Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

de «HISTORIA» -Gregorius van Tours-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

de «HISTORIA» -Gregorius van Tours-

11 minuten leestijd

Iedereen weet, dat geschiedenis de wetenschap is die zich bezighoudt met het verleden en met name de m e n s in het verleden. Dat verleden komt tot ons door de geschreven berichten, die wij "bronnen" noemen. Bronnen zijn dus eigenlijk con temporaine getuigenissen. De historicus probeert nu met behulp van deze bronnen, van welke aard die ook zijn, een beeld te scheppen van een bepaalde periode uit het verleden. Hij zou eigenlijk willen weten "wie es eigentlich gewesen ist” (Ranke).

Dit vereist echter strikte objectiviteit. De his toricus zou dan zijn eigen visie, gevoelens, sym-en antipathieën moeten uitschakelen, wat bij zijn taak onmogelijk is. De eigen omgeving, tijd en ideeën van de historicus blijven altijd een zeer belangrijke rol spelen bij zijn visie op het verleden. Men kan zelfs zover gaan, dat men stelt, dat als de bestaande waarden veranderen, dan ook de historische voorstellingen veranderen. Zo komt J.Huizinga tot zijn definitie: "Geschiedenis is de geestelijke vorm, waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden" De Italiaanse historicus Croce zegt eenvoudig: "Alle geschiedenis is contemporaine geschiedenis De historicus staat dus niet op dezelfde wijze tegenover het verleden, zoals een natuurkundige tegenover de metamorfose van een insekt (Taine). We kunnen dan ook wel zeggen, dat achter elk historisch werk een conceptie, een filosofie zit. Zo kan men de geschiedenis bestuderen om er achter te komen of er in de loop der eeuwen sprake is van een steeds verdere vooruitgang. Of zou de geschiedenis verlopen zoals de jaargetijden in de natuur? Een ander zou gaan kijken, hetgeen prijzenswaard en nuttig is, of hij

de voorzienigheid van God kan waarnemen. Kortom, als we de geschiedenis beschrijven, dan beschrijven we die, zoals wij hem zien of zelfs zouden willen zien. Een geschiedbeschouwing is nodig. Als wij nog geen duideli jk omschreven geschiedbeschouwing bezitten, dan zou het werk van Gregorius van Tours, een belangrijke exponent van de vroeg-middeleeuwse historiografie, ons misschien enkele vingerwijzingen kunnen verschaffen voor deze problematiek, hetzij in positieve of in negatieve zin.

Voordat we op zijn geschiedbeschouwing ingaan, waarbij we ons zullen beperken tot zijn visie op Clovis, de grote koning der Franken, willen we eerst iets van zijn leven en zijn werk in het algemeen vernemen.

Gregorius, later Gregorius van Tours genoemd, omdat hij in deze plaats zijn bisschopszetel had werd op 30 november van het jaar 53^ of 539 geboren. Hij kwam voort uit een aanzienlijke Gallo Romeinse familie: zijn vader Florentius stamde uit een senatorengeslacht, terwijl een aantal van zijn andere familieleden belangrijke wereldlijke en kerkelijke functies hadden bekleed.

Reeds op jeugdige leeftijd verliest hij zijn vader en wordt opgenomen door zijn oom, een bisschop, hoewel zijn moeder Armentaria hem ook nog blijft verzorgen. Nadat Gregorius in het jaar 563 als diaken in Tours is aangesteld, wordt hij tien jaar later als bisschop in dezelfde stad gewijd.

Gregorius leefde in een alles behalve rustige tijd. Er waren veel politieke spanningen, die veroorzaakt werden door elkaar bestrijdende en opvolgende vorsten. Hij leefde ook juist in de tijd na de invallen van de barbaren in Gallië, waar zich nu langzamerhand een nieuwe maatschappij aan het vormen was namelijk de vroeg-middeleeuwse. In deze verwarde periode heeft Gregorius gewerkt aan zijn geschiedenis, die de "Historia Francorum" wordt genoemd. Zijn werk vormt een historisch monument, dat voor ons zeer belangrijk is wat betreft de geschiedenis der Merowingers, tot welke familie ook Clovis behoorde. Men heeft Gregorius terecht wel de bijnaam: "Vader van de Franse geschiedenis" gegeven.

Behalve deze geschiedenis der Franken heeft hij nog meer werken op zijn naam staan, die hij opsomt in het nawoord van zijn Historia: heiligen levens, zeven wonderverhalen, een commentaar op de Psalmen enzovoort. Als hij op 17 november van het jaar 594 sterft, heeft hij een arbeidzaam leven achter de rug.

Zijn “Historia”, waar het ons nu om gaat, omvat totaal 10 boeken. Hoewel sommige geleerden in het werk van Gregorius kopieerfouten en vervalsingen menen te bespeuren, kunnen we gerust aan nemen, dat we de Historia hebben, zoals Gregorius deze heeft geschreven.

Bij het samenstellen van zijn werk heeft hij zo wel gebruik gemaakt van mondelinge als van geschreven berichten. Hij gebruikte dus ook monde ling overgeleverde verzen en verhalen, die wel voor hem vertaald moesten worden, omdat hijzelf de Frankische taal niet kende. Hij gebruikte deze bronnen echter steeds met een zekere gereserveerdheid, want na vermelding ervan schrijft hij er met nadruk steeds "ut ferunt" (naar men zegt) bij.

Het is verder van belang te weten, om tot een evenwichtige beoordeling te komen, dat zijn literaire opleiding was verwaarloosd. Hij kende wel de werken van Vergilius en Sallustius en zelfs zeer goed de Bijbel, maar hij moet toch zelf toegeven dat hij "inops litteris" (vrijwel ongeletterd) is. Uit zijn taalgebruik blijkt zijn boerse eenvoudigheid. Het is beslist niet de taal van een slecht schrijver, ja er zijn zelfs geleerden die zijn taal respecteren, zodat zijn werk door hen wordt beschouwd als een filologische tekst van de eerste orde.

De meningen lopen, zoals zo vaak, ook over dit onderwerp sterk uiteen, wat wel heel duidelijk blijkt uit het volgende citaat: "Zijn geschriften zijn een bespotting van de grammatica.

Toch schrijft hij het ene boek na het andere. Hij is even bijgelovig als onwetend. Van theologie en geschiedenis heeft hij niet het minste verstand; toch beweegt hij zich steeds op dit terrein... welk een tijd moet dat geweest zijn, waarvan Gregorius van Tours, zo dom, zo bekrompen, als vertegenwoordiger geldt" (Pijper).

Men moet het werk van Gregorius niet vergelijken met dat van bijvoorbeeld Boethius, maar we moeten hem in het licht van eigen tijd zien en dan moeten we er toch waardering voor opbrengen, omdat hij eigenlijk de enige is die iets dergelijks kon presteren. En als we bovendien zijn werk nog vergelijken met dat van de kroniekschrijvers uit de 7e en 8e eeuw, dan torent zijn "Historia" er toch wel ver bovenuit. Hier komt nog bij dat hij ook zelf heel goed wist, dat zijn taal geen schoonheidstaai was. Het doel van zijn schrijven is voor Gregorius veel belangrijker namelijk om het leven van de goddelozen en de rechtschapenen aan het licht te brengen, zij het dan in minder fraaie bewoordingen, wat hij als volgt in zijn voorwoord van zijn "Historia" uitdrukt:

“Ik kan toch niet de daden der boosdoeners en die van de oprechten verzwijgen, zij het in gebrekkige bewoordingen”.

Hij ziet de geschiedenis dus eigenlijk als een strijd van licht en donker, een strijd waarin de ware katholieke kerk een belangrijke rol speelt d.w.z. een strijd van orthodoxie tegen heterodoxie en ketterij. Zijn werk wordt daarom ook wel eens "Historia Ecclesiastica Francorum" genoemd, naar analogie met de titel van het werk van Beda Venerabilis (zie vorige artikel in 3e jg. no.2). Hij koestert een gloeiende haat tegen alles wat ariaans is en tegen koningen, die de geestelijken en de armen verdrukken, maar aan de andere kant legt hij een grote onverschilligheid aan de dag als het misdaden betreft, die leken begaan en die geen schade betekenen voor de kerk. Ook vorsten kunnen de gruwelijkste misdaden begaan zonder wroeging te krijgen, als ze tenminste gedaan worden in het belang van de kerk. Nadat bijvoorbeeld Clovis twee familieleden had vermoord en het volk onder zijn heerschappij had gekregen, besluit Gregorius zijn verhaal met de volgende woorden: "Dagelijks legde God zijn vijanden onz der zijn handen en vergrootte zijn rijk, omdat hij recht van hart voor Hem wandelde en deed wat behaaglijk was in Zijn ogen". Wij zouden Clovis, wegens zijn hierboven beschreven gruweldaden, typeren als een wreedaard en veroveraar, maar Gregorius denkt er anders over. Hij ziet Clovis als de beschermer en voorvechter van het katho-

lieke geloof, omdat hij behalve tegen heidenen ook tegen arianen te velde trekt. Uit komt vooral duidelijk uit na de bekering van Clovis, hoewel Gregorius ook al vóór zijn bekering tot het katholieke geloof duidelijk kan bespeuren, dat God iets met Clovis voor heeft, omdat hij ook al in die tijd de kerk onder zijn bescherming neemt, liet hele optreden van Clovis komt voort uit religieuze motieven, aldus Gregorius. Het zou echter al te naïef zijn te denken, dat politieke beweegredenen bij Clovis geen rol speelden. Het staat immers vast, dat St. Remigius van Reims hem het belang van een verbond met de kerk aantoonde om zich op deze wijze te verzekeren van de loyaliteit van het volkl (Painter) .

