HET TECHNISCH ONDERWIJS
Techniek en samenleving
In onze tegenwoordige samenleving is de techniek niet meer weg te denken. We maken er allen bewust of minder bewust gebruik van. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, van wekker tot schemerlamp; ons hele leven lijkt erdoor beheerst te worden. De lezer denke wellicht dat dit artikel een lofrede wordt op het technisch vernuft van de mens.
Verre van dat. Er zijn voorbeelden te over waarin de mens de techniek gebruikt om zich op de meest ergerlijke wijze uit te leven. We noemen slechts film en televisie. Vaak zien we dat een nieuwe vinding in de techniek nuttige en verwerpelijke toepassingen heeft. De monitor voor hartbewaking en de televisie maken gebruik van hetzelfde principe. Ook de bestraling van kankergezwellen en de kernwapens berusten op eenzelfde vinding.
We kunnen ons afvragen met welk oogmerk de mens techniek bedrijft. Op het eerste gezicht lijkt de taak van de technicus een dienende. T.b.v. de maatschappij; t.b.v. zijn medemens. Wanneer we echter zien op de stormachtige ontwikkeling van de techniek de laatste tijd, moeten we constateren dat de techniek i.p.v. een dienend steeds meer een overheersend element gaat vormen in onze maatschappij. In sommige nieuwe ontwikkelingen kunnen we duidelijk het streven van de mens waarnemen om zijn leven en vooral de grenzen daarvan in eigen hand te krijgen (reageerbuisbaby, euthanasie). Wat is dan het oogmerk waarmee we techniek bedrijven? Is dat niet het onafhankelijk van God willen zijn? Overigens is dit streven niets nieuws; onze val in Adam getuigt hier reeds van. Als technicus dienen we ons altijd af te vragen: waar zijn we mee bezig, waar werken we aan mee? Maken we ons er niet al te gemakkelijk van af als we zeggen: 'm'n baas is verantwoordelijk'?
Gelukkig echter zijn er nog vele gebieden in de techniek welke hun dienende taak hebben behouden en waarin de technicus zich op een zinvolle en verantwoorde wijze ten dienste kan stellen aan maatschappij en medemens. Op de wijze waarop de technicus zijn plaats in de maatschappij kan verwerven wordt hieronder in het kort ingegaan.
Geschiedenis van het technisch onderwijs
Techniek is niet iets van de laatste tijd. Reeds in Gen. 4 lezen we van Jubal en Tubal-Kaïn, vervaardiger van muziekinstrumenten en smid van beroep. Van Tubal-Kaïn staat opgetekend dat hij was een leermeester van alle werken in koper en ijzer; waarschijnlijk dus de oudste vorm van technisch onderwijs. Dit was dus onderwijs door de praktijk en een geleidelijke overgang van leerling naar vakman op basis van prestatie en vakmanschap. De over te dragen kennis bestond uit ervaringskennis. We mogen aannemen dat deze vorm van onderwijs door de eeuwen heen is toegepast. In de 17e eeuw kwam het ambacht zeer in aanzien dankzij de kunstzin van de welgestelde burger. We zien de ontwikkeling van de gilden. Deze hebben er toe bijgedragen dat het ambacht tot hoge ontwikkeling is gekomen. Men zag in dat het machtigste middel om een land tot welvaart te brengen, gelegen is in de opvoeding en opleiding van de jeugd.
De macht die de gilden verkregen, werd echter vaak misbruikt en ten eigen bate aangewend. Dit heeft uiteindelijk geleid tot afschaffing van het gildesysteem aan het einde van de 18e eeuw. Hiermee vervielen dus de proeven van bekwaamheid als meester en gezel, echter zonder dat daarvoor iets in de plaats werd gesteld. De opleiding van vakmensen werd na die tijd overgelaten aan de willekeur van de 'meester', waarbij geen normen werden gehanteerd. Vaak werd misbruik gemaakt van de diensten van de leerling door hen zwaar en geestdodend werk i.p.v. leerzaam werk op te dragen. Mede uit deze nood is halverwege de 19e eeuw de ambachtsschool geboren.
Hier vond dus voor het eerst de loskoppeling plaats tussen opleiding en praktijk. De eerste ambachtsscholen werden opgericht vanuit particuliere instellingen en hadden ten doel het geven van theoretisch en praktisch vakonderwijs. De beperkte financiële middelen vormden echter een rem op de ontwikkeling van de ambachtsschool, daarom werd tegen het einde van de vorige eeuw steun gezocht en gevonden bij de overheid in de vorm van rijkssubsidies. Tevens werd toen een wettelijke basis gelegd voor de ambachtsscholen. Tot ± 1950 had de ambachtsschool voornamelijk de functie van eindopleiding; een directe voorbereiding op de praktijk. Daarna is de ambachtsschool omgedoopt tot Lagere Technische School; welke een meer algemeen vormend karakter kreeg en in vele gevallen diende als basis voor verdere beroepsopleidingen.
Ongeveer gelijk met het ontstaan van de ambachtsscholen vond de ontwikkeling plaats van de Middelbare Technische School hoewel nog niet direct onder deze naam erkend. Deze vorm van onderwijs kwam voort uit de behoefte aan een opleiding voor werkgevers, opzichters en constructeurs. Pas in het begin van deze eeuw vond de erkenning plaats van de MTS. Met de mammoetwet van 1968 werd de naam MTS veranderd in HTS, overigens met behoud van het karakter van deze school.
In en na WO 2 vond de ontwikkeling plaats van de Uitgebreide Technische School. Deze opleiding was voornamelijk bedoeld als aanvulling op de LTS en had een meer op de praktijk gericht karakter dan de vroegere MTS. Met de naamsverandering van de meer theoretisch getinte MTS tot HTS en het gegeven dat de UTS qua karakter lag tussen de LTS en de MTS, was het duidelijk dat de UTS de plaats in ging nemen van de vroegere MTS, waarmee we dus zijn gekomen tot het tegenwoordige stelsel: LTS-MTS-HTS.
Rond 1860 werd de polytechnische school opgericht welke bestemd was voor opleiding van ingenieurs en in het algemeen voor hen die een grote mate van theoretische en technische kennis verlangden. Opmerkelijk is dat deze vorm van onderwijs tot ± 1900 werd gerekend tot het middelbaar onderwijs, hoewel aan de leraren van deze school de titel van hoogleraar werd gegeven. Bij de hogere onderwijswet van 1905 werd aan te polytechnische school - voorlopig alleen te Delft - de status van Technische Hogeschool verleend, qua niveau gelijk aan een universiteit. Later zijn hieraan de TH's in Eindhoven en Twente toegevoegd.
Keuze van het vakgebied
Wanneer we besluiten een technische opleiding te volgen zijn er legio mogelijkheden. Het besluit om dit te doen komt vaak voort uit een zekere aanleg en interesse. Niettemin kan het nog verre van gemakkelijk zijn om een vak te kiezen. Temeer daar dit tegenwoordig in een vroeg stadium dient te geschieden. Met het ingewikkelder worden van de techniek neemt ook de benodigde specialisatie toe. Hoe eerder men zich in de breedte van het vakgebied beperkt, hoe meer men in de diepte uit kan breiden. Hier ontstaat echter een conflict: de leerling moet zijn keuze in een zo vroeg mogelijk stadium maken. Maar om die keuze te kunnen maken moet hij/zij van alle in aanmerking komende vakgebieden het nodige afweten. Natuurlijk zijn er gevallen waarbij de keuze van te voren al vastligt; hetzij door specifieke interesse, hetzij door betrokkenheid bij een bepaald bedrijf (b.v. de zaak van de vader). Maar in
een niet te verwaarlozen aantal gevallen moet de keuze gedaan worden op een (te) smalle basis, hetgeen later tot teleurstellingen kan leiden. Van essentieel belang is daarom een goede voorlichting van de leerling die een keuze moet maken. En dat niet alleen door mondelinge voorlichting, maar vooral ook door kennismaking met de praktijk. Het zou aanbeveling verdienen voor aspirant leerlingen korte, voorbereidende stageperiodes te organiseren voor de in aanmerking komende vakgebieden.
Een keuzecriterium wat in het voorgaande nog niet genoemd is, maar wat tegenwoordig steeds meer mee gaat spelen is de werkgelegenheid. Het getuigt van realiteitszin wanneer we onze keuze mede afstemmen op de vraag naar personeel in een bepaald vakgebied. Een complicatie bij de huidige onstabiele economische situatie is dat deze vraag tijdens de opleiding drastisch kan veranderen (b.v. situatie in de bouw).
Welke opleiding
Wanneer we gekozen hebben voor een vakgebied kunnen we dit nog op verschillende manieren benaderen. Mede op basis van de toetsuitslag aan het einde van de lagere school kan besloten worden de LTS te volgen. Afhankelijk van de begaafdheid en de inzet van de leerling kan daarna de MTS en eventueel daarna nog de HTS doorlopen worden. Zelfs zijn gevallen bekend, waarbij de gehele reeks LTS-MTS-HTS-TH werd doorlopen. De keuze voor
een technische opleiding kan ook in een later stadium plaatsvinden, waarbij dan een algemeen vormende opleiding als basis dient voor de technische opleiding. Enige mogelijkheden: MAVO-MTS, HAVO-HTS, atheneum of gymnasium-TH. Een voordeel van een keuze in een later stadium is een meer bewuste keus en daardoor vaak een grotere inzet van de leerling.
Laatste ontwikkelingen
De bezuinigingsmaatregelen die de regering op velerlei gebied moet treffen, gaan ook het technisch onderwijs niet voorbij. Een van de meest in het oog vallende maatregelen welke hiermee samenhangt, is de invoering van het vierjarig studieprogramma op de TH's. Deze studieduurverkorting (van vijf naar vier jaar) beoogt een snellere doorstroming en daardoor in totaal minder leerlingen aan deze onderwijsinstellingen. Voor een klein percentage begaafde studenten zou dan een tweede studiefase mogelijk zijn van nominaal twee jaar. Uit bezuinigingsoogpunt is dit ongetwijfeld een doeltreffende maatregel. Er zijn echter nog al wat haken en ogen aan verbonden. De grootste zorg van de TH's is handhaving van de kwaliteit van het onderwijs, vooral met het oog op de relatie met de HTS. De HTS is immers ook een hogere technische opleiding met een studieduur van vier jaar. Het is de vraag in hoeverre het verschil HTS-TH gehandhaafd kan worden. Voorheen was de HTS een meer op de praktijk gerichte opleiding dan de TH. Echter, wanneer nu het studieprogramma van de TH gesnoeid moet worden, blijkt het dat men geneigd is om hieruit juist de vakken te snoeien, welke TH en HTS van elkaar onderscheiden. Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat juist deze vakken het moeilijkst en daardoor het meest tijdrovend zijn, zodat schrappen of snoeien hier het meest effectief is met het oog op de vereiste studieduurverkorting. Natuurlijk blijft het zo, dat de toelatingsvoorwaarde voor de TH op een hoger en meer theoretisch niveau ligt, dan voor de HTS, zodat de studie ook op een hoger niveau moet kunnen worden beëindigd. Uiteindelijk zal de praktijk moeten uitwijzen, in hoeverre de ingenieurs met TH-le fase resp. HTS naast elkaar kunnen blijven voortbestaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juli 1981
Criterium | 44 Pagina's