De ineensmelting - pagina 12
Een woord voor de eenheid der kerk (Deel 1)
16 plaats datgene, wat ons haar vereeniging met Christus, haar Verlosser en haar Hoofd, doet kennen. En voorts datgene wat ons haar beteekenis voor de menschheid en voor elk mensch in het bizonder, doet verstaan. Zeer kort dient nu geantwoord te worden op de vraag: Wat is de Kerk voor Christus ? En daarna moet voor ons doel iets langer stilgestaan worden bij de vraag: wat is zij voor ons ? In het Hooglied en op andere plaatsen des Ouden en des Nieuwen Testaments wordt ons de gemeenschap en eenheid in het huwelijk tusschen den man en de vrouw, voorgesteld als een beeld om ons eenigszins de innigheid der vereeniging te doen kennen die er bestaat tusschen Christus en Zijne bruid, de Kerk. Deze vereeniging tusschen Christus en Zijn kerk bestaat in het wezen der zaak reeds nu, in de dagen die nog dagen der vernedering voor de Kerk zijn, — al is het ook waar, dat de voltooiing en volle verwerkelijking er van eerst komt aan het einde van den loop der eeuwen, in die doorluchte en zoo verheven Bruiloft des Lams, die dan eerst daagt! —• Wat de Kerk, zooals de apostelen in de verschillende onder haar eigen opzieners levende Gemeenten van hun tijd, haar kenden, — voor den Christus was of beteekende, dat wordt óns in sterke bewoordingen bekend gemaakt in Ef. 1 : 23. Aldaar lezen wij, dat de Gemeente of Kerk is Zijn lichaam, en de vervulling Desgenen die alles in allen vervult. Hieruit blijkt, dat gelijk Christus voor ieder onzer en voor Zijn Kerk in haar geheel onmisbaar is, wij ook nl. Zijn Kerk, door de onnaspeurlijke genade Gods voor Hem onmisbaar zijn, nl. voor Hem n i e t als de Zoon van God, maar als de Christus. Dat is, zeer vluchtig aangewezen, de waardij en heerlijkheid der Kerk voor C h r i s t u s . Maar wat is haar waardij en heerlijkheid voor ons, en in het algemeen voor het menschelijk geslacht? Dat haar waardij voor den mensch onuitsprekelijk groot moet zijn, volgt reeds hieruit, dat God en zijn Christus zich zoo nauw met haar verbonden hebben. Volgens Calvijn, Institutie IV 1 : 10 is van de Kerk af te wijken even zooveel als God en Christus verzaken. En inderdaad ligt dit in het afwijken en verachten van de Kerk, of om met onze Staten-vertaling nog eens te spreken: van de Gemeente. Dit gruwelijk karakter ligt wel in alle zonde als zoodanig, die de Christen bedrijft, maar toch in deze zonde wel in
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1903
Brochures (TUA) | 47 Pagina's
