Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een predikant aan het woord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een predikant aan het woord

25 minuten leestijd

In onze serie interviews ditmaal een gesprek met de bekende Rhenense predikant ds. F. Mallan.

Behalve de door hem van zeer nabij meegemaakte kerkelijke ontwikkelingen van de laatste 40 jaar, spraken wij in huize "De Rozelaar" met hem over jeugd, verenigingsleven, samenwerking, SGP, politiek en onderwijs.

Ds. F. Mallan werd op 18 april 1925 te Rotterdam geboren. Na zijn opleiding aan de Theologische School o.l.v. de docenten ds. G.H. Kersten en dr. C. Steenblok, verbond hij zich op 29 september 1948 na bevestiging door ds. J. Fraanje, aan de gemeente van Bruinisse. Twaalf jaar later nam hij een beroep aan naar Veenendaal. In 1968 deed hij zijn intrede in de gemeente van Gouda, voorheen bediend door zijn leermeester dr. C. Steenblok. In 1972 nam hij het beroep naar Vlaardingen aan.
Sinds 14 juli 1976 is hij aan zijn huidige gemeente Rhenen verbonden. 

Door zijn hoofdredacteurschap van het kerkelijk blad "De Wachter Sions" en zijn vele bestuursfuncties neemt ds. Mallan binnen het verband van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland een vooraanstaande plaats in.

JEUGD- EN VERENIGINGSLEVEN

Dominee, men spreekt tegenwoordig veel over een veranderde mentaliteit van de jeugd. Ervaart u deze verandering ook? B.v. op de catechisatie.

Ik kan niet zeggen dat het geven van catechisatie moeilijker geworden is. Daarmee zeg ik niet, dat het gunstiger is geworden, want een mentaliteitsverandering is er inderdaad. Wel moet je daar op inspelen. En ja, ik ben al wat ouder en dan zijn er wel eens bepaalde dingen te overwinnen.

Ik ben kortgeleden in Zuid-Afrika geweest en het deed me weldadig aan daar terug te vinden zoals het vroeger hier in mijn kinderjaren was.

Wat vond u daar terug?

Meer het ontzag voor oudere mensen.

In mijn kinderjaren werd het je ingeprent, dat je je netjes moest gedragen tegenover de onderwijzers, op de catechisatie...

Ik herinner me nog goed dat ik zaterdagsmiddags in Rotterdam naar de catechisatie ging. We kregen dat vaak van een student. Ik liep toen een keer langs de student, de latere ds. J. van den Berg, heen zonder mijn pet voor hem af te zetten. Mijn zusje had het gezien en vertelde dat thuis. Toen zwaaide er wat. Ik werd er door mijn ouders ernstig over onderhouden, dat ik mijn pet niet afgenomen had. Kijk, dat is er nu natuurlijk wel af. Zoiets heb ik in Afrika toch weer teruggevonden.

Ze kijken er met veel meer ontzag tegen oudere mensen aan. En dat heeft een gunstige uitwerking op de jeugd. Als je dan weer terug komt in ons land, dan valt het je op dat er hier veel verwildering gekomen is.

Op zich is dat een proces van jaren geweest en je bent zelf meegegaan. Je ziet het wel, maar je staat er niet bij stil. Ook in onze kring ontmoet men, meer als vroeger, mensen die over bepaalde zaken socialistisch denken.

Men verwijt ons vaak, dat wij kerkelijk niets voor de jeugd doen.

Ik ben er wel voor om de jeugd zoveel mogelijk tegemoet te komen. Het is nodig een band onder de jeugd te leggen. Maar ik zie natuurlijk wel het gevaar van het verenigingsleven. Ik heb in de loop der tijden gezien dat het verenigingsleven een zekere vervlakking met zich meebrengt.

Ds. Kersten en de oudere leraars waren er ook altijd op tegen. In de latere jaren van zijn leven zag ds. Kersten ook wel dat hij het echt niet meer tegen kon houden. Vandaar dat hij in sommige catechismuspreken zegt dat het goed is dat er een jongelingsvereniging is, maar onder goede leiding. Op die wijze kwam hij toch daarin tegemoet.

Maar die knapen-, jongelings-en mannenverenigingen zijn vaak broedplaatsen geweest voor verkeerde leringen. Men kweekte er bekeerde mensen en ambtsdragers.

De oude ouderling De Bat uit Krabbendijke was op de kermis door God staande gehouden. Ze zeiden: "De Bat, we zouden toch ook wel een jongelingsvereniging moeten hebben". "Waarom? " "Dat zou ten goede kunnen komen aan het kerkelijk leven".

"We krijgen wat meer ontwikkeling, er kunnen goede ambtsdragers komen". "Wel", antwoordde de Bat, "Als de Heere die wil hebben dan haalt Hij er nog wel één van de Kruiningse markt (kermis)".

Die oude mensen zagen het gevaar dus wel degelijk. En dat zie ik ook. Maar als ik op een andere wijze een onderlinge band kan leggen, dan doe ik dat.

Wat is die andere wijze?

Bij voorbeeld op de catechisatie. Ik heb er altijd naar gestreefd om jongens en meisjes tegelijk catechisatie te geven. Op die wijze krijg je toch een zekere band, men krijgt kennis aan elkaar en kan op die manier vaak tot een huwelijk komen binnen de eigen kerkelijke kring.
Tegen een naaikrans heb ik b.v. ook geen bezwaar. Het verstevigt weer de onderlinge band, men leeft minder gemakkelijk langs elkaar heen.
Ik heb echter ook wel ambtsdragers ontmoet, die er niet zo voor waren dat jongens en meisjes tegelijk catechisatie ontvangen.

Welke bezwaren hadden ze daar tegen?

Het zijn toch jonge mensen. Ze komen onder Gods Woord. Vanzelf heb ik daar begrip voor. Daarom moeten ze op de catechisatie gescheiden zitten. Het liefst zou ik dat in de kerk ook nog zien.

Vroeger werd dat in onze kringen veel meer gedaan. In de kerk zaten de vrouwen in het middenschip en de mannen opzij.

Dat mannen en vrouwen nu bij elkaar zitten is op zichzelf nog niet zo'n groot bezwaar. Bezwaarlijker vind ik het wat de jonge mensen betreft. Er zijn er wel, die zich onbetamelijk gedragen.

Om terug te komen op jeugdverenigingen. Mits ze onder goede leiding staan, hebt u daar geen bezwaar tegen?

Als er goede leiding is, kun je er niet op tegen zijn. Je ziet natuurlijk wel in de praktijk, dat het steeds gaat verslappen. Je begint goed, maar het blijft meestal niet zo.

Hoe staat u tegenover een zangkoor?

Je leest tegenwoordig allerlei advertenties, waarin zanguitvoeringen, onder leiding van een predikant, aangekondigd worden. Mij geeft het allemaal veel te denken. Voor mij is dat een vervlakking. In de tijd van ds. Kersten waren er ook wel zangkoren. Niet zo veel. Naast psalmen zong men ook wel andere liederen. Maar uitvoeringen, zoals dat vandaag gebeurt, kende men niet.

In veel gemeentes had men vroeger geen orgel. Zo had men in Bruinisse, mijn eerste gemeente, een zangkoor, maar dat was dan uitsluitend tot ondersteuning van de gemeentezang.

Welke bezwaren had men tegen het gebruik van het orgel in de eredienst?

In mijn studententijd viel het mij op dat in Zeeland veel gemeentes geen orgel hadden. Ik heb wel eens gedacht: "Zou dat nog een invloed zijn van de vroegere Zeeuwse leraars Teellinck en Koelman? " Beiden waren in Schotland geweest en hebben hun bezwaren tegen het orgelgebruik uit dit land meegenomen naar ons land.

Onder Schotse invloed keerde Koelman zich zelfs tegen de formulieren en de christelijke feestdagen.
Opmerkelijk is dat later Comrie, een Schot, schrijft dat hij de formuliergebeden met grote stichting voor zijn zieleleven mocht gebruiken!

In de 16e eeuw, dus kort na de Reformatie, is op verschillende synodes over het gebruik van het orgel gesproken. Op de Synode van Dordrecht in 1578 sprak men uit: "Het gebruik der orgelen in de kerk houden we niet voor goed, inzonderheid voor de predikatiën".

Schotland heeft dan ook radicaal met het orgel gebroken. Men ziet dit nog steeds als een rooms gebruik.

Toen de Schotse ds. Campbell eens bij me in de consistorie zat en het orgel voor de dienst begon te spelen, zei hij: "Er mag hier nog wel een reformatie plaatsvinden".

Bent u pastoraal al in aanraking gekomen met druggebruikers?

Nee, je hoort wel eens wat, maar pastoraal ben ik nog niet met neus op de feiten gedrukt.

Ik besef echter goed, dat het druggebruik onder de Nederlandse jeugd veel groter is dan wij denken. Ook op scholen, waar kinderen uit onze kerkelijke kring onderwijs volgen.

En de invloed van de tijdgeest gaat ook ons kerkelijk leven niet voorbij. Je vraagt je bijvoorbeeld af: "Zouden er werkelijk niet meer kinderen geboren kunnen worden. Vroeger waren er toch veel meer grote gezinnen? "

Opmerkelijk voor mijzelf vind ik dat de Catechismusprediking van de Tien Geboden me steeds meer stof geeft, dan vroeger het geval was.

Men zegt wel dat de studerende jeugd zich door studie afkeert van de kerk. Kent u daar voorbeelden van en bent u blij met een vereniging als de KLS?

We hebben aan de oprichting van de KLS onze medewerking verleend, om het gevaar te bestrijden dat er is als de studerende jeugd andere studentenverenigingen gaat bezoeken.

Ik heb het in Gouda meegemaakt dat zeven jonge mensen met me wilden praten over het aanbod van genade, doop, verbond. Ik heb met ze gesproken. Alle zeven waren ze afkomstig uit onze gemeentes. Niet lang daarna zijn ze allen verdwenen.

Dat is ook wel het gevolg geweest van die studentenvereniging, waar ze op zaten. Het opmerkelijke is altijd, dat juist zulke vragen als ik net noemde daar de aandacht vragen.

Maar mag men deze dingen niet onderzoeken?

Dan dient men wel goede, praktikale geschriften daarvoor te gebruiken en het oor te lenen aan mensen, die vanuit de praktijk hierover kunnen spreken.

Ontwikkelingen binnen de Gereformeerde Gemeenten

Wanneer is het denken opgekomen, waarvan ds. Kok de woordvoerder was?
Heeft dit denken altijd al sluimerend geleefd en is het pas openbaar gekomen toen ds. Kersten overleden was?

Zo'n kerkelijke gebeurtenis als de scheuring heeft natuurlijk een voorspel gehad. Voor velen kwam het echter onverwachts en was het moeilijk om toen ineens een standpunt te bepalen. Het sluimerde al lang in ons kerkelijk leven en wij hadden natuurlijk al een hele strijd moeten voeren, voordat de kerkelijke scheuring er kwam. Uit de geschiedenis weten we, dat in de kring van de afgescheidenen het aanbod gepredikt werd. Ds. Kersten - dat weet ik uit mijn kinderjaren - heeft juist op de preekstoel altijd zo gewaarschuwd tegen het algemeen aanbod van genade met het oog op de Gereformeerde Kerken. Ze zeiden daar, dat je het maar hebt aan te nemen. Iets van dit denken leefde ook onder hen die overkwamen naar de Ger. Gem.

Ik geloof, dat er zulken ook onder de leraars en voorgangers zijn geweest. Als je nu in bepaalde streken van ons land komt, kun je nog gewaar worden - zelfs in onze kring, al zijn we uitgetreden - de invloed die van bepaalde leraars al jaren is uitgegaan.

Dus u gelooft, dat bijvoorbeeld ds. Kok altijd al in zijn prediking het aanbod met de belofte heeft vereenzelvigd?

Ja, alleen viel het de mensen niet zo op. Hij accentueerde dat niet zo. Dat is hij later pas gaan doen, na de overkomst van dr. Steenblok naar de Ger.Gem. Er waren vanuit de classis Zeeland bij de toelating van ds. Kok al bezwaren bij een enkele leraar en ambtsdrager, mensen met invloed in het kerkelijk leven. Het is gebleken, dat ze dit goed hebben gezien.

