Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Godgeleerdheid en wijsbegeerte - pagina 20

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Godgeleerdheid en wijsbegeerte - pagina 20

Rede gehouden bij de aanvaarding van het ambt van Hoogleeraar aan de Theologische School te Kampen, op Woensdag 8 April 1903

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

21

eenvoudig om te doen was de mysteriën van de Christelijke Religie als dwaasheden aan de kaak te stellen. Integendeel hebben Kant, Fichte, Schelling, en ten deele zelfs ook Hegel, gepoogd ze op hunne wijze weer in hunne eere te herstellen. Immers leerde Kant wel, dat God niet te kennen is dooide bespiegelende rede, maar tegelijkertijd hield hij toch ook staande, dat 'smenschen zedelijke natuur eischte, dat God, de vrijheid en de onsterfelijkheid bestaan. Fichte zeide wel, dat het Ik het niet — Ik poneerde, maar tevens beweerde hij toch ook, dat het absolute Ik als voortbrengend Denken, als de zedelijke wereldorde, God was. En Hegel schreef wel (uitgaande van de veronderstelling, dat niet slechts de kennis maar ook het zijn, niet alleen de voorstellingen maar ook de dingen zelve alleen uit het denken voortkomen of m. a. w. dat denken en zijn één zijn) dat God in den mensch tot bewustzijn komt, maar tegelijkertijd bezigde hij eene terminologie, die zooveel overeenkomst had met die, waarin de dogmata van de christelijke religie tot dusver waren ingekleed, dat sommigen zelfs meenden, dat hij het Theïsme bepleitte. Nog verder ging Schelling in zijne laatste periode, toen hij zijne identiteitsleer liet varen en hij eene Godsleer ontwikkelde, waarin God wordt het absolute, dat, boven de wereld verheven, eerst innerlijk zich tegenover zichzelf objectiveert en aanschouwt, om vervolgens het aanschouwde in de wereld tot werkelijkheid te brengen, en hij hiermede allerlei theosophische bespiegelingen verbond. Maar al was 't er dus dezen wijsgeeren niet om te doen, kortweg de Godgeleerdheid uit te bannen, toch waren zij niet anders dan religionsphilosofen, die meer waarde aan de wijsbegeerte dan aan den godsdienst toekenden en moesten hunne stelsels er toe leiden, dat de Godgeleerdheid, wilde zij in de schatting van het moderne denken de eere eener wetenschap behouden, haar object, de ons geopenbaarde kennisse Gods, prijs gaf en daarvoor de kennis van den godsdienst in de plaats stelde. Met deze verwisseling nu

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 april 1903

Brochures (TUA) | 51 Pagina's

Godgeleerdheid en wijsbegeerte - pagina 20

Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 april 1903

Brochures (TUA) | 51 Pagina's