Redevoeringen - pagina 16
Uitgesproken op de deputaten-vergadering, gehouden te Utrecht op vrijdag 9 april 1937
vordert gewetensvrijheid, maar ook godsdienstvrijheid. De geheele historie van Kerk en Staat leert ons, dat ewetens- en godsdienstvrijheid dermate samenhangen, dat de e e r s t e zonder de laatste niet kan bestaan, dat de laatste noodzakelijk L wil de Kerk hare roeping in het leven kunnen vervullen. Deze gedachten, waarop ik thans niet nader kan ingaan, zijn van meetaf door onze partij voorgestaan en belichaamd geworden in ons Program van Beginselen. Geestelijke
vrijheid
De politieke vrijheid bestaat in het algemeen genomen hierin, dat het volk kan opkomen voor zijne rechten en vrijheden, dat het zich kan uitspreken over de wetgeving en het bestuur des lands, dat het zijne inzichten kan kenbaar maken, dat het zijn rechtmatigen invloed kan oefenen op het landsbestuur, dat het door middel van zijne vertegenwoordiging zijne wenschen en bezwaren kan voorleggen, u i t e e n z e t t e n aan, kan verdedigen bij de Overheid, dat het gemeen overleg tusschen Regeering en volksvertegenwoordiging werke als eene positieve, vruchtdragende factor in wetgeving en bestuur. Nimmer mag die vrijheid in bandeloosheid ontaarden, mogen de grenzen dezer vrijheid uit het oog worden verloren. Zij mag niet worden gebruikt, om het eigen recht der Overheid, hare eigen roeping ter zijde te stellen. Men mag bij hare hanteering er niet van uitgaan, dat dit recht en die roeping beschouwd kunnen worden als te verwaarloozen factoren. Integendeel, de politieke vrijheid behoort te worden gebruikt op den grondslag van de wezenlijke eerbiediging van de Overheidssouvereiniteit, van de gehoorzaamheid aan de Overheid. Die vrijheid ontvangt juist den waarborg voor haar behoud in de volledige erkenning van het gezag, in het zich bewegen binnen de grenzen van de rechts- en staatsorde, in het zich beheerschen bij het uitbrengen van critiek, in het voeren van een verweer, dat een serieus en zakelijk karakter draagt, en dat mitsdien niet alleen gespeend is van laster en verdachtmaking, maar ook van alle demagogie, van een duidelijk gemis aan kennis van zaken, van het niet rekening houden met de eischen der werkelijkheid, en met de in de realiteit voorhanden mogelijkheden. Ik zou niet in staat zijn te betoogen, dat de politieke vrijheid te onzent steeds in overeenstemming met die eischen wordt aange15
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937
Brochures (TUA) | 41 Pagina's