Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De leer der Verwerping en het Lutheranisme

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De leer der Verwerping en het Lutheranisme

20 minuten leestijd

1. Een steen des aanstoots

De leer der Verkiezing en Verwerping blijft een steen des aanstoots voor velen, binnen en buiten de Christelijke kerken. Dit jaar nog werd ik onaangenaam verrast door uitspraken van twee verschillende Amsterdamse predikanten, elk van beiden behorende tot de middengroep van de Gereformeerde Gezindte, die bij herhaling als hun mening naar voren brachten "dat God niemand verdoemt", onderscheidenlijk "dat God geen God is van een onvoorwaardelijk en welmenend genadeaanbod alleen geldend voor de uitverkorenen". Enige tijd daarvoor had een ouderling van dezelfde middengroep mij al eens toevertrouwd dat hij het niet eens was met wat hij noemde "de leer van de dubbele predestinatie". Hij zegt mij wel te geloven dat God sommigen verkoren heeft, maar niet te geloven dat God anderen verworpen heeft.

Alle drie ambtsdragers - die tot drie verschillende kerkgenootschappen behoren - beleden overigens een tegenstander van de leer der algemene verzoening te zijn.

2. Hoofdstuk 1 Dordtse Leerregels

De stellingen van de drie ambtsdragers zijn niet nieuw. De eerste en de derde stelling kunnen eenvoudig worden beantwoord door verwijzing naar het eerste hoofdstuk van de Dordtse Leerregels "Van de Goddelijke Verkiezing en Verwerping", paragrafen 6 en 15 waar wij lezen:

"dat God sommigen in de tijd met het geloof begiftigt, sommigen niet begiftigt, komt voort van Zijn eeuwig besluit, () naar welk besluit Hij de harten der uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk vermurwt en buigt om te geloven, maar degenen, die niet zijn verkoren, naar Zijn rechtvaardig oordeel, in hun boosheid en hardigheid laat. En hier is het, dat zich voornamelijk voor ons opdoet, die diepe, tegelijk barmhartige en rechtvaardige onderscheiding der mensen, zijnde in evengelijke staat des verderfs, of het besluit van Verkiezing en Verwerping, in het Woord Gods geopenbaard. "

"dat niet alle mensen zijn verkoren, maar sommigen niet zijn verkoren, of in Gods eeuwige verkiezing zijn voorbijgegaan, namelijk die, welke God naar Zijn gans vrij, rechtvaardig, onberispelijk en onveranderlijk welbehagen besloten heeft, in de gemene ellende te laten, in welke zij zich zelf door hun eigen schuld hebben gestort en met het zaligmakend geloof en de genade der bekering niet te begiftigen, maar hen in hun eigen wegen en onder Zijn rechtvaardig oordeel gelaten zijnde, eindelijk, niet alleen om het ongeloof maar ook om alle andere zonden, tot betoning van Zijn gerechtigheid te verdoemen en eeuwig te straffen. En dit is het besluit der Verwerping."

Zoals men ziet, spreken de Dordtse Leerregels met zoveel woorden over het Besluit der Verkiezing en Verwerping, anders dan bedoelde ouderling leert. Eveneens spreken zij met zoveel woorden over Gods besluit om sommige mensen te verdoemen, anders dan evenbedoelde leraar leert. Men dient derhalve te beslissen: ofwel men herroept deze dwalingen, dan wel men herroept zijn onderschrijving van de Drie Formulieren van Enigheid. Op de stelling van de tweede bedoelde ambtsdrager komen wij in het vervolg nog terug.

3. Een eeuwenoude kwestie

Uit de kerkgeschiedenis kennen wij de grote tegenstand tegen de leer van de dubbele predestinatie, met andere woorden de leer dat er een predestinatie is tot zaligheid en een predestinatie tot verdoemenis. In het Rooms-Katholicisme is gezaghebbend de leer van Thomas van Aquino (1224-1274), die in de Summa Theologica (1.23.3) leert:

"Gelijk de predestinatie een deel is van de voorzienigheid ten opzichte van hen, die op Goddelijke wijze geordend worden tot het eeuwig heil, zo is de verwerping een deel van de voorzienigheid ten opzichte van hen, die niet tot dat doel komen."')

Thomas van Aquino leert alleen Gods voorwetenschap omtrent de zonde maar niet dat Gods wilsbesluit er oorzaak van is dat sommigen niet tot het eeuwig heil geraken.

Anders leerde Augustinus. Anders leerde ook de theoloog Gottschalk2), om wiens op Augustinus teruggrijpende leer der Predestinatie Controverse is uitgetreden (847-868). Ook Calvijn schaarde zich in de lijn van de Augustijnse theologie en leerde in zijn Institutie:

"Predestinatie noemen we Gods eeuwig raadsbesluit waardoor Hij bij Zichzelf heeft vastgesteld, wat Hij met iedere mens wil zien gebeuren. Niet allen toch worden in gelijke conditie geschapen:

maar sommigen wordt het eeuwige leven, anderen de eeuwige verwerping voorbeschikt.3) Ook na de Reformatie bleef in de Rooms-Katholieke Kerk de zuivere Augustijnse predestinatieleer, waarin de algemene verzoening bleef afgewezen en Gods Verkiezing en Verwerping werden erkend, werken met name in het Jansenisme. Uit het in 1640 verschenen werk "Augustinus" van Jansenius (1585-1638) is de volgende stelling getrokken, veroordeeld door paus Innocentius X in zijn bul "Cum Occasione", 1653:

"Het is semi-pelagiaans te zeggen dat Christus voor alle mensen gestorven is of zijn bloed vergoten heeft. "4)

In de beroemde verklaring van de "Vijf Stellingen van Jansenius" (voorenstaande stelling is de vijfde die aan Jansenius wordt toegeschreven) opgesteld door Pasquier Quesnel in 1689 en gepubliceerd onder de naam Coram wordt de vijfde stelling aldus toegelicht:

"De leer van de onverdiende voorbestemming geniet met veel recht zeer groot gezag in alle katholieke scholen. Welnu, deze leer bestaat, zoals allen erkennen, die haar aanhangen, hierin: als wij niet op de voorafgaande, maar op de absolute en werkdadige wil van God letten, dan heeft Hij alleen voor de uitverkorenen door een absoluut decreet het eeuwige heil bestemd, en daarmee ook alle genaden en alle gunsten die onfeilbaar al degenen redden die gered moeten worden, waaronder als hoogste gunst de gave der volharding, waarvan men niet kan ontkennen dat zij eigen is aan de voorbestemden.

Daaruit volgt dat Jezus Christus, Wiens absolute wil altijd gelijkvormig is geweest aan die van Zijn Vader, dit decreet niet zonder meer en absoluut heeft willen veranderen en dat Hij dus door Zijn gebeden en dood het eeuwige heil en de gave van de volharding absoluut en werkdadig alleen heeft willen verdienen voor hen over wie in het Evangelie staat dat Zijn Vader ze Hem gegeven heeft en dat niemand ze aan Zijn handen zal ontrukken.

Quesnel merkt voorts op dat het offer van Jezus Christus wel volledig genoegzaam zou zijn geweest en dat hij voor de verworpenen voldoende genaden zou hebben verdiend, maar dat Jezus Christus niet in het algemeen voor alle mensen gestorven is, Quesnel bestrijdt in zijn toelichting op genoemde vijfde stelling hen "die zeggen dat God aan alle mensen genaden geeft die zo voldoende zijn dat ze om het goede te willen of te doen geen werkdadige genaden nodig hebben." Aan de verworpenen wordt de werkdadige genade onthouden, die nodig is om tot de zaligheid te komen. Menigeen die zich "gereformeerd gezind" noemt, staat van de calvinistische èn van de jansenistische predestinatieleer ver af.

4. De Konkordienformel

Volgens de in Lutherse kring gezaghebbende "Lutheran Cyclopedia"5) houdt de Lutherse Kerk "het juiste midden" tussen twee uitersten, die zich op het stuk van de uitverkiezingsleer in de zestiende eeuw hadden ontwikkeld, namelijk tussen het semipelagianisme in Rooms-Katholieke kring enerzijds en de calvinistische leer der verkiezing en verwerping anderzijds. Het Lutherse standpunt betreffende Gods uitverkiezing is neergelegd in het sluitstuk van de confessie van de Lutherse Kerk, het zogenaamde Konkordienbuch6), te weten in de Konkordienformel, letterlijk het formulier van enigheid, in 1577 aangenomen. In dit Lutherse formulier van enigheid werd een uitverkiezingsleer neergelegd, die twee met elkaar strijdende richtingen in het Lutheranisme bevredigde, zowel de meer rechtzinnige richting van de "gnesio-lutheranen" van Weimar en Jena, onder welke Flacius Illyricus een belangrijke plaats innam, als de scholen van Wittenberg en van Leipzig, die de leer van Melanchton volgden bij welke scholen wij theorieën tegenkomen, die op belangrijke punten ook door de Arminianen werden geleerd.

Artikel 11 van de Konkordienformel handelt "over de eeuwige

predestinatie en uitverkiezing door God". Geleerd wordt:

"De predestinatie ofwel eeuwige uitverkiezing door God heeft alleen betrekking op de goede Gode welgevallige kinderen Gods en deze is oorzaak van hun zaligheid. God zorgt voor de zaligheid van hen en stelt ook de middelen beschikbaar, die tot deze zaligheid leiden."

De Lutherse Kerk ontkent de leer der verwerping, alsook de onderscheiding in Gods wil van een wil des besluits en een wil des bevels in genoemde Konkordienformel:

"Derhalve verwerpen wij de volgende dwalingen:

1. Dat God niet wil, dat alle mensen boete doen en het Evangelie geloven.

2. Dat God, wanneer Hij ons tot zich roept, niet in ernst zou willen, dat alle mensen tot Hem zouden komen.

3. Dat God niet zou willen dat iedereen zalig wordt, maar dat Hij sommigen niet wegens hun zonden, maar uitsluitend op grond van Zijn Raad, Voornemen en Wil, tot verdoemenis verordineert, zodat zij niet kunnen zalig worden. "

Deze artikelen richten zich tegen de zuivere leer der Verkiezing en Verwerping die op dit stuk luidt:

1. Gods wil des bevels is dat alle mensen boete doen en het Evangelie geloven, maar Gods wil des besluits is dat sommigen hiertoe verkoren zijn en dat anderen hiertoe niet verkoren zijn.

2. Gods wil des bevels is dat alle mensen tot Hem komen en Gods wil des besluits is dat sommigen metterdaad verwaardigd zijn tot Hem te worden gebracht en dat anderen daartoe niet verwaardigd zijn.

Zoals we hieronder zullen zien wordt in het Lutherse Konkordienbuch de onderscheiding tussen de wil des besluits en de wil des bevels niet gemaakt, zelfs verworpen. Door dit gebrek aan onderscheiding heeft de verwerping van de eerste en tweede stelling voor velen op het eerste gezicht een schijn van recht. Bij nadere beschouwing blijkt de veroordeling echter geen recht te doen aan het calvinistische standpunt dat de Lutherse Kerk zocht te veroordelen.

Ook de derde stelling kan geen stand houden, voorzover deze zich richt tegen de calvinistische predestinatieleer, aangezien deze stelling evenmin separeert tussen de wil des besluits en de wil des bevels en voorts een onjuiste scheiding wordt gemaakt tussen de verdoemenis der verworpenen en hun zonden. Gods besluit tot verwerping van sommigen is van eeuwigheid geschied "om het ongeloof, maar ook om alle andere zonden"7)

5. De Solida Declaratio

In de eveneens tot de Lutherse confessie behorende toelichting op de Konkordienformel, de zogenaamde Solida Declaratio wordt nog eens uitdrukkelijk de onderscheiding van Gods wil des besluits en Gods wil des bevels afgewazen8):

"Dat echter "velen geroepen zijn en weinigen uitverkoren, komt niet daardoor dat het met Gods roeping zo zij door het Woord geschiedt, aldus gesteld zou zijn alsof God zegt: Uitwendig door Mijn Woord roep ik wel u allen, maar wie ik Mijn Woord voorstel tot deelname aan Mijn hemelse koninkrijk, maar in Mijn Hart geldt dit niet welmenend allen, maar slechts weinigen, want het is Mijn wil dat het grootste deel dergenen, die Ik roep door het Woord, niet verlicht en bekeerd zullen worden, maar dat zij verdoemd zijn en blijven, ook al verklaar Ik Mij jegens hen anders in Mijn Woord door hetwelk ik hen roep. Dit zou immers inhouden dat men God twee tegenstrijdige willen toeschrijft."

Volgens de zuivere calvinistische leer geldt de roeping overeenkomstig Gods wil des bevels wel degelijk alle hoorders des Woords. Gods heil en de weg ter zaligheid wordt allen voorgesteld en uiteengezet. In deze zin kan men zeggen dat God wil, dat Hij namelijk beveelt dat men zich met Hem laat verzoenen. De werkdadige genaden die nodig zijn voor deze verzoening gelden echter uitsluitend de uitverkorenen. Hun harten worden genadiglijk vermurwd en gebogen om te geloven, terwijl de verworpenen niet begiftigd worden met dit zaligmakende geloof, noch met de genade der bekering.9)

Hoewel de calvinistische uitverkiezingsleer niet zuiver wordt getekend in het Lutherse formulier van enigheid, noch in de toelichting daarop is de bedoeling deze te veroordelen duidelijk. Wij zullen nu belangrijke latere ontwikkelingen bespreken.

6. Verval, Herstel en wederom Verval

In de 18e eeuw ontstonden grote conflicten tussen de aanhangers van de voor die tijd moderne, rationalistische richting en de confessionele richting. Ook binnen de Lutherse kerk liep deze richtingstrijd parallel met de strijd tussen Oranjegezinden en patriotten. Confessionelen in de Hervormde, zoals als in de Lutherse gemeenten waren in het algemeen Oranjegezind, terwijl de "modernisten" veelal patriotten waren. De afwijking van sommige "rationalisten"Van Schrift en confessie ging soms zover, dat men de leer der uitverkiezing geheel verwierp. Dit leidde in de staatskerk, ondanks alle tolerantie die daar heerste, op 24 augustus 1784 toch nog tot afzetting van Ds. Paulus van Hemert als hervormd predikant te Wijk bij Duurstede, vooral op grond van diens verwerping van de Goddelijke predestinatie.10)

Ook binnen de Lutherse kerk in Nederland was er zulk een strijd11) tussen "rationalisten" en confessioneel gezinden; in deze kerk valt onder "confessionelen" te verstaan Luthersen die zich aan de Schrift en het Konkordienbuch wensen te houden. Een klacht tegen drie Amsterdamse Lutherse predikanten door confessionele Luthersen terzake van afwijking op een groot aantal punten van de Schrift en van het Konkordienbuch leidde echter niet tot een veroordeling van de betrokkenen: E.H. Mutzenbecher, J.C. Baum en A. Sterck.

Op 15 maart 1791 scheidden zich toen vele confessionele Luthersen af van de Lutherse gemeente te Amsterdam. Men constitueerde zich als Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk te Amsterdam. Later volgden andere confessionele Luthersen dit voorbeeld: er werden Herstelde gemeenten gesticht te Hoorn, Enkhuizen, Medembliken Den Helder; ook buiten Noord-Holland kwamen enkele Herstelde gemeenten tot stand (Gorinchem, Zwolle, Harlingen). Deze gemeenten, en het kerkverband dat zij vormden stelden zich op grondslag van de Schrift en het Konkordienbuch.

Het confessioneel Lutherse kerkverband in Nederland hield echter slechts 160 jaar stand.

In januari 1952 besloot de algemene vergadering van de Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk met algemene stemmen zich te

herenigen met de kerk waaruit men was uitgegaan, ondanks het feit dat van handhaving der Lutherse confessie in die kerk nog immer geen sprake was. Integendeel: de Evangelisch Lutherse Kerk had reeds in 1931 de kansel opengesteld voor vrouwen, en de modernisten en vrijzinnigen hadden en hebben zich naast de confessionele Luthersen een sterke plaats veroverd in de Lutherse Kerk.

Er bestaat een opmerkelijke parallel tussen de gang van de Hersteld-Luthersen, die ruim 40 jaar voor de Afscheiding tot kerkreformatie overgingen en de gang van vele nazaten der Afscheiding. Naar het zich laat aanzien zullen velen zich, 160 jaar na de Afscheiding, herenigen met het Hervormde kerkgenootschap. Inderdaad een treffende parallelle ontwikkeling. Op het stuk van de bestrijding van de zuivere calvinistische leer der verkiezing en verwerping, als uitgedrukt in de Dordtse Leerregels I par. 6:15 stemmen de meeste Luthersen, Hervormden, en synodaal-gereformeerden overigens samen. Er zijn helaas ook zich gereformeerd noemende hervormden en zich confessioneel noemende synodaal-gereformeerden die in het bestrijden van de calvinistische leer der verkiezing en verwerping niet onderdoen voor de Lutherse kritiek op deze leer.

7. De Lutherse Kerk, Missouri Synode

In mij hier in Nederland ten dienste staande publicaties, alsmede in de Christelijke pers heb ik steeds veel goeds gelezen over één zelfstandig Luthers kerkgenootschap, de Lutherse kerk, Missouri Synode in de Verenigde Staten van Noord-Amerika. Toen ik in februari van dit jaar in de Verenigde Staten was heb ik direct contact gezocht met de plaatselijke kerk in mijn verblijfplaats te Fullerton, California om na te gaan welke confessie men in deze kerkgemeenschap belijdt. Door de vriendelijke inlichtingen van de dominee van deze kerk en van de bibliothecaresse kwam ik aan veel informatie omtrent het standpunt van de Lutherse kerk betreffende de leer der Verwerping, met name betreffende het standpunt van de Missouri Synode dienaangaande.

Ter inleiding dient men het volgende te weten: de Lutherse Kerk, Missouri Synode is als kerkverband gegrondvest op 26 april 1847. Het kerkverband omvat thans ongeveer 6000 plaatselijke gemeenten en staat op grondslag van de Schrift en van het Konkordienbuch. De modernistische ontwikkelingen zoals het volstrekte horizontalisme, het feminisme, het evolutionisme, al deze zaken worden afgewezen

en bestreden door de Lutherse Kerk, Missouri Synode. Tegenover organisaties die de modernistische ontwikkelingen bevorderen, zoals de Wereldraad van Kerken wordt front gemaakt.

Al met al biedt dit kerkverband, dat zelfstandig staat naast tal van andere Lutherse kerkverbanden in de Verenigde Staten een beeld, waarvan men zou wensen dat de kerken in Nederland er meer van zouden vertonen. Dit echter op die typisch Lutherse leerstellingen na, die het Lutheranisme scheiden van het calvinisme. In dit kader wil ik wijzen op het leergeschil betreffende de predestinatieleer, dat in de Lutherse Kerk, Missouri Synode is uitgestreden en dat werd beslecht door de 13 Artikelen, vastgesteld door de Missouri Synode van 1881.

8. Het conflict tussen de "crypto-calvinisten" en de arminianen

In 1872 brak in de Lutherse kerk Missouri Synode een heftig leergeschil uit.12) C.F.W. Walther, een belangrijk theoloog in de Missouri Synode-kerk werd door G. Fritschel een theoloog van de Lutherse kerk Iowa Synode "beschuldigd" van crypto-calvinisme, dat wil zeggen dat C.F.W. Walther calvinistische leerstellingen zou leren, maar er niet voör uit zou komen. Walther schreef daartegen een verweerschrift "Lehre und Wehre", 1874, waarin hij de arminiaanse opvattingen van G. Fritschel bestreed. Fritschel leerde dat de mens met God meewerkt aan zijn heil. C.F.W. Walther legde daartegenover de Heilige Schrift en de Lutherse confessie, het Konkordienbuch aldus uit dat door vrije genade zonder enige medewerking door de mens de uitverkorenen bekeerd worden.

In een rapport voor de Altenburg, Missouri, convention van 1877 zette Walther de Lutherse uitverkiezingsleer op de grondslag van de Konkordienformel nader uiteen. Hij bestreed de arminiaanse opvatting dat Gods uitverkiezing zou zijn geschied vanwege het goede dat God van te voren heeft gezien in sommige mensen. Tegen de uitleg van C.F.W. Walther kwamen velen op. Als woordvoerder van de arminiaanse tegenstanders trad op F. A. Schmidt, die tot dan toe een medestander van Walther was geweest. Op 2 januari 1879 schreef hij aan Walther: "Ik kan niet langer met u meegaan. Ik mag niet langer het zwijgen er toe doen."i: !)

In de 13 artikelen die de Missouri Synode tenslotte vaststelde in 1881 werden de opvattingen van C.F.W. Walther in bindende confessionele leeruitspraken vastgelegd. Zoals men zal zien werden in deze leeruitspraken niet alleen arminiaanse opvattingen, maar

jammer genoeg ook een aantal calvinistische opvattingen afgewezen.

9. Vier anti-calvinistische artikelen

I. Wij geloven, leren en belijden dat God de gehele wereld van eeuwigheid heeft liefgehad, dat hij alle mensen heeft geschapen tot redding en geen mens tot verdoemenis en dat God ernstig de redding van alle mensen wenst. Derhalve verwerpen en veroordelen wij de andersluidende calvinistische leer van ganser harte.

In dit artikel wordt nog een stap verder gegaan dan in de Konkordientormel en de daarbij behorende toelichting. Gods wilsbesluit, Zijn wil des besluits om sommigen te verdoemen, zoals geleerd in hoofdstuk 1, paragraaf 9 en 15 Dordtse Leerregels wordt hier weer sproken.

II. Wij geloven, leren en belijden dat de Zoon van God voor alle mensen op aarde is gekomen, is geborenen dat Hij volledige genoegdoening heeft verschaft voor de zonden van alle mensen, niet een uitgezonderd. Derhalve verwerpen en veroordelen wij de andersluidende calvinistische leer van ganser harte.

De calvinistische leer die wij tegenover deze algemene verzoeningsleer wensen vast te houden luidt dat Christus weliswaar overvloedig en genoegdoend heeft geleden, zodat Zijn offer volstrekt genoegzaam is, doch dat Hij zulks slechts heeft gedaan tot redding van degenen die Zijn Vader Hem gegeven heeft.

III. Wij geloven, leren en belijden dat God welmenend alle mensen door de genademiddelen roept, dat wil zeggen met de

intentie hen door deze middelen tot bekering en geloof te brengen en hen daardoor ten einde toe te bewaren en hen aldus uiteindelijk te redden, om welke reden God hen door deze genademiddelen het heil aanbiedt verkregen door het zoenoffer van Christus en hen de kracht geeft om dit heil door het geloof aan te nemen. Derhalve verwerpen en veroordelen wij de andersluidende calvinistische leer van ganser harte.

Hier vinden wij de leer van het algemeen aanbod van genade op een heldere en duidelijke wijze tegenover de calvinistische leer gesteld volgens welke God allen beveelt zich te bekeren, maar de genade alleen aanbiedt aan de uitverkorenen. Alleen hun harten wil God genadiglijk vermurwen en buigen om te geloven, alleen voor hen heeft God door een absoluut decreet het eeuwige heil bestemd. De calvinistische leer betreffende de genademiddelen is ook gans anders dan de Lutherse. Volgens de Lutherse leer biedt God al degenen die Zijn Woord, de Heilige Schrift horen of lezen, alsook al degenen die Zijn sacramenten ontvangen Zijn genade aan en verzegelt God door Woord en sacrament bij al diegenen de vergeving van hun zonden en het eeuwige leven.14)

Zoals Erwin L. Lueker terecht opmerkt sluit de gereformeerde predestinatieleer deze Lutherse beschouwing dat de genademiddelen algemeen werken uit, aangezien Gods Heilige Geest uitsluitend werkt door de genademiddelen ten bate van de uitverkorenen. Door de arbeid van wijlen Dr. C. Steenblok16) en diens medestanders hier te lande en door de arbeid van H. Hoeksema17) in de Verenigde Staten is er veel verhelderd op het stuk van de leer van het genadeaanbod. De leer zoals zij

die later zouden verhelderen, veroordeelde de Missouri-synode van 1881 als calvinistisch.

IV. Wij geloven, leren en belijden dat geen mens verloren gaat omdat God hem is voorbijgegaan met Zijn genade of omdat God hem geen genade aanbood, of die mens de genade der volharding niet aanbood en in hem niet wilde doen wonen, maar dat alle mensen die verloren gaan, om eigen schuld verloren gaan, namelijk om hun ongeloof en omdat zij hardnekkig het Woord en de genade Gods ten einde toe hebben weerstaan. Derhalve verwerpen en veroordelen wij de andersluidende calvinistische leer van ganser harte.

In dit laatste artikel tegen de calvinisten wordt een onjuiste tegenstelling gemaakt tussen de twee oorzaken waarom de verworpen verloren gaan. Vanzelf gaan de verworpenen verloren om eigen schuld, namelijk om hun ongeloof en omdat zij hardnekkig het Woord en de genade Gods ten einde toe hebben weerstaan. Doch God is eeuwig vrij om de verworpenen voorbij te gaan en hen om hun zonden naar Zijn eeuwig raadsbesluit de werkdadige en actuele genade te onthouden die nodig is voor bekering.

Het is goed dat de Lutherse Kerk, Missouri Synode de Lutherse geloofsleer in confrontatie met de calvinistische leer heeft uiteengezet. Dat verdient voorkeur boven het werken dergenen die voorgeven de calvinistische leer der verkiezing en verwerping te aanvaarden, maar die deze leer niet kennen en verkeerd uitleggen, of zelfs deze leer wel kennen, maar niet aanvaarden en verdraaien. Beter ware het indien allen, Luthersen en Gereformeerden tezamen mochten buigen onder Gods rechtvaardige wilsbesluiten. Zij mochten tezamen nog eens aanheffen de smeekbede uit de negentigste Psalm:

"Daarom, o Heer! leer ons verstaan en merken, Hoe kort dat leven is, vol van smarten; Dat wij verstaan mogen en recht beharten Uwe wijsheid, in Uw woord en Uw werken. Keer tot ons, hoe lang zullen klagen wij? Van Uwe gramschap maak Uw knechten vrij." (Berijming Petrus Datheen, 7e zangvers)


NOTEN:

1. Zie voor een uiteenzetting betreffende de predestinatieleer van Thomas van Aquino en die van Johannes Calvijn: C. Friethoff: De Goddelijke Predestinatie naar de leer van Thomas Aquinas en Calvijn. Hilversum, 1936.

2. C. Lambot: Oeuvres théologiques et grammaticales de Gottscalc d'Orbais. Spie. L XX. 1945.

3. Joh. Calvijn: Inst. Chr. III. 21.5.

4. Zie J.A.G. Tans en M. Kok: Rome-Utrecht. Over de historische oorzaken van de breuk tussen de rooms-katholieke en de oud-katholieke kerken en de huidige beoordeling van die oorzaken. Hilversum, enz. 1966 blz. 75.

5. Erwin L. Lueker (editor): Lutheran Cyclopedia, Concordia Publishing House, Saint Louis, Missouri, U.S.A., 1954 blz. 839.

6. Een standaarduitgave van het Konkordienbuch is "Die Bekenntnisschriften der evangelisch-lutherischen Kirche. Göttingen, 8e druk 1979. 1276 blz.

7. Dordtse Leerregels hoofdstuk 1 par. 15.

8. Solida Declaratio. Zie in de onder 6 genoemde bron blz. 1073, 1074.

9. cf. 7.

10. Cf. L. Knappert: Geschiedenis der Nederlandsche Hervormde Kerk gedurende de 18een 19e eeuw. Amsterdam, 1912 deel II blz. 109.

11. Cf. 10 blz. 112 e.v.

12. Cf. Walter A. Baepler: A century of grace. Missouri Synod 1847-1947. Concordia Publishing House, Saint Louis, Missouri, 1947 blz. 199 e.v. Cf. ook: W.G. Polack: The Building of a great Church. A Brief History of the Lutheran Church in America. With Special Reference to the Evangelical Lutheran Synod of Missouri, etc. Concordia Publishing House, Saint Louis, Missouri, 2e druk 1941 blz. 148 e.v.

13. Cf. Walter A. Baepler: a.w. blz. 200.

14. Cf. bijvoorbeeld Lutheran Cyclopedia onder 5) blz. 425.

15. a.w. blz. 425.

16. Zie bijv. Dr. C. Steenblok: De bestaansgrond der gemeenten. Gouda, 1974 en L.M.P. Scholten: De leer van Dr. C. Steenblok. In: Leven en Leer van Dr. C. Steenblok. Barneveld, 1967 blz. 71 e.v.

17. Zie voor een samenvatting van de leer van H. Hoeksema: A.C. de Jong: The Well-Meant Gospel Offer. The Views of H. Hoeksema and K. Schilder. Diss. V.U. Amsterdam, 1954.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1984

Criterium | 70 Pagina's

De leer der Verwerping en het Lutheranisme

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1984

Criterium | 70 Pagina's