Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Demas, de man bij de zilvermijn - 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Demas, de man bij de zilvermijn - 2

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een vorige aflevering zagen we hoe John Bunyan Demas, de medewerker van Paulus tekent. Zijn portret ziet er uiterst donker uit. Demas is een vijand van de pelgrimsweg die de Heere heeft aangewezen en hij behoort tot de familie van Judas, de verrader van de Heere Jezus. Bovendien verleidt hij pelgrims om van de weg af te gaan en te komen kijken naar de zilvermijn die daar ligt. Daar kunnen zij rijke schatten verkrijgen. Maar in werkelijkheid komen ze om. We vroegen ons af hoe Bunyan dat allemaal weet en waarop hij zich baseert. Daarom is het tijd om te luisteren naar wat de Schrift zelf over Demas zegt.

De Schrift
Demas was een bekende Griekse naam. Het is waarschijnlijk een verkorte vorm van de Demetrios, ongeveer zoals de naam Kees bij ons een verkorte vorm van Kornelis is. Demas was dus geen Jood. Hij was een christen uit de heidenen en vermoedelijk afkomstig uit Thessalonica. Het is mogelijk dat hij tijdens de tweede zendingsreis van Paulus onder diens prediking tot bekering gekomen is (Hand. 17 : 1 – 9). Hoe dit ook zij, op een gegeven moment is hij medewerker van Paulus geworden en met hem meegereisd (Fil. : 24). Onder ‘medewerkers’ zullen we de brede kring van mensen moeten verstaan die de apostel hielpen bij de verkondiging van het evangelie. We zullen bij deze helpers niet moeten denken aan een speciaal ambt. De gehele gedachte van het ambt was in deze beginfase van de Kerk nog volop in ontwikkeling. Maar tot de kring van de medewerkers hebben vrijwel zeker ook evangelisten of ouderlingen behoord, of mannen die dat later zouden worden. Vast staat in elk geval dat de medewerkers samen met Paulus en onder zijn leiding in dienst stonden van het evangelie. Daarom heeft de apostel ook onderstreept dat zij een zeker gezag hadden in de gemeenten (vgl. 1 Kor. 16 : 15v.). Bovendien deelden zij met Paulus in de moeiten en de strijd die de zware last van de dienst der verzoening met zich meebracht. De apostel maakte van de dienst van deze medewerkers onder meer gebruik door hen uit te zenden naar verschillende steden en streken om daar het evangelie te verkondigen of brieven en berichten over te brengen (vgl. o. a. 1 Kor. 16 : 10vv.; 2 Kor. 7 : 6vv.; Ef. 6 : 21v.; Kol. 4 : 7vv.; 2 Tim. 4 : 9vv.Tit. 1 : 5vv.; 3 : 12vv.). In de slotgedeelten van zijn brieven noemde Paulus gewoonlijk een hele reeks medewerkers die op dat moment bij hem waren. Hij bracht dan mede namens hen de groeten over aan de geadresseerden. Dat gebeurde ook aan het slot van de brieven aan de Kolossenzen en aan Filemon die kort na elkaar geschreven zijn. Op dat moment zat de apostel gevangen in Rome. Het gaat hier om zijn eerste gevangenschap in die stad die kort beschreven wordt in het slot van Handelingen (Hand. 28 : 16vv.). We schrijven dan ongeveer 62/63 n. Chr. Weliswaar was Nero toen keizer over het Romeinse rijk (54 – 68 n. Chr.), maar de eerste periode van zijn regering was vrij gematigd en mild. Paulus genoot tijdens deze gevangenschap nogal wat vrijheden. Hij werd niet opgesloten in de kazerne van de keizerlijke garde, zoals in zijn tijd gebruikelijk was bij Romeinse burgers die zich op de keizer hadden beroepen. In plaats daarvan verbleef hij twee jaar onder huisarrest in een privéwoning in een huurkazerne onder bewaking van een Romeinse soldaat. Mensen die hem wilden spreken, konden hem ongehinderd bezoeken en hij had voortdurend een hele kring van medewerkers om zich heen. Onder die medewerkers was ook Demas (Kol. 4 : 14; Filem. : 