Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus, Koning ook op het erf der wetenschap - pagina 30

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus, Koning ook op het erf der wetenschap - pagina 30

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE IIOOGESCHOOL TE UTRECHT.

Een jaar na het tot stand komen van de Unie van Utrecht nam de Regeering dezer stad het besluit, om met die van de godshuizen of met de Staten te overleggen, „of men alhier eene universiteit of groote school zal oprichten, en eenige ordinantiën daarop te concipieeren". De gedachte, in dit besluit belichaamd, was niet nieuw. Reeds in 1470 had Utrechts vroedschap eene commissie van vier leden benoemd, „otn te bezien en te spreken met degenen, die daartoe dienen, dat men alhier eene universiteit brengen mocht". Doch toen was van de universiteit niets gekomen. Het gelukte evenmin in 1530 haar te verkrijgen. I n de Staten waren de Roomschen zeer gekant tegen eene universiteit, waar de Gereformeerde theologie zou geleeraard worden. Bovendien werkte Amersfoort het plan tegen uit vrees, dat Utrecht haar als academiestad te ver boven het hoofd zou groeien. De gedachte aan eene universiteit werd dus voor het oogenblik door de Regeering van Utrecht onderdrukt, maar niet prijsgegeven. Hot liep echter nog tot den 3den Mei 1632, eer in die richting werd voortgeschreden. Op dien dag nam de Regeering van Utrecht het besluit, om op eigen kosten binnen hare stad „eene doorluchtige school op te richten, in dewelke de heilige theologie, rechtsgeleerdheid, wijsbegeerte en andere wetenschappen publiekelijk geleerd en uiteengezet zouden worden, insgelijks de kinderen van de burgers en inwoners dezer stad tot ongelijk minder kosten dan in andere hoogescholen en academiën on met minder gevaar onder de oogen en het gezicht van hunne ouders en vrienden bekwaam gemaakt worden, otn ter gelegener tijd de kerk en de republiek dienst te kunnen doen". Dit besluit werd aan de Staten der provincie meegedeeld en schijnt van deze zijde eenige tegenwerking te hebben ondervonden. Tenminste eerst elf maanden later werd eene commissie benoemd, die de plannen beramen zou tot oprichting der gewenschte school. Een half jaar later omstreeks was er een rapport aan de vroedschap, volgens hetwelk drie professoren nooclig zouden zijn, om te onderwijzen, en/'5000, om de kosten te dekken. De vroedschap besloot vijf hoogleeraren te benoemen, van welke vier zouden betaald worden uit de goederen van eenige kloosters en een uit de gewone inkomsten der stad. De eerste hoogleeraren waren Antonius Aemilius, professor in de geschiedenis, Liraeus, professor in de letteren, Henricus

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890

Brochures (TUA) | 60 Pagina's

Christus, Koning ook op het erf der wetenschap - pagina 30

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1890

Brochures (TUA) | 60 Pagina's