Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het formulier voor de kinderdoop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het formulier voor de kinderdoop

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als dr. C. Steenblok in 1953 in het vijfde nummer van de eerste jaargang van de Wachter Sions een begin gemaakt heeft met een toelichting te geven op het formulier voor de kinderdoop, heeft hij dat gedaan met de opmerking te maken: "Niet het minst nog heeft de dwaling zich te allen tijde vergrepen, juist ook aan de zuivere leer der sacramenten."

We spreken wel van een onderderschacti en een overschatting van de waarde en betekenis der sacramenten. Zwingli, de Remonstranten en de mystieken hebben de sacramenten alleen als blote tekenen gezien. Sacramenten zijn echter tekenen én zegelen van Gods genade De waarheid van de beloften des evangelies wordt er niet alleen door afgebeeld maar ook bevestigd en bekrachtigd.

Aan de hand van ons formulier voor de kinderdoop willen we trachten na te gaan wat we door die verzegeling van Gods beloften hebben te verstaan. In het bijzonder zal ik pogen de inhoud van het formulier in het juiste licht te plaatsen tegenover hen die er ZQ> n verkeercj gebruik van maken.

Sen uitvoerige belichting is in dit bestek niet mogelijk. Aan net ontstaan van het formulier ga ik nu geheel voorbij. In het bijzonder wil ik de aandacht vragen voor het leerstellige gedeelte van de inhoud van het formulier. Daarbij zal de nadruk vallen op het wijzen op de grote betekenis van het sacrament van de Heilige Doop in betrekking tot de uitverkorenen.

De leer van de drie stukken die gekend moeten worden tot onze enige troost in leven en in sterven, zien we in het formulier ons zeer duidelijk voorgesteld. Het formulier begint immers al met te zeggen:

De hoofdsom van de leer des Heiligen Doops is in deze drie stukken begrepen: en dan luidt het eerste stuk dat handelt over de kennis der ellende: Eerstelijk, dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en geboren, en daarom kinderen des toorns zijn, zoodat wij in het rijk Gods niet kunnen komen, tenzij wij vannieuws geboren worden. Dit leert ons de ondergang en besprenging met het water, waardoor ons de onreinigheid onzer zielen wordt aangewezen, opdat wij vermaand worden, een mishagen aan onszelven te hebben, ons voor God te verootmoedigen, en onze reinigmaking en zaligheid buiten onszelven te zoeken.

De leer van de erfschuld en erfsmet wordt in ons formulier niet verzwegen, Op de voorgrond wordt geplaatst dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn, en dat wij in het Rijk Gods niet kunnen komen tenzij dat we wederom geboren worden. Dit wordt gezegd van de ouders die zelf gedoopt zijn en van de kinderen die zij ten doop houden. Zonder wedergeboorte zal niemand God zien. Zie ook het gesprek met Nicodemus, Joh. 3 : 26.

Wat nu voor Israël gold, geldt voor ons ook. De doop is in de plaats der besnijdenis gekomen, en die besnijdenis wees Israël ook zeer duidelijk op de noodzakelijkheid van de besnijdenis des harten, Rom. 2 : 28, 29. Alleen wedergeboorte brengt ons in het wezen des ver-bonds!

De bediening van de Heilige Doop behoort tot de uiterlijke bediening van het genadeverbond. En waar die bediening breder is dan het wezen des verbonds, worden al de kinderen van hen, die leven binnen de kring van die verbondsopenbaring of bediening, gedoopt. Maar naar het wézen des verbonds is het formulier voor de kinderdoop opgesteld en ingericht. Daarom hebben we onderscheid te maken tussen het formulier op zichzelf dat ingericht is naar het wezen des verbonds, en het concrete gebruik van het formulier in de zichtbare kerk. In de zichtbare kerk strekt de bediening van de doop zich ook uit tot de verworpenen, hoewel alleen de uitverkorenen deel ontvangen aan de betekende zaak van de Heilige Doop. Alleen de uitverkorenen worden die wedergeboorte maar deelachtig; en dat die wedergeboorte noodzakelijk is, wordt ons heel duidelijk geleerd als er staat: "Dit leert ons de ondergang... enz."

De Heilige Doop is een zichtbaar Evangelie. Maar het is hier ook al weer te zien, dat het Evangelie ons wijst op onze ellendige staat van nature. Er kan geen prediking van het Evangelie zijn buiten de prediking van des mensen ellende.

Wie krijgen er nu deel aan de verlossing, en alzo aan de betekende zaak van de Heilige Doop? Daarop wijst ons het formulier als er staat:

Ten tweede, betuigt en verzegelt ons de Heilige Doop de afwassching der zonden door Jezus Christus. Daarom worden wij gedoopt in den naam Gods, des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. Want als wij gedoopt worden in den naam des Vaders, zoo betuigt en verzegelt ons God de Vader, dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht, ons tot zijne kinderen en erfgenamen aanneemt, en

beste keeren wil. En als wij in den naam des Zoons gedoopt worden, zoo verzegelt ons de Zoon, dat Hij ons wascht in zijn bloed van alle onze zonden, ons in de gemeenschap zijns doods en zijner wederopstanding inlijvende, alzoo dat wij van onze zonden bevrijd, en rechtvaardig voor God gerekend worden. Desgelijks als wij gedoopt worden in den naam des Heiligen Geestes, zoo verzekert ons de Heilige Geest door dit Heilig Sacrament, dat Hij in ons wonen, en ons tot lidmaten van Christus heiligen wil, ons toeëigenende hetgene wij in Jezus Christus hebben, namelijk, de afwassching onzer zonden, en de dagelijksche vernieuwing onzes levens, totdat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden.

Ik ben begonnen met u er op te wijzen wat dr. Steenblok opgemerkt heeft over het zich vergrijpen aan de zuivere leer der sacramenten. We zien het in het bijzonder wel in deze tijd hoe men met de afwijking van de zuivere gereformeerde leer er ook altijd een verkeerde beschouwing van het leerstuk van de Heilige Doop op nahoudt. De betekende zaak van de Heilige Doop wil men doen gelden voor alle gedoopten. Al kan men weten dat niet alle gedoopten deel hebben aan de betekende zaak van de Heilige Doop. Het is immers niet te loochenen, dat vele gedoopten voor eeuwig verloren gaan. Denk aan Judas en Simon de tovenaar.

Maar die scherpe leer van de uitverkiezing wil men maar liefst omzeilen. De opmerking is dan ook wel gemaakt dat het formulier toch zo ruim spreekt over de betekende zaak van de Heilige Doop, terwijl het formulier in het geheel niet van de uitverkiezing zou spreken. Wat het eerste aangaat, wil ik dadelijk opmerken dat er over de betekende zaak van de Heilige Doop nooit te ruim kan worden gesproken. Kan er te ruim worden gesproken van de verlossing van een verloren zondaar door Christus, alleen uit vrije genade?

En wat het tweede aangaat, hoeft het echt niet zwaar te vallen om aan de hand van de Schrift aan te tonen, dat alleen de uitverkorenen deel ontvangen aan die verlossing. Doch ook het formulier, dat opgesteld is naar het wezen des verbonds, kent alleen de belofte, genade en zaligheid toe aan hen die wezenlijk begrepen zijn in het verbond. Hoewel het teken des verbonds aan alle kinderen die gedoopt worden wordt toegediend, zo gelden de beloften des verbonds alleen de uitverkorenen. Leest u nog eens het gedeelte dat spreekt over de verlossing. Kan dan van alle kinderen gezegd worden dat God hen tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt? Kan van alle gedoopten gezegd worden dat God het kwaad van hen weren, of tot hun beste keren wil? Kan van allen gezegd worden dat ze gewassen worden in het bloed des Zoons? Dat geldt immers alleen de uitverkorenen? Ook geldt alleen voor de uitverkorenen dat hen toegeëigend wordt hetgeen ze in Christus hebben. Er staat zo duidelijk: "... totdat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden".

We zijn nu gekomen aan het derde stuk, namelijk het leerstellige gedeelte:

Ten derde, overmits in alle verbonden twee deelen begrepen zijn, zoo worden wij ook weder van God door den Doop vermaand en verplicht tot eene nieuwe gehoorzaamheid, namelijk, dat wij dezen eenigen God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, aanhangen, betrouwen en lietTiebben van ganscher harte, van ganscher ziele van ganschen gemoede en met alle krachten, de wereld verlaten, onze oude natuur dooden, en in een Godzalig leven wandelen. En als wij somtijds uit zwakheid in zonden vallen, zoo moeten wij aan Gods genade niet vertwijfelen, noch in de zonden blijven liggen, overmits de Doop een zegel en ontwijfelbaar getuigenis is, dat wij een eeuwig verbond met God hebben.

Het IS nog niet zo lang geleden dat ik in één van de kerkelijke bladen een vermaning vond, gericht tot de jeugd om zich op school en catechisatie betamelijk te gedragen tegenover de leerkrachten en de catechiseermeester. Aan de vermaning werd kracht bijgezet door te wijzen op dit gedeelte van het doopformulier. Men wordt bij de doop vermaand en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid. Als men zoiets leest, vraagt men zich toch af, of men er nu nog iets van begrijpt dat deze nieuwe gehoorzaamheid alleen te vinden kan zijn bij degenen, die door een nieuwe geboorte in het wezen van het genadeverbond zijn opgenomen. Bij hen toch kan alleen maar van de ware dankbaarheid sprake zijn als vrucht van de verlossing door Christus. Zij worden vermaand en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid. Zo worden ze dus geroepen tot de betrachting van de ware heiligmaking. Daar de doop echter een verzegeling van de waarheid der be-

loften Gods is, wordt die heiligmaking ze dus ook toegezegd. Het is de belofte Gods voor de uit God geborenen: "En Ik zal maken dat ze in Mijn inzettingen zullen wandelen en Mijn rechten bewaren en doen."

We hebben nu misschien gelijk wel opgemerkt hoe bevindelijk de inhoud van het formulier is. Welk een troost ligt er voor Gods Kerk in de verzegeling van de beloften, waarin die ware heiligmaking wordt toegezegd: "En als wij somtijds.... enz.".

Hoe moet ons in zulke uitspraken toch duidelijk zijn, dat al wat van de betekende zaak van de Heilige Doop wordt gezegd alleen de uitverkorenen geldt en alleen door een nieuwe geboorte betekenis voor ons kan krijgen. Waar blijft men toch met de stelling als zouden alle kinderen van gelovige ouders, die ten doop gehouden worden, in het verbond begrepen zijn en daarin blijven als ze zich er niet uitzondigen en als zij de eis van bekering en geloof maar inwilligen? Er is bij de onherborenen geen sprake van een vallen in zonde uit zwakheid en van een daar niet in blijven liggen, als staande in een eeuwig verbond der genade met God.

De vraag zal nu echter toch wel bij ons rijzen, of de doop dan de onherborenen niets te zeggen heeft. En heeft dan ook dat derde stuk, dat wijst op de ware dankbaarheid en dat spreekt van een vermaand en verplicht worden tot een nieuwe gehoorzaamheid, de onherborenen niets te zeggen? Ik heb u reeds gezegd dat de bediening van de Heilige Doop behoort tot de uiterlijke bediening van het genadeverbond. Zij die leven onder de bediening van het genadeverbond, leven ook onder de prediking van de waarheid dat de ware gelovigen vergeving der zonden geschonken wordt, maar dat de ongelovigen en die zich niet in waarheid tot God bekeren, onder het oordeel der eeuwige verdoemenis blijven liggen, volgens zondag 31 van de Heidelbergse Catechismus. Deze waarheid nu wordt verzegeld in en door de Heilige Doop. Allen die in de eerste Adam of in het werkverbond zijn, liggen onder de vloek. Aan hen die in de tweede Adam en dus in het genadeverbond zijn, komen de beloften toe.

In de doop dus wordt de waarheid van de twee verbonden verzegeld. Eerst de waarheid van het werkverbond met zijn eis en vloek. De eis en de vloek van het werkverbond liggen op alle gedoopten, zoals ze van nature zijn, begrepen in de bondsbreuk van Adam in het paradijs. De eis van dat verbond blijft de Heere rechtvaardig handhaven van de gevallen mens. De eis van gehoorzaamheid aan de wet, die rechtvaardig op de mens blijft liggen, ook al kan hij die niet volbrengen. Zo wordt dus de onherborene in de doop er op gewezen, dat hij onder de vloek Gods ligt, zonder God en buiten Christus, en wordt hij vermaand om in de rechte weg het wegnemen van die

vloek in Christus te zoeken, daar hij anders onder de toorn Gods moet blijven en eeuwig verzinken.

We zijn nu gekomen tot het tweede gedeelte van het formulier, dat het apologetisch of verdedigend gedeelte wordt genoemd. Dit gedeelte moeten we zien in het licht van wat tot nu toe is gezegd over de betekenis van de Heilige Doop - wat eveneens geldt voor het gebed, de vragen aan de ouders en de dankzegging - en wel als verdediging tegen de dwaling van de wederdopers.

Ook in de Heidelbergse Catechismus wordt de kinderdoop verdedigd tegenover de verwerpers daarvan. En als dan de vraag gedaan wordt: "Zal men ook de jonge kinderen dopen? ", is het antwoord op die vraag. "Ja, want mitsdien zij, alzowel als de volwassenen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn, en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan de volwassenen toegezegd wordt, zo moeten zij ook door de doop, als door het teken des verbonds, der Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden (....)".

Dit antwoord wordt natuurlijk door de aanhangers van de drieverbondenleer met beide handen aangegrepen, als een bewijs ervan dat ook in de Heidelbergse Catechismus als één van onze belijdenisgeschriften duidelijk gesteld wordt, dat de kinderen die gedoopt worden in het genadeverbond begrepen zijn. De nadruk valt echter op de jonge kinderen, en van hen wordt gezegd, dat zij zowel als de volwassenen in het verbor.d Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn.

De kinderen leven allereerst binnen de kring van de verbondsbediening. Daarom mogen ze van de doop niet uitgesloten worden.

Het wezen des verbonds nu gaat ten aanzien van de jonge kinderen niet buiten de bedieningsvorm om. Dit heeft ons dan ook wel weer heel wat te zeggen in betrekking tot de kinderen der wereldlingen. Als zij jong sterven kan van hen niet gelden, wat wij van de kinderen die binnen de kring der verbondsbediening leven wel mogen geloven; namelijk dat God er Zijn uitverkorenen onder heeft, die Hij in hun jonkheid niet alleen uit dit leven wegneemt, maar ook in de eeuwige heerlijkheid opneemt. Hieruit moet ons blijken, dat we de bediening van het verbond niet mogen overschatten,

maar ook niet mogen onderschatten. God heeft onder de jonge kinderen, die onder de bediening des verbonds leven, ook Zijn uitverkorenen. En ^an die uitverkiezing mogen we niet twijfelen, zoals door onze Dordtse Synode in de Vijf artikelen tegen de remonstranten duidelijk is gesteld.

Kleine kinderen moeten dan ook gedoopt worden. De doop is in de plaats van de besnijdenis gekomen. Kleine kinderen werden besneden en kleine kinderen worden gedoopt. Er wordt in het formulier gezegd: "En hoewel onze kinderen deze dingen niet verstaan, zo mag men ze nochtans daarom van de doop niet uitsluiten." Uitwendig verstaan ze deze dingen nog niet, namelijk de dingen aangaande des mensen doodstaat en de verlossing door Chris : us. Dat neemt echter niet weg, dat er jonge kinderen zijn, die de Heere onmiddellijk wederbaart en als zij jong sterven in de eeuwige heerlijkheid opneemt. En deze kinderen zullen in de hemelse heerlijkheid weten dat ze door het bloed des Lams verlost zijn en zo ook instemmen met het loflied der verlosten voor de troon!

In het formulier volgt nu het gebed voor de doopsbediening. Aan de scheidslijn die er loopt, onder de gedoopten wordt ook in het gebed heel strak vastgehouden, als we gewezen worden op de ondergang van de eerste wereld en de doorgang door de Rode Zee, bij welke gebeurtenis het water zowel een verdervende als een behoudende kracht had. De apostel wijst daar ook duidelijk op in 1 Kor. 10 : 1-5.

Het gebed in het formulier zegt ons verder heel duidelijk dat we niet van de veronderstelling mogen uitgaan, dat alle kinderen het zaad van de wedergeboorte deelachtig zijn, of in het wezen des verbonds begrepen zijn. Er wordt immers gevraagd of de kinderen door de Heilige Geest Christus zouden mogen worden ingelijfd.

Op het gebed volgt nu de vermaning aan de ouders. Als er wordt gezegd: "Geliefden in de Heere Christus", dan is dit nog een aanspraak die tot de gemeente der ware gelovigen is gericht, en dan wordt er nog eens aan herinnerd dat de doop dient tot verzegeling van het verbond en wordt verder ook nog aangedrongen op een recht gebruik daarvan.

Daarna wendt het formulier zich tot de doopouders.

In de eerste vraag gaat het niet alleen over het onderworpen zijn aan allerlei ellenden en aan de verdoemenis zelf, maar ook over het in Christus geheiligd zijn. We kunnen wel aanvoelen dat onmogelijk van de ouders gevergd kan worden, dat ze antwoord geven op de vraag, of ze geloven, dat al die kinderen inwendig, zaligmakend genade deelachtig zijn. Wordt hier dan een uitwendige heiliging bedoeld? Het is waar, dat er ook van een uitwendige heiliging of afzondering sprake is. De apostel zegt in 1 Kor. 7, dat de ongelovige

man geheiligd is door de gelovige vrouw en oo^ omgekeerd. Toch wordt in de doopvraag meer in het bijzonder de heiliging in Christus tot zaligheid bedoeld. En dan niet een onderwerpelijke heiliging, die die kinderen al deelachtig zouden zijn, maar een voorwerpelijke heiliging in Christus, uit kracht van verkiezing. Dit is naar het gevoelen van onze meeste Godgeleerden, zoals Smijtegelt, Comrie en Van der K^mp. De ouders hebben alleen hun ja-woord te geven op de vraag of zij geloven, dat allen die in Adam begrepen zijn en blijven de verdoemenis onderworpen zijn, en dat alleen die in Christus begrepen zijn in Hem zullen leven.

Uit de tweede vraag blijkt, dat er bij de doop door de ouders ook een geloofsbelijdenis wordt afgelegd. Zij doen dat niet voor zichzelf, maar als ouders en opvoeders van hun kinderen. Als de kinderen tot de volwassen leeftijd zullen gekomen zijn, zullen ze voor zichzelf die geloofsbelijdenis moeten afleggen.

Tegen het woordje "alhier" uit de tweede vraag is door de remonstranten bezwaar gemaakt en dat is ook wel zeer begrijpelijk, daar men met de zuivere leer, waaraan men in vele plaatselijke kerken nog vasthield, niet instemde. De Dordtse synode besloot echter tot handhaving: er moet ingestemd worden met de zuiverheid van de leer van de plaatselijke kerk waar men het kind ten doop houdt.

Het woordje "getuige" in de derde doopvraag behoeft door ons niet meer te worden gebruikt, maar men kan het woord moeder ervoor in de plaats stellen. Ook kan men het woord ouders gebruiken, in plaats van vader en moeder.

Het getuigenstelsel is nog uit de Roomse kerk afkomstig. Er werd reeds in 813 bepaald, dat niemand een eigen kind ten doop mocht heffen. Het kind wordt volgens Rome door de doop het eigendom van de kerk en wordt ook de wedergeboorte hierdoor deelachtig.

Daarom moesten er peters en meters zijn, die het kind ten doop hielden. Calvijn heeft, in tegenstelling hierin ook van Luther, van zulk een getuigenstelsel niet meer willen weten. Hij zag de doop als een zaak die allereerst de ouders aangaat, waarom het kind dan ook door de ouders ten doop dient te worden gehouden. In later tijd werd het kind wel zo vroeg ten doop gehouden, dat de moeder nog niet aanwezig kon zijn. Dan moest de vader het kind ten doop houden. Deze zogenaamde vroegdoop kennen wij nu niet meer in ons kerkelijke leven. We keuren die zelfs af, al zijn we er ook op tegen om de bediening van de Heilige Doop onnodig lang uit te stellen.

Met het wegvallen van het getuigenstelsel valt ook het "helpen onderwijzen" weg, daar dit helpen onderwijzen het werk van de getuigen was. De ouders beloven echter wel, dat zij allereerst zelf die kinderen zullen onderwijzen en ook dat zij die kinderen zullen doen onderwijzen. Dit wijst ons dan ook tegelijk weer op de noodzakelijkheid van te ijveren voor het bezit van eigen scholen en van onze plicht onze kinderen daar naar toe te sturen.

We houden ook vast aan de woorden "voor u neemt", daar dit krachtiger de verantwoordelijkheid van de ouders uitdrukt, dan dat gevraagd wordt of zij dit willen voornemen.

Na het beantwoorden van de doopvragen zijn wij gewoon een toespraak te houden, waarin dan nog eens even op de betekende zaak van de doop gewezen wordt en op de verantwoording, die de ouders dragen ten opzichte van hun kinderen.in het bijzonder, waar het de opvoeding betreft.

Daarop volgt de bediening van de doop, waarbij de bekende doopformule wordt gebruikt. Het is verder wel wenselijk, dat bij de bediening van de Heilige Doop niet van de sobere eenvoudigheid wordt afgeweken.

Tenslotte de dankzegging. Ook in deze dankzegging is te zien, dat het formulier geheel naar het wezen des verbonds is ingericht. Er zijn onder ons ook nog wel leraars geweest voor wie we alle eerbied konden hebben, die het dankgebed uit het formulier niet wilden gebruiken. Doch als we maar goed verstaan wat ons in geheel het formulier wordt voorgehouden, behoeft er tegen het gebruik van de dankzegging geen bezwaar te zijn. Er wórdt in die dankzegging niet gesteld dat de kinderen die gedoopt zijn, zaligmakende genade deelachtig zijn. In het gebed is gevraagd, of de Heere deze kinderen Zijn Zoon Christus Jezus wil inlijven. Zou men nu in het opstellen van het formulier werkelijk de gedachte zijn toegedaan geweest, dat dit nu tijdens de doopsbediening gebeurd is? Dat zou maar al te zeer een roomse opvatting zijn!

De doop wederbaart ons niet. Gedoopten gaan verloren en onge-

doopten worden behouden. Voor ons allen zal 'iet nodig zijn deel te krijgen aan de betekende zaak van de doop. Mocht de noodzakelijkheid daarvan maar recht gevoeld worden en mocht zo de verantwoordelijkheid, die het gedoopt zijn voor ons met zich medebrengt, maar recht op ons drukken.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1978

Criterium | 44 Pagina's

Het formulier voor de kinderdoop

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1978

Criterium | 44 Pagina's