobs danklied beluisteren. Want de Heere tilt Job een ogenblik zo boven het stof uit, dat hij – ondanks alle verschrikkingen – mag zeggen: De Naam des HEEREN zij geloofd!

Nee, Job loofde de Heere niet omdat zijn lieve kinderen weggenomen waren. Dat zou onmenselijk zijn. Maar Job mocht de Heere wel loven, toen God hem een ogenblik liet zien, wat Hij hem geschonken had. Hutcheson schrijft: ‘Job betuigt dat God geloofd moet worden, omdat Hij hem de weldaden zo lange tijd had laten behouden, die Hij nu kwam weg te nemen’. Job mocht de Heere ook loven voor wat de Heere nog aan Job liet: zijn gezondheid, zijn vrouw, een onderworpen geest. Meer nog: De Heere gaf Job een ogenblik te zien, Wie Hij wilde zijn voor een mens die naakt in de wereld gekomen was, en naakt tot stof zou wederkeren. En toen kon Job psalmen zingen. Zelfs in de nacht.

Zo zou ook nu een mens, in de grootste smarten, nog door de Heere boven het stof uitgetild kunnen worden. Als de Heere laat zien, hoe die dierbare Zaligmaker naakt in deze wereld wilde komen en naakt wilde sterven. Om arme, naakte zondaren te bekleden met de klederen des heils en de mantel der gerechtigheid. Jobs God is nog de levende God!

En dan staat er tenslotte – en het klinkt als een bazuinstoot van overwinning: In dit alles zondigde Job niet, en schreef Gode niets ongerijmds toe. Die woorden moeten we een ogenblik houden tegen de achtergrond van de hele voorgeschiedenis. Tegen de achtergrond van de verdachtmakingen door de duivel. Want de duivel betwistte Gods genadewerk in Job. De duivel had gezegd: Als de tegenslagen komen, zal Job God vaarwel zeggen. En daarmee richtte hij niet alleen zijn pijlen op Gods kind, maar vooral op Gods werk en Gods eer! Maar hier laat de Heere zien, hoe Hij Zijn kinderen bewaart. Hier laat de Heere zien, hoe Zijn genadewerk schittert in de smeltkroes van de beproeving. En hoe het triomfeert over alle verdachtmakingen van de vorst der duisternis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2015

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Enkele bladzijden uit het levensboek van Job (10 slot)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2015

Bewaar het pand | 12 Pagina's