24). Demas had in Rome dus een verantwoordelijke positie: hij behoorde voluit tot de kring van de naaste medewerkers van de apostel, diende in de verkondiging van het evangelie en was er getuige van dat het Woord van God in Rome ‘ongehinderd’ voortging en vrucht droeg (Hand. 28 : 31). Maar in de jaren daarna veranderden de dingen. Paulus schreef immers later dat Demas ‘de tegenwoordige wereld had lief gekregen en naar Thessalonica was gereisd’ (2 Tim. 4 : 9). Toen hij dat schreef, wist de apostel dat het einde van zijn leven dichtbij gekomen was (2 Tim. 4 : 6). Vrijwel zeker was hij twee jaar na zijn huisarrest in Rome namelijk vrijgekomen. Waarschijnlijk heeft hij toen nieuwe zendingsreizen ondernomen, mogelijk naar Spanje (vgl. Rom. 15: 24). Bij zijn terugkeer naar Rome een enkel jaar later was hij opnieuw gevangengenomen en deze tweede gevangenschap zou eindigen met zijn dood. De dreiging van de christenvervolging onder Nero kondigde zich nu aan of die vervolging was al begonnen. De omstandigheden waaronder Paulus gevangen zat, waren dit keer ook beduidend zwaarder. Bovendien hadden al zijn medewerkers hem verlaten, behalve Lukas (2 Tim. 4 : 10vv.). Paulus – fijnbesnaard en gevoelig als hij was - leed duidelijk onder zijn toenemende eenzaamheid. Hij vond het een vreugde zijn medewerkers om zich heen te hebben en samen met hen de Heere te dienen en met hen te spreken over de dingen van het koninkrijk van God. Maar nu vrijwel allen hem in zijn gevangenschap verlaten hadden, moest hij leren de voetstappen van zijn Meester te drukken. Niet voor niets wijzen verschillende Schriftverklaarders erop dat dit gedeelte allerlei toespelingen bevat op Psalm 22, de lijdenspsalm. Om een voorbeeld te noemen: de psalmdichter bidt: ‘Zo wees dan niet verre van mij, want benauwdheid is nabij; want er is geen helper’ (Ps. 22 : 12). Op een bepaalde manier vinden we bij Paulus een echo van deze klacht: ‘In mijn eerste verantwoording is niemand bij mij geweest, maar zij hebben mij allen verlaten’ (vgl. 2 Tim. 16 en ook vs. 10). Het opmerkelijke is echter dat deze klachten bij de apostel omgezet worden in een lofzang vol vertrouwen: ‘Maar de Heere heeft mij bijgestaan en heeft mij bekrachtigd; opdat men door mij ten volle zou verzekerd zijn van de prediking, en al de heidenen dezelve zouden horen; en ik ben uit de muil van de leeuw verlost’ 2 Tim. 4 : 17; vgl. Ps. 22 : 22; 14). Dat is alleen te danken aan Hem in wie deze lijdenspsalm zijn volle vervulling gekregen heeft: de Heere Jezus Christus. Hij werd immers van God verlaten opdat Zijn kinderen en Zijn dienaren nooit van Hem verlaten zouden worden. Nu is het wat Paulus betreft wel zo dat een aantal van zijn medewerkers hem verlaten heeft om in andere streken het evangelie te verkondigen. Anderen zijn weggegaan om andere oorzaken. Misschien waren hun motieven ook wel wettig, al is het best mogelijk dat zij (alleen maar) bang waren voor de dreigende vervolgingen, gevangenschap en de marteldood. Hoe dat ook zij: wanneer het gaat over het feit dat Demas de apostel verlaten heeft, is er sprake van een heel bijzondere reden en verraadt de toon van Paulus een diep verdriet. Deze medewerker heeft hem niet alleen maar verlaten, maar is ook een afvallige geworden van het geloof. We vragen ons af: ‘Wat is er gebeurd?’ We weten het niet. De Schrift noemt alleen kortweg als reden dat hij ‘de tegenwoordige wereld heeft lief gekregen’. Maar wat betekent dat?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 oktober 2016

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Demas, de man bij de zilvermijn - 2

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 oktober 2016

Bewaar het pand | 12 Pagina's