Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Balsem uit Gilead - pagina 37

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Balsem uit Gilead - pagina 37

10 meditaties

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze rijke nu is zeer door God gezegend. En erkent hij daar nu den Gever alles goeds voor? Valt hij dankbaar op zijn knieën bij het zien van Gods zegen; of geeft hij naar 's Heeren wetten de tienden voor 's Heeren huis; of denkt hij aan de armen, die hij nu kan weldoen? O neen, hij geeft zich zelf van alles de eer en eigent zich alles toe. Hoor, hoe hij spreekt van ik en mijn. Wel zes maal spreekt hij over „ik" en hij heeft den mond vol van mijne vruchten, mijne schuren, mijn gewassen en mijne goederen". Alsof hij alles liet groeien; alsof er geen God in den hemel is voor Wien hij zich eens heeft te verantwoorden. Hij peinst er over, wat hij doen zal met den grooten oogst. Verkoopen was toen nog geen mode. Zijn schuren zijn te klein, om alles te bergen. De welvaart baart hem zorg. Doch gelukkig, zijn verstand is helder en de inval van zooeven zal wel uitgewerkt kunnen worden. Hij zal nieuwe en groote schuren bouwen en alle goederen opstapelen. Het D.V. wordt echter door hem vergeten. Vreeselijk toch, nietwaar? Want hij en ook wij dragen den adem in onze neusgaten. Elk uur wenkt ons der wijzen levensend en der dwazen dood blijft ons niet onbekend. We hebben in alles met God te rekenen, en dat vergat deze rijke. Hij rekende alleen met zichzelf. Hoor maar! „Ziel, zoo spreekt hij zichzelf aan, gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren, neem rust, eet, drink en wees vroolijk." Een echt wereldmensch. Hij zingt dat bekende lied: „Laat mij eten en drinken en vroolijk zyn". Rust zoekt hij hier beneden in zichzelf. Voorts wil hij eten en drinken, niet als middel om het leven in stand te houden, maar als doel des levens. En als hij wel zal hebben gedronken, dan zal hij wel vroolijk zijn, denkt hij. Maar Gods gedachten zijn hooger dan van dezen mensch, die als een os ter slachting wordt gevoerd. „Gij dwaas", zegt God tot hem, die meende wijs te zijn. „In dezen nacht", zegt de Heere tot hem, die dacht nog vele jaren te zullen leven, „zal men uwe ziel van u afeischen". En als dat geschiedt, wat dan? Wat dan met die ziel, zal ze rust vinden aan de overzijde? Zal ze dan eten en drinken of verkeeren in droefenis en benauwdheid? Och, voor degenen, die niet rijk zijn in 35

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologische Universiteit Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1936

Brochures (TUA) | 47 Pagina's

Balsem uit Gilead - pagina 37

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1936

Brochures (TUA) | 47 Pagina's