Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ouders of getuigen - pagina 36

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ouders of getuigen - pagina 36

toelichting van art. 56 en 57 der Dordsche kerkorde

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

38 Dat wil niet zeggen, dat zij het woord verbond en de daardoor uitgedrukte zaak niet tot op zekere hoogte kenden ; want immers, in de Schrift kwam dat woord herhaaldelijk voor en in hun lezen en verklaren van de Schrift moesten zij dus van de beteekenis van dat woord zich eenige rekenschap geven. Maar toch beseften zij de diepe gedachte van het verbond niet en grepen haar niet aan tot rechtvaardiging van den Kinderdoop. Indien zij dezen dus wilden handhaven en verdedigen, dan moesten zij een anderen weg inslaan. En dat deden zij, door aan het geloof der kerk bij den doop barer kinderen een plaatsvervangend karakter toe te kennen. Kinderen waren op zichzelf schuldig en onrein, zoo leerde de kerk algemeen, vooral na Augustinus ; zij hadden dus in zichzelf geen aanspraak op den doop. Ook hadden zij geen persoonlijk geloof, noch konden zij van zulk een geloof belijdenis doen. Maar het geloof hunner ouders, het geloof dergenen, die hen ten doop hielden, het geloof der gansche kerk kwam aan de kinderen ten goede. Het is de êéne, algemeene kerk van heiligen en geloovigen, die het kind ten doop houdt, die voor dat kind gelooft en belijdt, die over dat kind Gods genade afsmeekt, die voor dat kind in de toekomst borg spreekt. En die ééne, heilige, algemeene kerk wordt bij den doop van ieder kind door de getuigen vertegenwoordigd. Deze getuigen, die reeds in de tweede eeuw bij den doop van volwassenen en van kinderen voorkwamen, hadden daarbij eene verschillende taak en kregen dienovereenkomstig ook verschillende namen. Zij hadden den doopeling, indien het een kind was, aan te bieden of te presenteeren voor den doop; zij moesten het naar de doopplaats heen dragen en op hun arm houden; op hen rustte de plicht, om in naam van het kind op de doop vragen te

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1901

Brochures (TUA) | 98 Pagina's

Ouders of getuigen - pagina 36

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1901

Brochures (TUA) | 98 Pagina's