De droevige gesteldheid van een dwalend mensch - pagina 27
Boet-predikatie over Spreuken 21 : 16
28 zy'n bart hem sloeg, na het afsnijden der slippe van Sauls mantel, dan toen hij i n de zonde van Bathseba viel, en in het aankleve er van, vele maanden voortleefde. Zegt nu niet, het is met David goed terecht gekomen, want zoo deze uw stelregel is, 0 arme mensch, dan is het zeer te vreezen, dat het met u nooit terecht komt en dat u die liefde Gods en de vreeze des Heeren mist. David is nadien nooit meer i n deze zonde gevallen, maar heeft zich een hater er van betoond, tot op zijn dood toe. De Heere geve ons zijne voetstappen te mogen drukken i n deze dagen, en zijn geloof na te volgen, aanschouwende de uitkomst zijner wandeling. Hebr. 13 : 7. Tusschenzang Ps. 79 : 5. I I I . Toehoorders, wij zullen nu nog kort stilstaan bij onze derde hoofdgedachte, die wij omschreven als: ,,de dieptreurige vruchtgevolgen die uit deze droevige gesteldheid voortkomen." E r staat in onze tekst: zal in de Gemeente der dooden rusten. E r wordt hier niet twijfelachtig gesproken, maar in absoluten zin. Op het bedrijven der zonde volgt de straf, en de straf in onze tekstwoorden beduidt: een rusten of een verkeeren i n de vergadering der verdoemden. Deze vergadering der verdoemden, wordt ons in Jes. 30 : 33, omschreven als het Tophet, welkers brandstapels vuur en hout veel is, door den adem des Heeren aangestoken als een zwavelstroom. Het is de put des afgronds, in welken de Satan en zijn engelen geworpen zijn, om tot het oordeel bewaard te worden, 2 Petr. 2 : 4. Het is de plaats waar alle afkeeringen van harte, Spreuk, 1 : 32, de slechte die niet hebben gewild dat Christus Koning over hen ware, zullen verzadigd worden van hare raadslagen, Spreuken 1 : 31. Het is de plaats, waar de zonde het vuur zal brandende houden, want allen die er in zijn, zullen niet ophouden van zondigen, maar zullen God eeuwig vloeken; aldaar heerscht de eeuwige dood in zijne volkomenheid. Wie zal het verklaren wat deze dood al inhoudt! Het is een eeuwig verstooten zijn van bet aangezicht des Heeren; het is eeuwig God te missen, een eeuwige onuitstaanbare, onnagaanbare holligheid des harten, en dat om eigen schuld. Daarbij is het een straf van gevoel, want staat er, waar haren worm niet sterft, waar ook het vuur niet uitgebluscht wordt, Jes. 66' : 24. De adem van den toorn des Almachtigen zal hunne zielen eeuwig vervullen. Geen drup water zal daar de tong verkwikken, niet ééne seconde rust zal daar genoten worden, en wat zullen wij meer er
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1936
Brochures (TUA) | 31 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1936
Brochures (TUA) | 31 Pagina's