Het is echter ons doel na te gaan hoe Clovis door Gregorius van Tours gezien werd namelijk dat Clovis reeds vóór zijn bekering de kerk een warm hart toedroeg. Ik zou dit willen aantonen aan de hand van zijn "Ilistoria", het 2e boek, hoofdstuk 27-Hier volgt dan een samenvatting van wat Gregorius daar beschrijft.

In het Vijfde jaar van zijn regering (486) trekt Clovis met zijn neef ten strijde tegen de koning der Romeinen, Syagrius. Deze vertegenwoordigde toen keizer Zeno in Constantinopel. Van hem behoefde Syagrius geen hulp te verwachten.

Syagrius was zodoende een praktisch zelfstandige heerser geworden, zodat hij hier de koning der Romeinen wordt genoemd. Deze Syagrius wordt nu door Clovis verslagen en daarna begint het leger van Clovis de hele streek af te stropen en enige soldaten bemachtigen een schitterende vaas uit een kerk. De bisschop van de kerk vraagt door middel van boden aan Clovis de vaas terug.

De boden van de bisschop moeten Clovis dan volgen naar Soissons, waar de buit verdeeld zal worden: als daar het lot de koning de vaas zou toebedelen, dan zou Clovis, zo beloofde hij de bisschop, de vaas aan hem teruggeven.

Als Clovis aan het begin van de verdeling vraagt, of hij de vaas mag hebben, wordt een soldaat woedend en zegt dan, dat de koning maar moet afwachten, wat het lot hem toedeelt. De koning laat zijn woede en verontwaardiging niet merken, maar de soldaat wel en slaat met zijn strijdbijl in de vaas. Gelukkig is de vaas niet kapot en Clovis geeft hem mee terug aan de boden van de bisschop.

Als Clovis het volgende jaar zijn troepen inspecteert (ieder jaar op 1 maart) ziet hij weer diezelfde brutale soldaat. De koning maakt enige opmerkingen over zijn wapentuig en gooit de strijdbijl van de soldaat op de grond. Als de soldaat zich dan bukt om hem op te rapen, slaat Clovis hem het hoofd af met de woorden: "Dit heb jij eens met de vaas in Soissons gedaan!”

Deze passage laat ons in de eerste plaats zien, dat Clovis' macht in feite niet zo erg groot was, omdat hij in principe op dezelfde wijze als de soldaten namelijk door het lot, een aandeel in de buit had. Daarom kon de later gedode soldaat zich tegen zijn voorstel verzetten, zonder dat Clovis er direkt iets tegen kon uitrichten. (Bury).

In de tweede plaats, en dat is in dit verband veel belangrijker, laat dit verhaal zien, dat Clovis, al is het zelfs vóór zijn bekering, de kerk al gunstig gezind was door de vaas weer aan de kerk terug te geven. Gregorius wilde hiermee aantonen, dat Clovis er als het ware toe is voorbeschikt om straks zelfs voor de kerk te strijden en het geloof uit te breiden. liet is

daarom voor Gregorius de gewoonste zaak, dat de soldaat in koele bloede wordt gedood: hij stond immers Clovis tegen en daarmee ook de kerk en God.

Deze kijk op Clovis is heel begrijpelijk voor Gregorius, omdat inderdaad de uitbreiding van de kerk en de bestrijding van de ketterij voor een belangrijk deel aan het optreden van Clovis is te danken. Dit neemt niet weg, dat Clovis zelf wel andere motieven zou gehad kunnen hebben, maar hier schenkt Gregorius totaal geen aandacht aan.

Achter de geschiedschrijving van Gregorius zit dus wel heel duidelijk een conceptie. Alles loopt uit op een Clovis, die na zijn bekering op vele manieren de kerk tot nut is geweest. Om reeds vóór zijn bekering dergelijke tendenzen te bespeuren, is niet verantwoord. Ook de gedachte "het doel heiligt de middelen" is verwerpelijk. Ondanks het feit, dat er misschien juiste elementen in zijn geschiedbeschouwing aan wezig zijn, komt hij juist door zijn dogmatisme tot een ongenuanceerde en generaliserende kijk op het verleden.

Laten wij Gregorius hierin niet navolgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1974

Criterium | 36 Pagina's

de «HISTORIA» -Gregorius van Tours-

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1974

Criterium | 36 Pagina's