Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de verkondiging - pagina 25

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de verkondiging - pagina 25

Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het hoogleraarsambt vanwege de Nederlandsche Hervormde Kerk aan de Rijkuniversiteit te Utrecht op maandag 6 mei 1935

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

deel over heel zijn onwaarachtigheid? W a a r is de plaats der ontmoeting, waar wij zouden kennen,, zooals wij gekend zijn? 4 6 ) Ingaande in die volkomen ontmoeting, zou het vandaaruit pas mogelijk worden om als een nieuw en ander schepsel, in waarheid den ander, den naaste, te ontmoeten. Daarom moet eerst God den mensch ontmoeten en de mensch zijn God, zal hij waarlijk naast zijn naaste kunnen zijn, die ontmoetende „als voor Gods aangezicht". Als God en mensch elkaar ontmoeten is dat van bijzonderen aard, omdat wij daar op die plaats pas zijn, zooals wij waarlijk existeeren, op onze ware plaats staan, niet meer op de plaats van onze inbeelding, maar op de plaats van ons deelgenootschap, van ons onderdeel-zijn. 4 7 ) Als God en mensch elkaar ontmoeten is Hij „Heer" en de ander is „maar" mensch, — tevoren was hij mensch, hier is hij mensch-voor-God. Als iemand den Heer als Heer ontmoet, wordt hij Zijn mensch, en zelf een mensch, die zijn Heer gevonden heeft. Als „de Heer" iemand ontmoet, dan wordt het mensch-op-zichzelfzijn, het mensch-buiten-Hem-zijn tot zonde, ineens en geheel zonde; niet dat ik maar-mensch ben is mijn zonde, maar al mijn menschzijn-op-mijzelf is zonde.) Dat ziet men in, zoodra men zijn Heer kent. Maar omdat ontmoeten ontvangen is, wordt voor Gods aangezicht het zien van eigen zondigheid, het krijgen van genade. 4 8 ) Zoodra de geroepene tot de ontmoeting komt, wordt hem aan zichzelf zijn zonde, en aan Zijn Heer diens genade openbaar. Zoodra de Heer: „mijn mensch" zegt, hoort de geroepene den Vader „mijn kind" zeggen. 4 9 ) Deze ontmoeting is de grens van de verkondiging. Eerst in de ontmoeting is er feitelijk pas sprake van kerk. In de kerk zijn de menschen „voor Gods aangezicht"; daar zijn zij schapen van den waren herder, daar zijn zij gekend, geoordeeld, vergeven, kinderen Gods. De verkondiging bouwt de kerk, niet door haar eigen kracht, maar door haar dienst. Maar de kerk stelt de verkondiging. De verkondiging is uit de kerk en tot de kerk. Zij is de functie der kerk in de wereld: haar leven en haar opdracht tegelijk. W a n t de kerk is het Godsrijk nog niet; de kerk staat in de wereld tusschen de levende herinnering van de incarnatie en de levende verwachting van de toekomst des Heeren. Naar den tijd staat zij tusschen het gekomene en het komende; naar den afstand staat zij tusschen het open allerheiligste en de wereld; naar de waarheid staat zij tusschen de levenden en de dooden. Daar staat zij met Schrift en sacra-

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 6 mei 1935

Brochures (TUA) | 33 Pagina's

Over de verkondiging - pagina 25

Bekijk de hele uitgave van maandag 6 mei 1935

Brochures (TUA) | 33 Pagina's