Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Openbaring en rede - pagina 24

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Openbaring en rede - pagina 24

Referaat gehouden op de Meeting van de Provinciale Universiteitsdag te 's-Gravenhage op 5 februari 1902..

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

26 aanschouwen; zoo versta ik het niet. Want ik spreek van de Goddelijke dingen niet, dan alleen dat GOD van onderen tot

boven in deze wereld wil gekend zijn. Ziedaar dan in

het kort wat Johannes zeggen wil, dat het leven het licht der menschen was, alsof hij zeide: het is wel waar dat er een leven

is, dat aan alle schepselen uitgedeeld is, maar

hoe? Gelijk alle dingen door het Woord en onderhouden een

GODS

gemaakt zijn,

worden. Intusschen is de mensch geheel

veel heerlijker voorwerp, te weten van wege de ziel,

het verstand

en de rede; want de mensch is niet onge-

voelig als de steenen. Hij is niet zonder rede noch verstand, gelijk de beesten, maar hij heeft een geheel heerlijker leven, om de dingen te aanschouwen, die de wereld te boven gaan." En eindelijk er over sprekende dat dit licht — het licht der natuur — in de duisternis schijnt, zoodat de duisternis het niet heeft begrepen, zegt hij: „ W a t zien wij dan in den

mensch? W i j zien in hem wel het beeld GODS, maar

geheel mismaakt

en verdorven, omdat de duivel het door

de zonde bevlekt heeft. Maar hoewel de mensch, door de ingeving des duivels, het licht

GODS

verduisterd heeft, heeft

de duivel door zijne listigheid zooveel niet kunnen te weeg brengen, dat het licht

ook in het midden der duisternis

GODS

niet zoude schijnen

nochtans moeten wij opmerken, dat

de menschen van de kennis voor

GOD overtuigd

verschoonen.

Wij

GODS

licht genoeg hebben, om

te worden, dat zij zich niet kunnen

mogen ons laten voorstaan op wat wij

willen; maar ziet, GOD zegt het ronduit, dat wij duisternis zijn. Maar hoe? W i j behoeven dat GOD niet, maar ons gebrek toe te

schrijven. Zoo

moet

GOD ons dan door Zijn licht

verlichten, of er is in ons niets dan duisternis, en zullen wij ten val moeten komen, wanneer wij ook éénen voet, zonder door Hem geleid te worden, willen voortstappen. En nochtans heeft GOD ons niet verlaten, gelijk ik gezegd heb, dat Hij ons geheel verworpen gaven

heeft, zoodat wij van al Zijne

niets zouden behouden hebben. En dat dit zoo is,

blijkt daaruit, dat er nog eenig beginsel der Godsvrucht en

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 februari 1902

Brochures (TUA) | 46 Pagina's

Openbaring en rede - pagina 24

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 februari 1902

Brochures (TUA) | 46 Pagina's