Christus, Koning ook op het erf der wetenschap - pagina 27

geschool won bij deze verandering van zaken niet. Immers werd in 1796 aan de Nationale Vergadering voorgesteld, dat er slechts een nationale hoogeschool te Leiden zou zijn. Wel zouden er volgens ditzelfde voorstel ook nog departementale hoogescholen kunnen zijn, maar alleen te Groningen, Harderwijk en Breda. Franeker in last. Alle middelen werden in het werk gesteld, om de Universiteit te behouden, en dit gelukte. Zelfs de theologische faculteit met hare beide hoogleeraren kon blijven, in afwachting van hetgeen de aanstaande constitutie over haar beslissen zou. Doch de hoogleeraar J. van Voorst wachtte dit niet af en ging als predikant naar Arnhem; zijn ambtgenoot stierf. Aan de vervulling der ledig gelaten leerstoelen kon niet gedacht worden, daar het provinciaal bestuur den 29sten Juli 1797 had besloten: „Omdat de kerk is afgesneden van den Staat, kan geen geconstitueerde burgerlijke macht hoegenaamd eenige aanstelling van kerkelijke leermeesters doen, veel min de onkosten van die bijzondere leerstellingen uit de nationale kas betalen." Alleen wilde de Regeering toelaten, dat de verschillende godsdienstige gezindten „op eigen kosten hoogleeraren van hare gevoelens en godsdienstige denkbeelden" aan de Universiteit benoemden. Van dit aanbod werd echter geen gebruik gemaakt, behalve door de Jansenisten. Zelfs niet, toen het bestuur een deel der onkosten op zich wilde nemen en een voorschot geven. Ondertusschen was het duidelijk merkbaar, dat het gemis eener theologische faculteit, zoolang de andere hoogescholen die hadden, Franekers universiteit schadelijk was. Door curatoren werd dus een middenweg gezocht. Zij vroegen aan den „agent van nationale opvoeding, waaronder begrepen is de geneeskundige staatsregeling, de vorming der nationale zeden en de bevordering van het openbaar onderwijs en van kunsten en wetenschappen", onder wiens beheer de hoogescholen stonden, twee theologische professoren toe te staan (een tot onderwijs in de. algemeene kerkelijke geschiedenis en zedekunde en den ander tot dat in de natuurlijke godgeleerdheid en Christelijke leer), welke echter niet onder eene afzonderlijke faculteit der theologie, maar onder die voor wijsbegeerte en letteren zouden gebracht worden. Dit werd toegestaan, nadat het woord „Christelijke leer" in „zedeleer" was veranderd. Eerst bij besluit van het departementaal bestuur van 30 Augustus 1803 werd de theologische faculteit hersteld en Regenbogen en Tinga daarin benoemd. Daar kwam dus weer hope, dat de Universiteit weer zou opbloeien, temeer omdat het departementaal bestuur aan haar nog meerdere verbeteringen wilde aanbrengen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen