De leer en de practijk der Afgescheidenen en Doleerenden in strijd met de Heilige Schrift - pagina 31
Aangetoond uit de geschriften van W. à Brakel, Borstius, Calvyn, Koelman, Voetius en anderen
Doch is kef nu niet keel anders met onzen Kcrlcedienst 9 Toen ivas er slechts ééne zichtbare Kerk op aarde, gebonden aan een tempel, altaar en offer; niemand werd dan ook van kaar gescheiden dan alleen door den dood. AKTW. 1. Het is onwaar dat onder 't 0. T. de uiterlijke betrachting zijner plichten voldoende was om iemand een waar lid te doen zijn van de Kerk. AVant doodslagers, echtbrekers, etc. moesten worden afgesneden en verbannen uit de vergadering des Heeren en hunne gebeden werden van God niet aangenomen naar de wet van Mozes ( M m . 35 1 33, 34. Jes. 1: 10, 11. .Tes. 06: 3, 4). Ook is 't onwaar dat alle godsdienst onder het N. T. zoo geestelijk is dat uiterlijke betrachting van uiterlijke belijdenis in 't N. T. den belijder niet kerkelijk heilig maken en afzonderen van eenig volk, dat niet behoort tot de Kerk, want Annanias en diens vrouw, en Simon Magus waren gedurende eenigen tijd uiterlijk heilig en onderscheiden van heidenen buiten de Kerk, door hun doop en belijdenis. En de spreuk Prov. 15: Het offer des goddeloozen is den Ileere een gruwel, was alzoo even waar onder 't O. als onder 't N. Testament. Zoo zou dus moeten volgen, dat de offers van een goddeloos priester geen inzettingen Gods waren en dat ze verontreinigden allen die met zoo'n priester in dat offeren gemeenschap hadden. 2. De Sacramenten van de Joodsche Kerk waren in hoedanigheid dezelfden als de onzen. (Hebr. 13:8. 1 Cor. 10:1, 2, 3.- Joh. 0 : 50, 51. Coloss. 2 : 11, 12. Cor. 5 : 7 ) . Niemand, uitgezonderd misschien Papisten, "Wederdoopers, Arminianen en Socinianen, zal overigens beweren, dat aangaande goddelooze menschen het gebruik der sacramenten met een onheilig hart ongeoorloofd was en hen daardoor geen leden van de ware Kerk maakte, maar integendeel »gelijk Sodom en Gomorra" (Jes. 1: 10 ), en »gelijk de Mooren, Egyptenaren en Filistijnen" (Amos9:7. Jer. 9: 26). »En dezulken werd verboden Gods verbond in hunnen mond te nemen, dewijl zij zijne kastijdingen haten," (Ps. 50: 16, 17) »hunne gebeden waren een gruwel, dewijl hunne handen bloedig waren", ( Jes. 1: 1 5 ) , »hunne offerhanden waren als liet vermoorden van een menseh, en als 't offeren van een hond" (Jes. 66: 3) en zoo waren al'de middelen die zij gebruikten. Zoo Christus dan was de Bruidegom , Priester en Hoofd der
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Brochures (TUA) | 52 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Brochures (TUA) | 52 Pagina's