Is met de schorsing van ds. Kok zijn aanhang verdwenen?

Nee. Het is voor mij in Veenendaal opmerkelijk geweest, dat de mensen meestal met waardering spraken over zijn ambtelijk werk en levenswandel. Daar mocht men niets kwaads van zeggen. Daardoor is mijn mening versterkt, dat het echt om de leer ging. Verschillenden van Gods volk hadden al jaren het verkeerde in zijn prediking opgemerkt.

Ds. Kok is geschorst om zijn vereenzelviging van de belofte met de aanbieding. Wat is het verschil tussen deze vereenzelviging en het algemeen aanbod van genade?

Dan moet je gaan omschrijven wat de prediking van het Evangelie en de aanbieding van genade is. Het aanbod is voor de oudvaders en voor ons niet anders dan een voorstellen, een prediking, een verkondiging. Degenen die op het ogenblik de nadruk willen leggen op de algemene aanbieding van genade, beschuldigen er ons van, dat bij ons teveel de bewogenheid ontbreekt, het met klem en ernst op het hart drukken van de noodzakelijkheid van de bekering en het geloof in Christus. Dat is een valse beschuldiging; dat wil ik er gelijk bijzeggen.

Het bleek duidelijk uit wat ds. Kok voorstond, dat hij met de aanbieding van genade toch wat meer wilde zeggen tot de gemeente dan de verkondiging van het Evangelie. De mensen als hoorders van het Evangelie, aldus ds. Kok, hadden de belofte om die aan te grijpen en daar een pleitgrond van te maken.

Wat is het verschil tussen de opvattingen van ds. Kok en de Ger. Gem. (Syn.) wat de aanbieding betreft?

Als ik naga, wat de laatste tijd geschreven is naar aanleiding van het 70-jarig bestaan, kan ik iedere keer daaruit goed opmerken, dat ze in het diepst van de ziel er spijt van hebben, dat er een breuk gevallen is met ds. Kok. Verschillende aanhangers hebben destijds geprobeerd om hem te behouden door er bij hem op aan te dringen zich in zijn uitdrukkingen wat te matigen. Ze zijn echt eensgeestes met elkaar. Je voelt het zo maar aan: ds. Kok is geschorst en wij zijn de boosdoeners geweest, die het daarop hebben aangewerkt. In 1953 draaiden de rollen om en moesten wij eruit.

Als het voor hen gemakkelijker gelegen had, dan hadden ze ds. Kok er weer ingehaald.

Drs. Hofman beweert in zijn boek "Ledeboerianen en Kruisgezinden", dat ds. Kersten ten aanzien van de algemene genade onder invloed kwam van dr. Steenblok. Hoe ziet u dat?

Dat werd in die tijd ook al beweerd. Dat is een beschuldiging van de groep die achter ds. Kok stond. Je moet wel stellen, dat dit vóór de overkomst van dr. Steenblok nooit een punt van discussie is geweest. De ouderwetse mensen deden wel eens uitdrukkingen zoals: "als Christus Zijn bloed niet had vergoten, hadden wij geen spijs drank gehad". Daar werd verder niet over nagedacht.

Ook voor oudere leraars was het wel moeilijk om van dat standpunt afscheid te nemen. Ik denk aan ds. Fraanje. Dat werd echter verdragen, omdat men wist dat ds. Fraanje hiermee niet de verkeerde kant opging, zoals ds. Kok.

Toen dr. Steenblok pas overgenomen was, hield hij voor de onderwijzers een referaat en bracht dit ter sprake zonder er bij na te denken, dat dit zo'n uitwerking zou hebben. In een schrijven is ds. Kok hierop gelijk ingegaan.

Wat de opmerking van Hofman betreft, ds. Kersten heb ik goed gekend. Hij zag het altijd als een wonderlijke leiding Gods, wanneer uit andere kerken mensen overkwamen met een goede opleiding of academische vorming, omdat hij hiervan het belang inzag om onder de predikanten leiding te geven. Zo was hij ook blij met de komst van dr. Steenblok. Tegen ons zei hij: "Ik ben geen man van wetenschap, zoals dr. Steenblok dit is". Toen dr. Steenblok dus met dit punt naar voren kwam, is ds. Kersten dit ook naarstig voor zichzelf gaan onderzoeken en is daarvoor gevallen. Hij is dus niet onder invloed van dr. Steenblok gekomen in de zin zoals Hofman het bedoelt. Ds. Kersten wilde graag leren van iemand, waarvan hij geloofde, dat deze er theologisch meer van wist dan hijzelf.

Van onze zijde is altijd gesteld, dat de synode van 1953 bewust op een scheuring aanstuurde. Zijn daar bewijzen voor?

Ja. Later is door een van de predikanten toegegeven, dat men vooraf in Utrecht bij elkaar is geweest in vergadering. Wij wisten daar niet van. Toen op de synode het moderamen gevormd moest worden, was het heel opmerkelijk, dat ds. Verhagen bij eerste stemming met een meerderheid van stemmen uitkwam als praeses.

Ds. Vergunst kwam er ineens met dezelfde meerderheid van stemmen uit als scriba. Met de rest was het precies eender. Toen kregen wij argwaan en hebben aangevoeld, dat dit complotvorming was.

Dat bleek wel bij het verloop van de vergadering, toen het doceren van dr. Steenblok ter sprake kwam. Iets wat helemaal niet ter sprake had mógen komen! Ze hebben ook later zelf erkend kerkrechtelijk fout geweest te zijn.

Dr. Steenblok is afgezet wegens eenzijdigheid?

Nee, hij is niet afgezet wegens eenzijdigheid in de leer, maar in het lesgeven.

Drs. Hofman bestrijdt het beroep van dr. Steenblok op de Kruisgemeenten. Beriep dr. Steenblok naar uw mening zich terecht op de Kruisgemeenten?

Ja. Als het over de leer gaat, is het nodig, dat je iets van de historie afweet. Dan kom je er pas goed achter, waar zo'n stelling vandaan komt en welke strijd er gevoerd is om de waarheid tegenover allerlei verkeerde leerstellingen te handhaven. In de tijd van verval van de vaderlandse kerk is de algemene aanbieding juist zo doorgedrongen. Dat blijkt ook uit de geschriften van Van Woensel en Vis. Daarna kwam de donkere tijd tot de Afscheiding.

Maar die leer van de algemene aanbieding is doorgegaan, juist in de afgescheiden kringen. De leraars van de Kruisgemeenten wezen deze leer af, omdat het een afwijking was van de zuivere leer.

Het is dan ook onjuist als drs. Hofman beweert, dat bijvoorbeeld ds. Fransen zich keerde tegen de leer van de Gereformeerde Kerken. Hij keerde zich, wat het aanbod betreft, juist tegen de Afgescheidenen.

Het is voor mij opvallend, dat het boekje van ds. W.W. Smitt door drs. Hofman helemaal niet aangehaald is. Terwijl deze juist de opdracht kreeg om namens de Kruisgemeenten het leergeschil met de Afgescheidenen duidelijk uiteen te zetten.

Dus de bestaansgrond van de Kruisgemeenten is gegrond in een leergeschil?

Ja. Dat kun je lezen in het historisch overzicht van ds. Kersten. Er waren twee punten waarom de Kruisgemeenten niet samengingen met de Afgescheidenen. Dat waren de vrijheidsaanvragen en de leer, in het bijzonder over de aanbieding. Door een der leraars van de Kruisgemeenten werd opgemerkt, dat "een onmachtig God gepredikt werd en een almachtig zondaar".

Binnen de Ger. Gem. (Syn.) leeft de gedachte, dat een curatorium uitsluitend moet letten op geschiktheid en bekwaamheid voor het ambt. Is deze gedachte nieuw of leefde dit reeds voor de scheuring?

In 1949 moest er door het overlijden van ds. Fraanje voorzien worden in een vacature in het curatorium. Bij eerste stemming had een oudere leraar 14 stemmen en ik ook. Men dacht toen, dat ik zou zeggen: "Laat de ouderen maar voorgaan". Maar dat kon ik om des gewetenswil niet. Die oudere leraar had mij enige tijd daarvoor verteld, dat, als hij in het curatorium zou zitten, hij ze allen zou toelaten. Gaat het niet, dan gaat het niet. Dan kun je ze altijd nog terugsturen. Bij herstemming kreeg ik de meerderheid. Toen ik in het curatorium kwam, bemerkte ik, dat verschillende leden er zo over dachten.

Ik begrijp wel, waar die gedachte uit voort komt. Vroeger ging men voor dominee studeren, waarbij geen onderzoek werd ingesteld naar bekering en roeping.

Brakel schrijft: "Naar bekering en roeping wordt niet gevraagd". Door de Afscheiding zijn we kerkelijk echter in een heel andere situatie terecht gekomen. Op artikel 8 worden nu ook mensen uit de eenvoudige klasse dominee, de zonen van het volk.

Tot op heden is dat zo gebleven. We hebben wel een theologische school, maar geen theologische hogeschool meer. Vandaar dat een curatorium zo nodig is.

Dat er vroeger wel een universitaire opleiding was, waarbij minder gelet werd op godsvrucht, is ook een van de oorzaken geweest van het verval.

SAMENWERKING

Hoe denkt u over samenwerking met andere kerkverbanden en waar liggen de grenzen?

In bepaalde gevallen kan men daar niet onderuit. Ik denk bijvoorbeeld aan de GBS, een samenwerking tussen verschillende groeperingen. We moeten er toch mee verblijd zijn, dat we op deze manier gekomen zijn tot de uitgave van een Statenvertaling. Daarin hebben we elkaar gevonden. Toch moet je altijd samenwerken uit je isolement vandaan. Ik ben er toen ingekomen als opvolger van dr. Steenblok, die voorzitter was. Toen heette het nog de Stichting tot Instandhouding van de Statenvertaling.
Ik zit er dus namens de Ger. Gem. in Ned.
Ik heb van de week juist geschreven over de profeet Amos, die Tyrus het oordeel aan moest zeggen, cpmdat Tyrus Israël aan Edom overgeleverd had. Het wordt Tyrus zo zwaar aangerekend, omdat het ook het verbond van broederschap had verbroken. Er was duidelijk een zekere broederschap tussen Hiram en David. Die broederschap hebben David en Salomo toch gewaardeerd en gebruikt, bijvoorbeeld bij de tempelbouw.
Samenwerking is dan toch wel eens nodig, maar altijd vanuit het isolement.
Er lag toch een scheiding met Tyrus, want alleen Israël was het bondsvolk.

Wat bedoelt u met samenwerking uit het isolement vandaan?

Wél samenwerken, maar je ervan bewust zijn en ervoor uitkomen, dat er een scheiding ligt. Men is wel eens tot de gedachte gekomen, dat ik het met het eigen kerkverband niet zo nauw zou nemen. Deze vrees leeft vaak bij mensen, die later bij ons verband zijn gekomen en die zelf de strijd niet hebben meegemaakt.

De samenwerking op het gebied van de zending ligt evenwel toch wat anders. Verliezen we door het geld voor de zending af te dragen aan de Schotse kerk, niet de greep op de besteding ervan?

Nee, dat hoeft natuurlijk niet. Wij houden zelf ook wel in de gaten, hoe het er naar toe gaat op het zendingsterrein en of het verantwoord is ons geld eraan te geven. Wij geven het geld aan dit zendingswerk, omdat het een zending is waar we het meeste vertrouwen in hebben.

Ik ben zelf op het zendingsveld geweest. Bij de zending van andere kerkelijke richtingen wordt er veel ophef gemaakt van al de bekeringen, Dat is hier niet het geval. Als je de oorsprong van de MBUMA-zending ziet, dan mag ik daar toch wel Gods hand in opmerken, Ik denk bijvoorbeeld aan ds. Radasi. Door hun eenvoud en leefwijze voel je je met deze mensen toch één. Ik heb op het zendingsveld een dienst meegemaakt en ik heb daar goede indrukken van.

Binnen de Schotse kerk wordt ook niet gelijkluidend gedacht over bijvoorbeeld het aanbod van genade. Maar het is wel zo, dat juist de predikanten die nog goed zijn, op het zendingsterrein werkzaam zijn en in de zendingscommissie zitting hebben.

Zolang het zo blijft, steunen we dit werk.

Indertijd is er een samenspreking geweest met de oud-gereformeerden. Kunt u daar iets van vertellen?

Die samenspreking is er geweest. Door bepaalde kerkelijke ontwikkelingen zijn we er toen ook een beetje toe gedrongen om te komen tot een samenspreking. Het kan natuurlijk nooit kwaad om eens met elkaar te spreken. Als er eenheid kan gevonden worden, is dat altijd goed, evenwel zonder iets prijs te geven van de leer, die wij voorstaan. Het is toen gebleken, dat het niet mogelijk was om tot een samensmelting te komen.

Er waren dan toch leerverschillen?

Ja, over de leer van de algemene genade. Deze zou voortvloeien uit de zoen-en kruisverdiensten van Christus. Juist door sommige oudgereformeerden werd dit op de spits gedreven. Dr. Steenblok, ook tegenwoordig was voor hen het grootste struikelblok.

Ik moet wel toegeven, dat men met deze opvatting beslist niet die verkeerde kant opgaat als bij de Ger. Gem. Syn.
Als ik de kerkelijke ontwikkelingen bij hen zie vanaf 1907, dan geloof ik, dat ik zeggen kan, dat we er niet gelukkig mee zouden zijn geweest als er werkelijk een vereniging door die samenspreking tot stand zou gekomen zijn. Met een bepaald gedeelte van deze kring zouden er toch conflicten gekomen zijn.

Met welk kerkverband voelt u zich dan het meest verwant?

Ja, dan toch met de oud-gereformeerden. Dan zie ik mijn kinderen bijvoorbeeld liever overstappen naar de Oud Ger. Gem. dan naar een andere kerkelijke richting.

SGP EN POLITIEK

Hoe waardeert u het optreden van de huidige SGP-fraktie in de Tweede Kamer?

U weet, dat de bezwaren tegen het beleid van de SGP al lang leven.

Er is destijds een voorkeursactie geweest, waarbij het mijn bedoeling was om het hoofdbestuur te laten weten, dat een niet-klein gedeelte in de SGP bezwaren had tegen het beleid. Dat is niet, wat het vroeger was.

Kunt u kenmerkende verschillen noemen tussen vroeger en nu?

We moeten natuurlijk wel voor ogen houden, dat de tijd heel anders is geworden. Er was toen bijvoorbeeld een vrije spreektijd. Zulke dingen houd ik natuurlijk wel in het oog. Dat neemt niet weg, dat er te weinig getuigenis meer vanuit gaat.

Hoe staat u tegenover de Stichting tot Instandhouding van de Staatkundig Gereformeerde beginselen?

Ik heb daar mijn naam aan gegeven, omdat er bij mij ook bezwaren leven tegen het beleid in het algemeen. Dat neemt niet weg, dat ik op dit moment meer heil zie in een bezadigde wijze van samenspreking.

Verwacht u daar iets van? Er zijn toch meer samensprekingen geweest?

Ik verwacht daar niet veel goeds van. Ik weet nog goed, dat ik zelf daar geweest ben. Het was de laatste keer, dat de oude Van Dis op de hoofdbestuursvergadering was. Hij stond te schreien, toen we weggingen. Hij moest erkennen, dat het niet meer zo was als vroeger.

Zo'n getuigenis als van de oude Van Dis toen in de Eerste Kamer, daar is nog wat vanuit gegaan. Zelfs roomse kamerleden kwamen hiervan onder de indruk. Dat is toch wel opmerkelijk geweest.

Vindt u persoonlijk, dat een SGP-er burgemeester kan zijn?
Toen ik in Bruinisse stond, ben ik bij de Commissaris van de Koningin geweest in verband met de benoeming van een burgemeester in Bruinisse. Die heeft aan mij gevraagd: "Zegt u nu zelf eens, kan iemand die werkelijk dat principe van de SGP voorstaat, burgemeester zijn? " Toen heb ik gezegd, dat, als hij werkelijk zijn standpunt vasthoudt, hij het niet kan wezen. Vroeger kon het nog wel en lag het plaatselijk ook verschillend. Ik denk bijvoorbeeld aan burgemeester Kodde in Zoutelande.

Vindt u het anders liggen voor een wethouder?
Daar werk je binnen een college van B. en W. en ligt het eigenlijk niet anders. Het is wel zo, dat hier en daar in de Provinciale Staten of gemeenteraden gelukkig mensen zitten, die hun stem nog laten horen. Wat soms in de Tweede Kamer ontbreekt, is nog te vinden in de gemeenteraden of Procinciale Staten.

ONDERWIJS

Dominee, wat is uw mening over de huidige gang van zaken binnen het onderwijs?

De contourennota getuigt ervan dat het de bedoeling is het christelijk onderwijs in te passen in het nationale onderwijsbestel. De voorwaarden die daaraan vastzitten om subsidie te verkrijgen vervullen me met zorg voor de toekomst van het christelijk onderwijs. Tegenover het socialisme moeten we zoveel mogelijk een eenheid vormen, ook al zie je dat het oordeel door gaat. We moeten doen wat onze hand vindt om te doen, om eigen onderwijs te kunnen behouden.

Geeft artikel 36 NGB ons richtlijnen voor de verhouding kerk-staat-school?

We hebben op elk terrein naar Gods Wet te leven. In artikel 36 NGB is duidelijk omschreven, dat de overheid naar Gods Wet moet regeren. Wat het christelijk onderwijs betreft, dan zegt de Acta van de Synode van Dordrecht (17e zitting) dat er bij de overheid op aangedrongen zou worden geen andere scholen te dulden. Helaas, wat er vroeger was zijn we kwijt.

Als je de Acta leest en als je ziet hoe de overheid daarop gereageerd heeft, ook wat het christelijk onderwijs betreft, en hoe de overheid met de kerk optrok, dan is dat een gezegende tijd voor ons land geweest. Het heeft echter niet zo heel lang geduurd. Door de eeuwen heen is de kerk steeds dieper in verval geraakt.

Dominee, hebt u nog een slotopmerking?

We zien door alles heen dat het op het einde aller dingen aangaat, althans ik kan het niet anders zien. Het wordt steeds benauwder op de wereld. Er zijn nog genoeg kerkelijke richtingen, die menen dat er geen gebrek is aan geestelijk leven. Bij ons wordt dat anders.

We willen ons daarmee echt niet verheffen en boven anderen stellen. Als we de hand in eigen boezem steken moeten we zeggen dat er schuld genoeg ligt. We mochten er maar het rechte gevoel van omdragen dat wij zoveel oorzaak gegeven hebben dat de Heere met de bediening van Zijn Geest zover geweken is.

Als de levende kerk op haar plaats mag zijn en ze ziet het verval van land en volk, dan moet ze bij zichzelf terecht komen.

We moeten, geloof ik, toch ook weer een open oog houden voor het kerkelijk, nationaal en wereldlijk gebeuren om ons heen. Aan alles kunnen we dan duidelijk zien dat we in een grote duisternis terecht gekomen zijn. Toen de Heere Jezus geboren werd, was het een donkere tijd.

Als hij wederkomt zal het weer donker zijn. Voor mezelf kan ik de gedachte niet van me afzetten dat alles wat gebeurt erop wijst dat we naar het einde gaan. Wanneer het einde er zal zijn weten we niet.

Wat eraan vooraf zal gaan weten we ook niet. Er kunnen nog verschrikkelijke dingen gaan gebeuren. Het kan zijn dat de Heere ons nog wonderlijke dingen zal doen zien. De pinksterrede van de apostel Petrus heeft me wel eens te denken gegeven als Petrus sprekende over de wederkomst des Heeren zegt: "De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed". En dan direct daarop volgend: "En het zal zijn, dat een ieder die de Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden". Dat is de enige hoop en verwachting die ik nog heb en die er nog kan zijn tot het einde toe.

Het zal er tenslotte voor ieder op aan komen om zijn ziel als een buit uit deze bange wereld te mogen uitdragen. Opdat er olie in de vaten zal zijn als het geroep zal zijn: "Ziet de bruidegom komt, gaat uit Hem tegemoet".

Dominee, onze hartelijke dank!

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

Criterium | 48 Pagina's

Een predikant aan het woord

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

Criterium | 48 Pagina's