Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Godgeleerdheid en wijsbegeerte - pagina 44

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Godgeleerdheid en wijsbegeerte - pagina 44

Rede gehouden bij de aanvaarding van het ambt van Hoogleeraar aan de Theologische School te Kampen, op Woensdag 8 April 1903

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

AANTEEKENINGEN. i

1) Leiden, J. H. Gebhard en Comp., 1846. 2) T. a. pl., 56 en 57. 3) Amsterdam, P. N. van Kampen, 1846. 4) Leiden, J. II. Gebhard en Comp., 1846. Duidelijk komt in deze geschriften van Opzoonier uit, hoe hij reeds destijds met de hoofdwaarheden der Christelijke religie had gebroken. Slechts één citaat ten bewijze. Op blz. 3 en 4 van „De leer van God" heet ' t : „En waarom dan is de mensch met eene geloovige aanname des Christendoms niet tevreden ? Tweeërlei redenen werken er toe zamen ; de ééne vergankelijk, de andere blijvend; de ééne buiten, de andere in het Christendom zelf gelegen. Men heeft de tijdelijke vormen boven het eeuwige wezen, de schaal boven den kern verkozen. De leer van gemeenschap tusschen God en mensch is veranderd in de ;leer eener scherpe afscheiding, in een onwijsgeerig, alle leven vernietigend dualisme. Inplaats van vereeniging trad scheuring, en er werd een middelaar noodig, om den verbroken band te herstellen. De kennis van God ging in Christologie verloren. De verbindtenis met den volmaakten God trad op den achtergrond voor die met den onzondigen Christus. Het natuurlijke in het Christendom was het waarachtig bovennatuurlijke, de eeuwige waarheid, die nimmer door iets hoogers zal worden vervangen, maar slechts innerlijke ontwikkeling d u l d t ; maar in de plaats daarvan gaf men ons een bovennatuurlijkheid, die ellendige leugen was, omdat zij zich met alle natuurlijkheid in strijd bevond. De menscli uit God geboren, dat was de springader des levens; maar de fontein des lieils werd gestopt en vruchteloos zocht men vergoeding bij de geboorte uit eene maagd. Wat het grootste wonder mag heeten, omdat het de hoogste waarheid, het meest natuurlijke en noodzakelijke is, de éénheid van God en den mensch, dat werd verwaarloosd voor de „kleinheid van wonderen", die alles dor en onvruchtbaar laten, en de eeuwigheid werd „opgehangen aan een spinrag." 5) Utrecht, Kemink en Zoon, 1847. 6) Utrecht, Kemink en Zoon, 1876 (1883), 18 en 19. Zoo oordeelde ook Doedes' ambtgenoot van Oosterzee, Christelijke Dogmatiek, 2e druk, 1,88,: „Spreekt men daarentegen van philosophie in objektieven zin, ter aanduiding van een bepaald speculatief-wijsgeerig systeem, dan hangt de verhouding tusschen haar en de Dogmatiek natuurlijk geheel van de eigenaardigheid der wijsgeerige beginselen af." In gelijken geest schreef ook Dr. J. T. Lange, Christliche Dogmatik, I, 1849, 99: „die christliche Philosophie ist die Philosophie selbst auf dem Standpunkt christlicher Weltanschauung, wie sie ausgeht von dem christlich bestimmten Bewusztsein."

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 april 1903

Brochures (TUA) | 51 Pagina's

Godgeleerdheid en wijsbegeerte - pagina 44

Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 april 1903

Brochures (TUA) | 51 Pagina's