Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

nieuws van de vereniging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

nieuws van de vereniging

VERSLAG VAN DE LEZING “WAT HEBBEN WIJ MET AIDS TE MAKEN?”, gehouden op 14 november te Rotterdam

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERSLAG VAN DE LEZING “WAT HEBBEN WIJ MET AIDS TE MAKEN? ”, gehouden op 14 november te Rotterdam

AIDS: DE ZIEKTE EN HAAR VERBREIDING - door mw. A. Boudewijn

De ziekte

AIDS is een ernstige, dodelijk verlopende ziekte, die meestal jonge mensen treft. AIDS is niet alleen een medisch, maar ook een maatschappelijk, een psycho-sociaal, een ethisch en een juridisch probleem.

In 1981 kwam de ziekte voor het eerst in de westerse wereld openbaar. Er werden toen enkele jonge mannen in Los Angeles in het ziekenhuis opgenomen. Zij bleken infektieziekten te hebben, die waren ontstaan, doordat het afweersysteem in hun lichaam niet meer normaal funktioneerde.

De ziekte komt voornamelijk voor bij mensen met homoseksuele kontakten, bij mensen die donorbloed hebben gekregen of bij mensen die intraveneus drugs gebruiken. In 1984 werd ontdekt, dat de ziekte wordt veroorzaakt door een virus, dat men de naam HIV (human immunodeficiency virus) heeft gegeven. Het afweersysteem van de mens bestaat uit verschillende soorten cellen: macrofagen, die alle soorten "indringers" die ze aankunnen, vernietigen; T-celien, die ziekteverwekkers ontdekken en het afweersysteem activeren en B-cellen, die afweerstoffen maken. Het HIV in-activeert T-cellen.

Na een besmetting met het HIV nestelt dit zich in het DNA van de gastheercel. Het kan daar tot 15 jaar ongemerkt blijven. De antistoffen, die na besmetting gevormd worden, kunnen het HIV niet onschadelijk maken. Met een HIV-test kan men deze antistoffen aantonen. Het virus zelf is moeilijk aan te tonen. Onder bepaalde, nog steeds onbekende, omstandigheden wordt het DNA geactiveerd om nieuw HIV te maken. Dit HIV komt vervolgens massaal vrij en onregelt na het binnendringen in de T-cellen het afweersysteem zodanig dat het lichaam kwetsbaar wordt voor infekties die voor gezonde mensen onschuldig zijn. De ziekte komt dan openbaar. Van de mensen die met het HIV worden besmet, wordt 60% niet ziek. Van deze 60% is 95 tot 99% seropositief (antistoffen aantoonbaar) en 1 tot 5% seronegatief. Van de overige 40% krijgt 20 tot 25% ARC (AIDS related

complex) en 15 tot 20% krijgt AIDS. AIDS gaat in eerste instantie gepaard met klachten van algemene aard, zoals moeheid, koorts, diarree, gewichtsverlies en gezwollen lymfeklieren. Specifieke kenmerken van de ziekte zijn dat er stoornissen in het afweersysteem zijn, dat er opportunistische infekties en tumoren optreden en dat er antistoffen en HIV aanwezig zijn. (Opportunistische infekties treden op bij een storing van het afweersysteem.) 50% van de patiënten overlijdt binnen 6 maanden; na 15 maanden is nog ongeveer 10% van hen in leven.

Op dit moment zijn er eigenlijk geen medicijnen tegen AIDS. AZT onderdrukt de vermeerdering van het HIV, maar herstelt het afweersysteem niet en heeft veel bijwerkingen en is duur. Men bestrijdt daarom nu eigenlijk alleen de gevolgen van de ziekte. Naast deze medische hulp wordt er ook sociale hulp gegeven.

De verbreiding

Het HIV was er waarschijnlijk al lang voor 1981, maar het is niet met zekerheid bekend, wanneer het voor het eerst optrad. Men vermoedt dat het virus van Afrika via Haïti (een vakantieoord voor homoseksuelen uit de VS) en de VS naar Europa is gekomen. Ook is bekend dat Fransen en Belgen, die in Afrika hadden gewoond, de ziekte kregen. Er zijn in Europa ongeveer 5500 patiënten, waarvan 370 in Nederland. Men verwacht dat dit aantal zich de eerste jaren ieder jaar zal verdubbelen. In Afrika zijn ongeveer 2, 5 miljoen mensen met het virus besmet, in de VS 1 tot 1, 5 miljoen en in Nederland 25.000. 88% van de Nederlandse patiënten zijn mannen, 10% zijn vrouwen en 2% zijn kinderen. Men verwacht dat er in 1990 in Nederland 5000 patiënten zijn.

Er zijn 5 risicogroepen te onderscheiden:

1. homo-en biseksuelen met wisselende partners;

2. drugsgebruikers (virus kan door gebruik van vuile injektienaalden overgaan);

3. heteroseksuelen die prostitutie plegen;

4. gebruikers van donorbloed;

5. heteroseksuelen die vaste partners zijn van mensen uit de andere 4 risicogroepen.

Overdracht van het HIV kan alleen plaatsvinden bij bloed-bloed contacten en bij bloed-sperma contacten.

Het HIV is in vergelijking met soortgelijke virussen niet erg besmettelijk: het virus dat hepatitis-b (een ernstige vorm van geelzucht) veroorzaakt, is 20 tot 30 maal meer besmettelijk.

De belangrijkste middelen om de ziekte te voorkomen zijn:

1. extra voorzorgsmaatregelen voor bepaalde beroepen nemen.

2. proberen het gedrag van de risicogroepen te veranderen: primaire preventie.

Op 15 april 1987 is in Nederland van overheidswege een campagne tegen AIDS gestart, die erop gericht is om het gedrag van de risicogroepen te veranderen.

Het is niet eenvoudig om een vaccin tegen AIDS te maken, omdat het HIV een wisselende mantel heeft.

Bij verschillende mensen rijst de vraag of men routinematig een HIV-test zou moeten uitvoeren bij mensen die van de diensten van de gezondheidszorg gebruikmaken ter bescherming van de werkers in de gezondheidszorg. Een argument hiervóór is, dat de omgeving, indien nodig, gewaarschuwd kan worden. Argumenten hiertegen zijn, dat de uitslag van de test pas na een week bekend is, dat de test een momentopname is, dat een positieve testuitslag onzekerheid t.a.v. het krijgen van de ziekte veroorzaakt en ongewenste maatschappelijke gevolgen kan hebben. Ook is er diskussie of men de uitslag van de test wel of niet moet meedelen aan de betrokken persoon. Werkers in de gezondheidszorg zitten met het probleem hoe ze met AIDS-patiënten moeten omgaan. Aan de ene kant kunnen ze een zo groot mogelijke vieligheid voor zichzelf creëren. Aan de andere kant staat echter, dat we onze naaste moeten dienen: we zijn allen schuldig.

AIDS: MEER DAN EEN ZIEKTE - door mr. LJ. Molenaar

1. Ziekten zijn een middel in Gods hand

God is de enige Levensbron, maar wij hebben ons van Hem afgescheurd door de zondeval. Als wij door ziekte getroffen worden, is dat niet onrechtvaardig, wij verdienen niet beter. Ziekten zijn allereerst slagen van Gods hand.

2. AIDS als middel in Gods hand

Wij dienen ons te vernederen onder Gods slaande hand, niet omdat we bang zijn voor de gevolgen van de zonden, maar omdat God onze zonden ziet en wij Hem desondanks beledigen. AIDS komt vooral voor bij homoseksuelen en bij overspelige mensen. In Rom. 1 worden dit tegennatuurlijke zonden genoemd. In Lev. 18 en 20 wordt bevolen om deze zonden met de dood te straffen. Het kwaad straft zichzelf, alhoewel velen niet naar de straf willen luisteren. Ook vroeger werden bovengenoemde tegennatuurlijke zonden gestraft: enk maar aan Sodom. AIDS als straf op de zonde kan een middel in Gods hand zijn. Er worden ook moordenaars tot God gebracht. In Jes. 57:17, 18 zien we dat God zeer onrechtvaardige zondaars tot Zich terugbrengt, en dan "hun treurigen”.

3. AIDS en machteloosheid

Wij willen graag zélf onze problemen oplossen. De overheid en de samenleving laten de slachtoffers van AIDS bovendien niet genoeg ruimte voor bezinning. Men wil zonde geen zonde meer noemen. Men komt met raadgevingen als: Perrongeluk? - Vrij veilig - stop AIDS. Het eerste gedeelte van deze raad komt echter uit de hel. Het huwelijk wordt vertrapt. Men wil homoseksuelen geen stempel opdrukken. Zó misbruikt men echter de gelijkheidsgedachte. Dit leidt ertoe dat men volkomen machteloos is om AIDS te keren. De overheid en de samenleving hebben zichzelf onmachtig gemaakt.

4. AIDS-dreiging in jullie leven

Ook ons leven is vol zonde. De zonden van homoseksualiteit en overspel zijn gevolgen van hartstochten die in ieder mensenhart terug te vinden zijn. Deze hartstocht komt echter niet voort uit natuurlijke liefde, maar uit dierlijkgeaarde driften. Wij zijn in wezen net zo schuldig aan de wet als ieder ander. Wij moeten er toe komen onze zonden eerlijk voor God te belijden. Pas als we voor de Heere een reddeloze zijn geworden, is er redding van de eeuwige dood mogelijk. De Heere werkt in al Zijn kinderen voor ons onmogelijk lijkende zaken.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1988

Criterium | 51 Pagina's

nieuws van de vereniging

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1988

Criterium | 51 Pagina's