De Heidelbergsche catechismus : beknopt, schriftuurlijk, en bevindelijk verklaard in vragen en antwoorden; aanbevolen aan ouders om hunne kinderen te onderwijzen of te laten onderwijzen in de leergronden der hervorming; tegenover den geest onzes tijds waarin de kennis van de leer der waarheid die naar de godzaligheid is bestreden wordt en uitsterft - pagina 63

in alle religiën kunnen zalig- worden, de H. Geest vervloekt die een ander Evangelie verkondigd. Gal. i : 8. 3. Vraag. Moei een Christkn dan niet in Gods eer en besluit berusten, en zich over geen baat of loon bekommeren? Antw. Neen , door de geloofshaat wordt de HEERE verheerlijkt, daarom worden.zij uit Zijn Woord endoor toonbeelden, met loon aangemoedigd in den strijd. Gen. 1 5 : 1 ; Ps. 19: 12; Jes. 45 ; 19; Hebr. 6: 17. 4. Vraag. Zijn de uitverkorenen van eeuwigheid gerechtvaardigd^ Antw. Neen, zij zijn wel geliefden des Vaders, en op de Borgstelling des Zoons, is het Gods voornemen, dat zij in de tijd gerechtvaardigd zullen worden. Rorn. 8: 29, 30. 5. Vraag. Worden zij dan in 't uur der minne in 't hof des Remelsch gerechtvaardigdt Ezech. 16: 8. Antw. Ja, dan wordt de lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid van Christus, hen als goddeloozen en vijanden om niet toegerekend en de wortel des geloofs in hunne harten geplant. Rom. 3: 24; 4: 5; 5: 10; Job 19: 28. 6 Vraag. Zij?i er ook trappen in de toegerekende rechtvaardiging, of schuldvergiffenis? Antw. Neen, dit zou strijden tegen de huishouding der H. Drieëenheid, die kan geen onvolmaakt werk doen, zij ontvangen allen een recht ten eeuwigen leven, dat gaat gepaard met innerlijke liefde Gods. Luc. 15: zo. 7. Vraag. Wordt de toegerekende rechtvaardiging, daarna niet in hun ziel uitgewerkt? Antw. Ja gewis, de Antonomianen leeren: »'t is alles buiten den mensch in Christus," doch zij maken God tot een leugenaar. Ezech. 36: 26. 27; 2 Cor. 5: 19 ; Efez. 3 : 17. 8. Vraag. Hoe worden zij in hun Conscientie gerechtvaardigd? Antw. Zij worden voor God als Richter gedagvaard, door den duivel beschuldigd als een overtreder der wet, die hun doemvonnis eischt, hetwelk zij moeten billijken. Rom. 7 : 10, 12.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen