Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Godgeleerdheid en wijsbegeerte - pagina 25

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Godgeleerdheid en wijsbegeerte - pagina 25

Rede gehouden bij de aanvaarding van het ambt van Hoogleeraar aan de Theologische School te Kampen, op Woensdag 8 April 1903

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

26

zijdige verheffing van bet menschelijke, waarbij in de vereering eener godheid de mensch zich zeiven apotlieoseert. Op den hoogsten trap van godsdienstige ontwikkeling gaat in de godsdienst het meest volstrekte afhankelijkheidsgevoel met de sterkste bewustheid van persoonlijke zelfstandigheid gepaard. De eerste dier vormen vertoont zich in de fetischen natuurdienst der oude volken. De tweede komt op in het Buddhisme, en vertoont zich in de apotheose van het menschelijke, die hare volle hoogte bereikt bij de Grieken. De ware godsdienst, voorbereid onder Israël, is de Christelijke, waarin de mensch, van zijne eenheid met God zich bewust geworden, door het goddelijke als eene innerlijke levensmacht beheerscht, zelfwerkzaam en vrij is in de volkomenste afhankelijkheid van God." 41) Bij Rauwenhoff lezen wij: „De Wijsbegeerte van den Godsdienst eischt van haren bewerker zeker geen onverschilligheid voor het onderwerp, maar wel die onafhankelijkheid van geest, die hem in staat stelt elke voorkomende vraag als een open vraag te behandelen. Hy heeft niet een gegeven geloof te beschrijven en zooveel mogelijk te rechtvaardigen, maar hij moet het verschijnsel van den godsdienst, zooals het zich in allerlei verschillende vormen in de menschheid vertoont, zielkundig trachten te verklaren, om dan de betrekkelijke waarde te bepalen van hetgeen hij als geloof aangaande het bovenzinnelijke op de verschillende ontwikkelingstrappen van den godsdienst ontmoet. Dit laatste is een werk van waardeering, waarbij altijd het bezit van een maatstaf ondersteld moet worden. De waardebepaling moet ontleend worden aan het redelijk en zedelijk oordeel. Voor het eerste kan op een algemeen-geldigheid aanspraak gemaakt worden, die voor het andere, althans in gelijke mate, nooit te bereiken is. Daarom blijft meh bij het zedelijk oordeel altijd beperkt tot hetgeen op een bepaald standpunt van zedelijke ontwikkeling als geldig zal worden erkend. Maar, met die reserve, is het dan toch een maatstaf, die evenzeer op elk ander als op godsdienstig gebied wordt

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 april 1903

Brochures (TUA) | 51 Pagina's

Godgeleerdheid en wijsbegeerte - pagina 25

Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 april 1903

Brochures (TUA) | 51 Pagina's