Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Handleiding bij de beoefening der geref. geloofswaarheden - pagina 18

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Handleiding bij de beoefening der geref. geloofswaarheden - pagina 18

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

11

volstrekt één ; ongedeeld in zichzelf. Het wil zeggen, dat God is, wat Hij heeft. Vandaar dat de H. Schrift dan ook meermalen Gods eigenschappen neemt voor Zijn wezen ; b.v. God is licht; 1 Joh. 1 : 5 ; zie ook 1 Joh. 4 : 8 ; Jes. 10 : 10 enz. c. Eeuwigheid. Deze eigenschap bedoelt ons God te leeren kennen als zonder tijdsbeperking bestaande. Het wil niet zeggen, dat God eindeloos is, zoodat eeuwigheid slechts zou beteekenen een langen, verbazend langen tijd. Maar het is een positief' (stellig) begrip, om ons te onderwijzen, dat voor God niets dan een eeuwig heden bestaat. Op ons is het begrip van tijd toepasselijk; n.1. dat de dingen elkaar opvolgen, en na elkaar geschieden. Maar bij God is er noch begin, noch opvolging of onderscheid van tijd, noch einde.

Zie Ps. 90 : 2 ;

2 Petr. 3 : 8. d. Alomtegenwoordigheid. Daaronder is te verstaan, dat God boven alle ruimte en plaats is verheven, lluimte is een innerlijke bestaanswijze van de eindige dingen. Iets eindigs is altijd ergens, en niet tegelijk op een andere plaats. Maar God is oneindig en overal. Overal echter niet, alsof God door alles heen als verdunde stof of aether ware verspreid; maar Hij is met gansch Zijn wezen alom. God is overal. En niets is er buiten God. Alles is doordrongen van Zijn inwoning en tegenwoordigheid (van Zijn »inmensitas"). Zie Jer. 23 : 23, 24. Tweeërlei dient hier bij te worden opgemerkt. Vooreerst, dat God op verschillende wijze kan inwonen, in meerdere of mindere openbaring van zijn luister; daarom wordt God bijzonder gezegd in den hemel te zijn, omdat Hij daar Zijne heerlijkheid meer dan elders vertoont. Ten tweede, kan God tegenwoordig zijn in Zijn gunst of ongunst; in Zijn sympathie of antipathie. Tn Zijn gunst woont Hij bij zijn volk en gemeente. Maar Hij is ook tegenwoordig in de plaats der ongerechtigheid, bij den goddelooze ; zelfs in de hel; maar . . . . in zijn ongunst, afkeer, toorn. Of het gunst of ongunst zal wezen, hangt af van onze verhouding jegens God. e. Onveranderlijkheid. Zij zegt ons, dat God blijft wat Hij is, en is de sterkte van Gods volk ; zie Mal. 3 : 6. Als er in de Schrift wordt gesproken van berouw in God, bedoelt dat niet een verandering in Gods Wezen of in Zijn willen, maar een verandering in zijn werk of handelwijze ; die

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1902

Brochures (TUA) | 96 Pagina's

Handleiding bij de beoefening der geref. geloofswaarheden - pagina 18

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1902

Brochures (TUA) | 96 Pagina's