Tweeërlei physiognomie of de verhouding tusschen de christelijke gereformeerden en de doleerende gereformeerden - pagina 22
met een bijschrift (handelende over Prof. H. de Cock's aanverwante brochure)
23 Toen de eerste afgescheidenen het i n '34 niet meer konden uithouden onder het synodale juk, omdat zij feitelijk belet werden God naar zijn Woord te dienen, was het hun niet m o g e 1 ij k om zich door ingebruikhouding van goederen als anderszins provisioneel zóó te organiseeren, dat het den s c h ij n kon krijgen, dat zij nog binnen het oude kerkelijk verband bleven. W i j zeggen „s c h ij n" van blijven. W a n t de doleerenden zijn f e i t e 1 ij k buiten het verband, ook al behouden zij hier en daar op den duur de kerkgebouwen en verdere goederen. Was dit n i e t het geval, dan moesten de ruim veertig vrij geworden kerken nog officieele correspondentie kunnen hebben en o f f i c i e e l e vergaderingen kunnen beleggen met de honderden kerken, die nog onder het juk zijn, -— en dat kunnen zij, gelijk ieder weet, n i e t . Maar dat neemt niet weg, de s c h ij n bestaat. Althans daar waar men nog i n dezelfde gebouwen opgaat tot den eeredienst. Want onder „blijven i n de kerk" begrijpen nu eenmaal veel eenvoudige menschen alleen, dat zij i n hetzelfde g e b o u w blijven. I n 1834 k o n dat niet. E r was geen plan, geen stelsel. Men had geen studie gemaakt van de rechtsquaestie. Zonder eenige voorbereiding moest men i n het vuur. De oprichting van een soort voorloopige hulpkerken werd niet alleen door de „hoogere besturen" met den gehaten term van afscheiding" gebrandmerkt, maar ook op hun verzoek door Staatsgeweld finaal v e r h i n d e r d . Met sabel en bajonet ging men den bezwaarden van gemoed te keer, als waren het opstandelingen tegen het wettig overheidsgezag. K
Deze zware verdrukking blnschte bij velen spoedig de liefde tot het G e n o o t s c h a p uit en plaatste hen tevens met den rug naar de kerken en kerkleden, die onder het régime van dat Genootschap bleven voortleven. Dit is een gewichtig punt. De thans doleerenden stellen, ofehoon zij i n het vorige jaar bitter teleurgesteld zijn, hun idealen (ten aanzien van hen die tot op heden het juk lijdzaam dragen) n ó g vrij hoog. Maar de toekomst moet nog leeren, i n hoeverre die idealen geen ijdele i l l u s i ë n zullen blijken te zijn. Vele chr. geref.
echter zeggen: „de tijd h e e f t
dit al geleerd;
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 1887
Brochures (TUA) | 58 Pagina's
![Tweeërlei physiognomie of de verhouding tusschen de christelijke gereformeerden en de doleerende gereformeerden - pagina 22](https://www.digibron.nl/images/generated/brochures-tua/twee-rlei-physiognomie-of-de-verhouding-tusschen-de-christelijke-gereformeerden-en-de-doleerende-gereformeerden/1887/04/14/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 1887
Brochures (TUA) | 58 Pagina's