Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het oudste Christendom - pagina 36

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het oudste Christendom - pagina 36

Redevoering, uitgesproken bij de overdracht van het rectoraat der Rijks-Universiteit te Groningen, den 16den september 1901.

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

wier macht zij weerloos afhankelijk w a r e n ; vrees was ook de stemming der Joden, een vrees als van een slaaf voor zijn heer en van een schuldige voor zijn rechter, maar zij vreesden niet meer, want zij hadden den geest der aanneming tot kinderen Gods 1 ). De Joden meenden, dat het Godsrijk plotseling, onverwachts

van den hemel zou nederdalen onder het geroep van

den Aartsengel, met majesteit en kracht, maar zij wisten dat het gekomen was en verder komen zou, langzaam,

gestadig,

van Jeruzalem naar Antiochië, naar Korinthe, naar RomeVolgens de Joden zou liet koninkrijk zich openbaren in den vorm van

een nationaal-staatkundigen

ommekeer,

waarvan

Jeruzalem het middelpunt zijn zou, maar zij zuiveren uit hun vroomheid het nationaal-staatkundige uit. Voor de Joden was het leven tot de komende eeuw een tijd van bange onzekerheid en gestadigen angst; bij de komst van den Messias ook de Messiaansche weeën: wonderen in den hemel boven, teekenen op aarde beneden: bloed, rook en vuurdamp; de zon veranderd in duisternis, de maan in bloed. Maar over hun leven lag een blijde gewisheid.

Zij behoefden niet bezorgd te zijn; de

Machtige Israëls was hun God. Hun vroomheid was evenmin uitsluitend trancendent als ascetisch. Zij zonderen zich niet af als de Esseën; zij stellen zich niet boven het volk als de Pharizeën; de liefde maakt hun leven tot een offer dat alles neemt en verteert. Hun liefde is toewijding, waarbij de barmhartigheid niet, als bij de Pharizeën, in de peripherie maar in het middelpunt is. Hun moed staat onder de inspiratie van hun persoonlijk geloof in God; bij hen geen spoor van intellectualisme, de dood voor den godsdienst; hun blijdschap is geen momenteele opwelling maar een duurzaam en innerlijk zich wel bevinden in God. Vergun mij om IJ het verschil te doen zien tusschen de Romeinsche, de Joodsche en de Oud-Christelijke levensopvatting een paar sprekende beelden. De reeds genoemde Lucnis

ANÏTAEUS SENECA

de Tranquillitate

l

)

Vgl.

geeft in den aanvang van zijn dialoog

animae ongeveer deze analyse van den ziels-

P F L E I D E R E R , t. a . p l . ,

S.

6

f.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 16 september 1901

Brochures (TUA) | 39 Pagina's

Het oudste Christendom - pagina 36

Bekijk de hele uitgave van maandag 16 september 1901

Brochures (TUA) | 39 Pagina's