Het recht en de vrijheid der kerken in zake de opleiding tot den dienst des Woords - pagina 2
Conclusiën met toelichting van de Utrechtsche vergadering, gehouden den 9den April 1902, over het "Advies (Concept-Contract) aan de Gereformeerde Kerken in Nederland"
Of/cm. c/e
Q^ev/icn in
Qsftec/e'/tnt/.
Waarde Broeders '.
Niettegenstaande bij de vereeniging der beide Kerkengroepen in 1891 door de Generale Synode van de Christ. Geref. Kerk als beding is gesteld, „dat de Kerk geroepen is eene eigene inrichting tot opleiding harer leeraren te hebben, ten minste wat de godgeleerde vorming betreft." Niettegenstaande in 1891 de voorl. Synode van de Ned. Geref. Kerken (Acta bl. 82) verklaarde, „dat zij genoegen neemt met" dat beding. Niettegenstaande in 1892 de eerste Generale Synode van Amsterdam (Acta art. 2) plechtig verklaarde de „vereeniging tot stand te brengen op den grondslag . . . van hetgeen tusschen de Synoden van Leeuw, en 's-Gr., bovengenoemd, is overeengekomen." . . . . Niettegenstaande derhalve „alle Kerken zonder uitzondering gehouden zijn de Theologische School te handhaven en te bevestigen (Verklaring en Stellingen v/d Hoogleeraren der Theol. School, 19 Maart 1901) — werd, op uitnoodiging van enkele Classen, maar onder tegenspraak van eene andere, door een 25-tal Broederen, den 14den Febr. j.1. een
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 april 1902
Brochures (TUA) | 23 Pagina's