Tweeërlei physiognomie of de verhouding tusschen de christelijke gereformeerden en de doleerende gereformeerden - pagina 47
met een bijschrift (handelende over Prof. H. de Cock's aanverwante brochure)
52 meente"
Die gemeenschap
„is i n den grond niet anders
dan óf eene fictie (een voorwendsel) óf eene zelfmisleiding. Zoodra toch als op plaatsen een kring van geloovigen zich als doleerenden gaat organiseeren en de bediening der genademiddelen zoekt, zullen zij als leden der Hervormde gemeente worden geschrapt." Dit alles stemmen wij Prof. De Cock van harte toe (altijd als men de zaak alleen naar het u i t w e n d i g e beredeneert), maar hoe hij dan, met dit besef van f e i t e l i j k e overeenstemming, nochtans op blz. 11 kon schrijven, dat de doleerenden slechts „naar den blooten schijn i n 1886 hetzelfde deden, wat de afgescheidenen deden i n 1834", vatten wij niet. Ons dunkt, hij had het juist andersom moeten schrijven: naaiden blooten schijn is er principieel verschil, maar i n werkelijkheid sloegen beide groepen denzelfden weg i n . W a n t , zeker, er is wel i n het Tractaat gezegd, dat het voor een geloovige uitsluitend de vraag is of hij zijne gemeente zal verlaten, en dat hij volstrekt niet heeft te letten op wat elders plaats grijpt. Maar vooreerst is het Tractaat een kind van zijn tijd en geen onveranderlijk Evangelie. E n ten andere bewijst de besliste aanrading van het afwerpen van het juk der synodale hiërarchie, z e l f s a a n d e v e r s t r o o i d e g e l o o v i g e n , voldingend, dat althans het Congres-bureau a n d e r s heeft geoordeeld. Overal waar geen hoop of uitzicht is, dat de Kerkeraad eerlang met het werk der reformatie zal aanvangen, en e n k e l e l e d e n zich onder het juk bezwaard gevoelen, moeten deze, na gebleken vruchteloos beklag bij den Kerkeraad, p e r s o o n l i j k h a n d e l e n en de gemeenschap met de onder het juk blijvenden b r e k e n . Aldus luidt het gegeven advies van de leiders. Ook is de opvolging van dit advies niet afhankelijk gesteld van het al of niet aanwezig zijn van rechtzinnige predikers. Hetzij men nu die individueele afwerping van het juk een „verlating van de Hervormde gemeente" noemt, dan wel of het heet „zuivering en vernieuwde openbaring van de plaatselijke Nederd. Geref. kerk," f e i t is i n beide gevallen, dat men door die „afwerping van het juk" 1». den band met het Genootschap opzegt, eh
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 1887
Brochures (TUA) | 58 Pagina's
![Tweeërlei physiognomie of de verhouding tusschen de christelijke gereformeerden en de doleerende gereformeerden - pagina 47](https://www.digibron.nl/images/generated/brochures-tua/twee-rlei-physiognomie-of-de-verhouding-tusschen-de-christelijke-gereformeerden-en-de-doleerende-gereformeerden/1887/04/14/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 1887
Brochures (TUA) | 58 Pagina's