Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ouders of getuigen - pagina 28

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ouders of getuigen - pagina 28

toelichting van art. 56 en 57 der Dordsche kerkorde

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

30 woord luidt: het eeuwige leven. Waarop de priester wederom zegt: indien gij ten leven wilt ingaan, zoo bewaar de geboden : gij zult den Heere uwen God liefhebben uit geheel uw hart en geheel uwe ziel en geheel uw verstand, en den naaste als uzelven. Na dit korte onderwijs in de leer des geloofs en des levens, blaast de priester den doopeling driemaal zacht in het aangezicht, om den onzuiveren geest te verdrijven en voor den H. Geest plaats te doen maken. Vervolgens teekent hij voorhoofd en borst van den doopeling met het teeken des kruises, om hem aan Christus en zijn dienst te wijden. Daarna legt hij de hand op zijn hoofd en smeekt Gods genade over den doopeling af; legt hem het gewijde zout in den mond, om hem van alle besmetting der zonde te reinigen; bezweert ten tweeden male den Satan, om den doopeling onverwijld te verlaten, en vernieuwt de handoplegging. Dit alles heeft nog buiten de kerk aan den ingang plaats. Maar na deze ceremoniën legt de priester het uiterste deel van zijn stool op den doopeling en leidt hem zoo ten teeken van zijne kerkelijke macht, de kerk binnen. Maar nog is de doopeling niet genoegzaam voor de ontvangst van den doop voorbereid. Nog mag hij niet ineens tot het doopvont naderen. Op een afstand daarvan blijft de priester met den doopeling staan; spreekt de Apostolische geloofsbelijdenis en het Onze Vader uit; bezweert ten derde male den Satan; bestrijkt de ooren van den doopeling met speeksel, om ze te openen voor het Evangelie, en den neus, om hem de heilige gezindheid mede te deelen, die zijne werken Gode aangenaam maakt; doet daarna aan den doopeling de drie vragen: verzaakt gij den duivel, en zijne werken, en al zijne ijdelheden ? — en zalft hem ten slotte borst en schouders met de heilige olie. Nu is eerst het oogenblik gekomen, dat de doop zal toe-

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1901

Brochures (TUA) | 98 Pagina's

Ouders of getuigen - pagina 28

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1901

Brochures (TUA) | 98 Pagina's