Over den oorsprong van het voorhouden van eenige vragen aan de gemeente, bij de voorbereiding voor het Heilige Avondmaal - pagina 14

12

OORSPRONG

DIP.

VRAGEN

in 1574, op welke anders onderscheidene bepalingen met opzigt lot de viering van het Avondmaal gemaakt werden; noch in die van Middelburg in 1581; noch in die van 's Gravenhage in 1586; iets verordende aangaande het voorhouden van vragen aan de gemeente bij de Voorbereiding voor het Avondmaal. Men liet de inrigting van het ceremoniele grootendeels vrij , bepalende, dat elke Kerk zulk eene wijze van het Avondmaal te bedienen mogt houden, als zij zou oordeelen, tot de meeste stichtinge te dienen. Alleen werd op die van Dordrecht in 1574 (art. LXXÏÏ) en in 1578 (art. L X I V ) verordend, dat de nieuw aangenomene Leden, in den Kerkeraad, of in de Kerken, na de Predikatie, voor de bediening des Avondmaals, openlijk getuigen zouden, dat ze de leer der gemeente voor goed houden , en door de hulp des Iïeeren in dezelve volstandig blijven zullen, en zich zelve aan de Christelijke vermaning onderwerpen. Iets dergelijks was ook reeds vastgesteld op de Synode van Wezel in 1568, Naderhand schijnt dit echter weder afgeschaft te zijn ; want in de Handelingen der volgende Synoden wordt zelfs deze bepaling niet gevonden, gelijk zij ook niet overgenomen is in de Kerken-orde vastgesteld door de AIgemeene Synode van Dordrecht in 1618, 9. sess. 155 ( 8 ) . Doch hoe dit zij , dit is zeker, dat men te ( 8 ) Z i e het Kerkelijk

Handboekje

enz.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen