Schoolgeuzen en maatschappijvernieuwers.
Enkele notities bij een 100-jarig jubileum.
De Unie School en Evangelie mocht dit jaar haar 100-jarig bestaan gedenken. Deze Unie, vóór 1968 Unie "Een school met den Bijbel" geheten, werd op 23 januari 1879 te Utrecht opgericht. Daar werden de locale comités - die de ruim 300.000 handtekeningen hadden verzameld als protest tegen de wet van Kappeyne - samengevoegd tot een Unie.
Ter gelegenheid van dit feit werd op 20 januari j.1. een herdenkingsbijeenkomst georganiseerd in de Dom te Utrecht, waar voorzitter drs.
Gilhuis een openingsrede hield. Onder andere sprak ook prof. dr. H. Berkhof, terwijl dr. C. Rijnsdorp het gedenkboek "In het honderdste jaar" aanbood.
Op de eerste bijeenkomst in 1879 sprak De Savornin Lohman een slotwoord, waarin hij opmerkte: "Boven en voor alles hebben wij echter te bouwen op Gods zegen en juist omdat wij dit doen, heeft onze Unie ene toekomst". Het is voor ons interessant om na te gaan hoe de Unie nu haar toekomst ziet, mede omdat het gedenkboek is opgebouwd naar het schema: verleden, heden en toekomst.
Schoolgeuzen
In zijn openingsrede constateert Gilhuis, dat we in de strijd om de School met de Bijbel misslagen kunnen signaleren. Daar is allereerst
de annexatie van de gehele vaderlandse geschiedenis voor de zaak van het calvinisme en de gelijkstelling van de opstand uit de 16e eeuw met de eigen schoolstrijd. Deze annexatie is een hachelijke zaak, aldus Gilhuis. In één van de eerste uitgaven van de Unie wordt gezegd: "Hoeveel soorten van geuzen zijn er in de vaderlandse geschiedenis bekend? Zo moge het antwoord luiden - drie: watergeuzen, bosgeuzen in 1566 en drie eeuwen later in 1879 nog: school geuzen". De benaming "Geuzenbond voor het christelijk onderwijs" gaat echter niet door, maar wordt "De Unie - een School met den Bijbel”.
Een duidelijke misslag is ook de vereenzelviging van eigen zaak met Gods zaak, die, aldus Gilhuis, zelfs triomfale trekken aanneemt. Men meende God aan zijn zijde te hebben. Onze vaderlandse geschiedenis werd aan die van Israël gelijk. Zelfs na de pacificatie van 1920 werd door de toenmalige voorzitter gezegd dat "de wolf nog niet met het lam verkeren kan”.
Gilhuis vindt de hier getrokken anti-these een griezelige zaak. Echter, "voordat we deze kleine luyden en hun voormannen verwijten de anti-these te hebben uitgevonden, bedenke men tégen welke geest der eeuw men zich wel moest opstellen". We zouden Gilhuis kunnen vragen: Tegen welke geest moet de christelijke school nu dan strijden? Het christelijk onderwijs nu zal de uitdaging moeten aanvaarden en moeten zoeken naar nieuwe antwoorden, aldus Gilhuis. De herkenbaarheid van het christelijk onderwijs ligt "in de oriëntatie van kinderen op de betrouwbaarheid van God". "De School met de Bijbel als wijsvinger naar God". Om iets te begrijpen van deze zeer vage aanduiding is het nuttig om te constateren, dat de "schoolgeuzen" van toen, de (christelijke) maatschappijvernieuwers van het heden zijn. En daarmee zijn we gelijk bij de rede van prof. dr. Berkhof.
Drie honderd Edelen in 1566. driemaal-honderd-duizend burgers in 1878! Duizend burgers voor een Edele. Ons dunkt, dat als de Edelen den naam van bedelaars of genzen hebben moeten dragen wijs ons dien evenmin hebben te schamen en daarom antwoorde men vrijmoedig op de vraag: Wat is de Unis? niets anders dan: De UNIE IS HET VERBOND DER SCHOOKGEUZEN. Vraagt iemand dan verder: hoeveel soorten van genzen zijn er un de vaderlandsche geschiedenis bekend? zoo moge het antwoord luiden, „drie: watergenzen boschgenzen in 1566 en drie eeuwen laten in 1879 nig: schoolgenzen.
Oudtijds waren bosche- en watergeuzen Welbekende leuzien. Schoolgens binde hart en handen saam Met een nieuwen naam.
zelfverloochenende zelfverwerkelijking
Berkhof constateert dat de 19e eeuwse schoolstrijd een antwoord was op het cultuurprobleem van die tijd. Zelfs in de vijftiger jaren bleken de spraakmakenden instanties zich nog duidelijk in de greep van het verleden te bevinden. Berkhof vraagt zich dan vervolgens af of het christelijk onderwijs de tekenen van het heden verstaat en of het de kracht heeft om zich van het verleden naar de toekomst te wenden. Aarzelend kunnen we, aldus Berkhof, deze vraag met "ja" beantwoorden, zij het voorlopig. We behoeven nu geen angst meer te hebben, dat het christelijk onderwijs achter zou blijven. Zij heeft twee enorme inhaalmanoeuvres meegemaakt, een positieve en een negatieve. Het positieve is, dat men zich heeft afgewend van de intellectualistische mensbeelden, zo typerend voor de prestatiemaatschappij. Men spreekt nu over ontwikkeling, ontplooiing, bevrijding van persoonlijkheid; de mens die zichzelf mag en moet verwerkelijken. De tweede inhaalmanoeuvre is een meer negatieve: die van de secularisatie. Deze bracht een identiteitscrisis teweeg. Als Berkhof in dit verband dan spreekt over "een stoer teruggrijpen naar de patronen der vaderen", zal hij wel het reformatorisch onderwijs bedoelen. Zijns inziens zal dit onderwijs spoedig een schijnvlucht blijken te zijn. Berkhof zelf heeft een andere oplossing: het zoeken van het Koninkrijk van God hier en nu. Daarbij niet achterblijven, niet achteraan lopen, maar vooruitlopen. Hij komt dan tot de merkwaardige constructie van "zelfverloochenende zelfverwerkelijking”.
God heeft de mens een "zelf" gegeven, dat om verwerkelijking en ontplooiing vraagt. De kracht van de zelfverloochening bij de zelfverwerkelijking wordt gevonden door Christus' weg van zelfverloochening uit de verte te volgen. Dan wordt de christelijke school kweekplaats van een nieuwe levensstijl. Met die leus drijven we naar een revolutionair schooltype toe, op weg naar een rechtvaardige en menselijke wereld, aldus nog steeds Berkhof. Dat is het zoeken van het Koninkrijk Gods hier en nu.
humanistische visie
Het komt mij voor dat Berkhofs ideeën meer betrekking op een humanistische visie ten aanzien van de mens dan op de christelijke. Het "geneigd zijn tot alle kwaad" en het "onbekwaam tot enig geestelijk goed" wordt door Berkhof ingewisseld tegen een optimistische visie aangaande de mens. De mens, die deze prestatiemaatschappij te niet moet doen. Echter, zelfverloochening kan alleen maar gevonden worden in de weg van wedergeboorte, geloof en bekering. En dan nog slechts bij een gehoorzaamheid in beginsel.
Het lijkt erop dat Berkhof de zonde ziet in de structuren en niet in de mens. Berkhof vergeet aan te duiden wie het "zelf" is. Bovendien, welke normen moeten aan het "zelf" gesteld worden? Het komt mij voor dat Berkhof hier meezingt met het lied van de regeringsnota's over zelfontplooiing en zelfverwerkelijking, daarmee bewijzend dat ook voor hem het basisprobleem der ethiek opgelost is: de mens is van nature goed. De mens heeft alleen maar een goed voorbeeld nodig.
Berkhof mist met Gilhuis de roepende stem van de "schoolgeuzen": "Bekeert u en wordt behouden van dit verkeerd geslacht". Daarop moet ons werk gebaseerd zijn. Dat geeft vanzelf ook de anti-these. Het verlaten van de anti-these heeft het ook mogelijk gemaakt dat men in het gedenkboek ruimte heeft gegeven aan een woordvoerder van het openbaar en rooms-katholiek onderwijs. De wolf kan nu schijnbaar wel met het lam verkeren. Ook het gedenkboek weerspiegelt de bovengeschetste gedachtengang. Laten we dr. Rijnsdorp nog aan het woord.
onchristelijk chauvinisme
In zijn bijdrage "Met vreugd naar school" (Herinnering en tijdbeeld) typeert Rijnsdorp verleden, heden en toekomst. In het verleden maakte het ontvankelijk gemoed van de kleine luyden hen vatbaar voor bezielde indoctrinatie van bovenaf. Bovendien leefde het nederlands-christelijk nationalisme, dat soms versmald is tot anti-papisme. "Het protestants-christelijk denken verschanste zich in zijn Nederlands nationalisme, dat bovendien vanouds een calvinistisch stempel droeg". Maar, aldus Rijnsdorp, een nationalistisch versmald christendom verloochent zijn evangelische oorsprong. Men was in het verleden tegen het mondiale karakter van het roomse kerkinstituut. Zo was men ook tegen het internationale van de Verlichting, de Revolutie en het socialisme. Het onderwijs in de vaderlandse geschiedenis moet echter van onchristelijk chauvinisme worden gezuiverd, zo stelt hij.
Het is alsof we hier een politicus uit bekende kring aan het woord laten. Maar dit terzijde. De dekolonisatie en de 2de Wereldoorlog hebben in feite een einde gemaakt aan de christelijk geheten, westerse beschaving en hegemonie, aldus Rijnsdorp. Christelijke nationale complicaties doen niet meer terzake. De benaming christelijk komt nu in een geheel ander en volstrekt nieuw licht te staan. De uit de westeuropese traditie stammende theocratische gedachte heeft geen been meer om op te staan. Godsdienst is een privaatzaak geworden, zo constateert Rijnsdorp. Hij draagt dan de oplossing aan: "Met oude filosofieën komen we niet verder.... Structuren kunnen door mensen (christenen) worden gevormd.... Een christe-
lijke school of partij kan in en uit zichzelf nooit christelijk zijn Er moet wel ruimte, een domein, blijven voor het realiseren van christelijke intenties. Laten we het christelijke zien als een gezond engagement, waar de regering de vrijheid voor moet geven.”
We zien ook in deze gedachtengang - een gedachtengang die we dicht bij huis tegenkomen - dat er sprake is van "apostolische dynamiek". Van de zijde van Rijnsdorp zou het verwijt ons kunnen treffen dat wij te weinig "evangelisch" zijn, te veel "dogmatisch". Dat verwijt trof ook de “schoolgeuzen”.
“patronen der vaderen”
Berkhof besloot zijn rede met de volgende opmerking: "Als de voortrekkers van 1879 de Unie nu zouden zien, zouden ze de idealen nauwelijks herkennen. Maar zo is het goed. Dat bewijst, dat er wéér voortrekkers zijn". Het is echter de vraag, waarvan Berfhof CS. de voortrekkers zijn. Het is de grote vraag of zij de voortrekkers zijn van een legitieme zaak. Het is voor ons dan ook onmogelijk om de maatschappijvernieuwers van nu te feliciteren met hun 100-jarig jubileum. De schoolgeuzen van toen verdienen meer onze waardering.
Wij wensen de Unie toe, dat ook zij "teruggrijpen naar de patronen der vaderen". Dat is nooit een weg geweest, waarmee iemand beschaamd uitkwam. Het gaat er maar om hoe wij, mensen, met het erfgoed omgaan, waarbij geldt, dat zelfs onze beste werken met zonde zijn bevlekt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1979
Criterium | 53 Pagina's