DE ORDE DES HEILS
Inleiding
Als we iets zouden willen zeggen over de heilsorde, dan betekent dat, iets te willen zeggen over de weg die de Heere volgt in uC toepassing van de door Christus verworven heilsweldaden. In het ons bekende vragenboekje van Hellenbroek wordt eerst gehandeld over de staten van de Middelaar en daarna over de weldaden van het genadeverbond, als roeping, geloof, rechtvaardigmaking en heiligmaking. Nadat de staat van Christus verhoging in het boekje onze aandacht heeft gevraagd, komt in de behandeling van het leerstuk van de roeping, dadelijk de vraag aan de orde: "Waartoe is Christus zo verhoogd? " En het antwoord daarop is: "Om ons zijn weldaden toe te passen". Als de weldaden door Christus verworven, ons niet zouden worden toegepast, zouden we daar nimmer deel aan krijgen. Dat betekent, dat Christus tevergeefs zou hebben geleden en gestorven zou zijn.
Maar nu hebt u misschien gelijk al begrepen, dat, als we spreken over de toepassing van de door Christus verworven heilsweJdaden, de nadruk dan eigenlijk valt op het werk van de Heilige Geest. Hij is het immers in het bijzonder Die ons de weldaden van het verbond, door Christus zo duur verdiend, toeeigent. Vandaar is het ook wel dat sommigen de benamingen heilsorde of heilsweg liever vervangen zagen door: het werk van de Heilige Geest. En daar is op zichzelf ook geen bezwaar tegen.
Calvijn over het bevindelijk werk van de Heilige Geest.
Nadat Calvijn in zijn bekende Institutie gehandeld heeft over de kennis Gods des Verlossers, gaat hij ons zeggen hoe de genade van Christus ontvangen wordt.
En dan staat er boven het eerste hoofdstuk van dat gedeelte van zijn Institutie: "Dat die dingen die van Christus gezegd zijn, tot ons voordeel gedijen, door de verborgen werking des Geestes." Als men terug wil grijpen naar Calvijn als onze grote Hervormer om de noodzakelijkheid van het bevindelijk werk des Heiligen Geestes uit de weg te kunnen gaan, blijkt het bij dat gedeelte van zijn onderwijzing in de Christelijke religie al aanstonds, dat men zich deerlijk heeft vergist. Hij begint dadelijk met ons erop te wijzen, dat alles wat
Christus geleden en gedaan heeft tot onze zaligheid, ons onnut en onprofijtelijk zij, zolang als Hij buiten ons is en wij van Hem vervreemd zijn. Wij moeten Hem eigen worden, ja Hij moet ons eigen worden en in ons wonen, zal Hij ons kunnen mededelen de dingen die Hij van Zijn Vader ontvangen heeft. En zegt Calvijn verder: "Alhoewel het waarachtig is dat wij dit door het geloof verkrijgen; nochtans dewijl wij zien dat niet alle mensen zonder onderscheid de gemeenschap van Christus, die door het Evangelie aangeboden wordt, aannemen, zo leert ons de rede zelf, dat wij hoger opklimmen en onderzoek doen moeten naar de verborgen werking des Geestes, door dewelke het geschiedt, dat wij Christus genieten met al zijn goederen."
Nu, Calvijn klimt inderdaad wel hoger op, dan dat hij zou blijven hangen in een blote voorstelling van wat Christus verworven heeft. Het zou teveel worden om alles te citeren uit dit gedeelte van Calvijns werk, waaruit we duidelijk kunnen zien dat hij zomaar niet op een oppervlakkige wijze spreekt over een gelovig aannemen van de door Christus verworven heilswelaaaen. Enkele uitspraken die van betekenis zijn zullen we bij de behandeling van dit onderwerp straks nog wel onder het oog brengen.
De gulden keten der zaligheid.
Laat ons eerst nog even iets meer in het algemeen mogen zeggen over de orde des heils. We moeten bij de behandeling van dit onderwerp aan de bekende woorden van de apostel denken die we vinden in Romeinen 8 : 30: En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook' verheerlijkt."
Wij spreken wel over de gulden keten der zaligheid die we in die woorden mogen vinden. Een zeldzaam werkje hierover is dat van Gregorius Mees. We willen u wel eerlijk zeggen dat we voor deze gelegenheid de inhoud van dit boekje nog eens even vluchtig hebben doorgelezen.
Maar spreken we nu over de orde des heils, dan kunnen we voor deze gelegenheid niet beginnen met uitvoerig te spreken over waar deze gulden keten der zaligheid haar oorsprong vindt. Deze keten komt immers uit de eeuwigheid, loopt dwars door de tijd en eindigt in een nooit meer eindigende eeuwigheid. Daar we u nu willen bepalen bij de toepassing van de door Christus verworven heilsweldaden, moeten we het leerstuk van de verkiezing buiten beschouwing laten, al willen we natuurlijk wel met alle nadruk zeggen dat alleen de door God verkorenen deel krijgen aan deze goederen of weldaden des verbonds.
Zoals ds. Kersten in zijn Gereformeerde Dogmatiek opmerkt, hebben we door de orde des heils te verstaan, die orde in welke de Heilige Geest de uitverkorenen de weldaden deelachtig maakt, die hun naar het welbehagen des Vaders door Christus verworven zijn, in Hem als hun hoofd alreae deelachtig zijn, maar die in de tijd des welbehagens hun dadelijk worden toegepast.
Dr. A. Kuypers afwijken van de zuivere leer.
Er is dus een orde in de toepassing van de door Christus verworven heilsweldaden. Zij die van de zuivere leer van Gods Woord afwijken, houden zich niet aan de juiste orde. Om het maar eenvoudig te zeggen: als men bij het kopen van een dogmatisch werk in de inhoudsopgave het hoofdstuk over de wedergeboorte gesteld ziet vóór dat over de roeping, kan men weten dat men een dogmatisch werk in handen heeft, waarin men de veronderstelde wedergeboorte van dr. A. Kuyper kan vinden. Dr. A. Kuyper heeft immers de wedergeboorte aan de roeping doen voorafgaan. Als een wedergeborene zou men geroepen worden. Het zaad der wedergeboorte zou volgens deze stelling niet Gods Woord zijn, maar zou al in de uitverkorenen van het begin huns levens zijn en zou ter bestemder tijd uitspruiten. We hebben echter de we
dergeboorte niet los te maken van de roeping die door middel van Gods Woord geschiedt. Gods Woord is het zaad der wedergeboorte. Wedergeboorte en roeping vallen dan ook samen. In het vragenboekje van Hellenbroek is daarom ook alleen maar een lesje over de roeping te vinden en geen afzonderlijk lesje over de wedergeboorte. De wedergeboorte wordt in het lesje van de roeping behandeld. Bespreken we deze weldaden afzonderlijk, dan dient die van de roeping aan die van de wedergeboorte vooraf te gaan.
Kuypers bewering moge een schijn van rechtzinnigheid hebben, als hij heeft gezegd dat een dood mens niet horen kan en dat dus de roeping komt tot hen van wie we aannemen dat zij het beginsel van het nieuwe leven deelachtig zijn. Maar Gods Woord leert ons dat de doden zullen horen de stem des Zoons Gods en die gehoord hebbende zullen leven.
De Heere Jezus riep de dode Lazarus en op het horen van die roepstem stond hij op uit de dood. Dit geschiedde dus op hetzelfde moment, maar in orde ging toch het roepen aan het opstaan uit de dood vooraf.
Ezechiël werd in de geest in een vallei vol dorre doodsbeenderen geplaatst. Hij moest aan dezelven voorbijgaan om er zich ten volle van te overtuigen dat er geen aasje leven in die beenderen was te vinden. Toch moest hij profeteren tot die dorre beenderen. En Gods Geest kwam daar in mee, zodat er leven in die dorre beenderen kwam.
Tot welk een oppervlakkigheid de leer van de veronderstelde wedergeboorte de Gereformeerde Kerken heeft gebracht, is duidelijk te zien geweest. En het schijnt wel overbodig te zijn om thans nog te spreken over de veronderstelde wedergeboorteleer van Kuyper, daar men in de Gereformeerde Kerken met Kuyper grotendeels heeft afgedaan. Toch moeten we niet uit het oog verliezen dat eigenlijk Kuyper met zijn veronderstelde wedergeboorteleer de stoot gegeven heeft tot de doorbraak, die er nu in de Gereformeerde Kerken met de moderne theologie van Kuitert en Wiersinga en anderen is gekomen. Als we niet zo erg jong meer zijn, dan hebben we de ontwikkeling in het kerkelijk leven van de Gereformeerde Kerken in een 40-tal jaren gadegeslagen en hebben we duidelijk de oppervlakkigheid die door de leer van Kuyper de Gereformeerde Kerken is ingebracht, zien uitmonden in de vrijzinnigheid die zich thans in die kerken openbaart.
Met dit voorbeeld hebben we u duidelijk gemaakt, van hoeveel betekenis de zuivere heilsorde in de geloofsleer voor ons is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1980
Criterium | 48 Pagina's