Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dyslexie: reëel onder ogen zien (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dyslexie: reëel onder ogen zien (2)

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De eerste aflevering van dit artikel verscheen in Criterium 20/1.

Tijdens het dyslexiecongres van 1985 heeft Dumont vijf kenmerken van dyslexie/dyorthgrafie op een rijtje gezet, die deze leerproblemen van andere leerproblemen en leerstoornissen onderscheiden.

1. Achterstand bij lezen en spellen van één a twee jaar ten opzichte van de leeftijdsnorm.

2. Tenminste een gemiddelde algemene intelligentie.

3. Afwezigheid van andere stoornissen.

4. Vertraagde taalontwikkeling. Verstoorde taalvaardigheid.

5. Aanwijzingen voor familiaire erfelijkheid.

Als we letten op de punten vier en vijf, te weten de achterstand in taalontwikkeling/verstoorde taalvaardigheid en de mogelijke erfelijke bepaaldheid, dan zou men kunnen denken dat vroegdiagnostiek mogelijk moet zijn. Dat een vroegtijdige onderkenning van dyslexie van belang is, hoeft na het voorgaande geen betoog. We hebben hiervoor reeds aan de orde gesteld dat het "één van de jammerlijke adviezen" is als gesteld wordt dat het vanzelf wel weer overgaat (Dumont, 1984, pag. 123). Het is een ontwikkelingsvertraging of - stoornis en hoe vroeger dat je erbij bent, hoe beter het is voor het kind. Hoewel de vroegdiagnostiek met betrekking tot dyslexie een

moeilijke bezigheid is, kan er toch wel wat over gezegd worden. Volgens Kalverboer (1984) zijn er aanwijzingen dat taalontwikkelingsachterstanden vanaf driejarige leeftijd een voorbode kunnen zijn voor taalproblemen op latere leeftijd. Hoe merk je die taalproblemen?

Deskundigen zijn het er over eens dat het langer dan normaal krom blijven praten en het hebben van moeilijkheden met het onthouden van namen van andere kinderen, of van een tekst of versje, een teken aan de wand kan zijn in dit opzicht (Ouders over Dyslexie, pag. 23). Een kind zal een niet al te moeilijk niet woord meteen moeten kunnen onthouden en goed moeten kunnen uitspreken. In groep drie van de basisschool moet het kind in staat zijn zinnen in losse woorden te knippen en moet het leren woorden in klanken te verdelen (Ouders over Dyslexie, pag. 47). Eenmaal in groep drie aangekomen blijft het toch een probleem zomaar op grond van het foutenbeeld te stellen dat een kind dyslectisch is. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat fouten van dyslectici niet altijd principieel verschillen van fouten van kinderen die slecht taalonderwijs hebben ontvangen. Vuistregels zijn ook hier gevaarlijk. Het beste is het ieder kind apart te onderzoeken en daarop aansluitend een bij dat kind passende behandeling op te zetten (Ouders over dyslexie, pag. 35). Vroegtijdige onderkenning heeft dan pas waarde, als ook aangegeven kan worden welke aanpak het meest geëigend is voor het betreffende kind (Stevens, 1985, pag 71). We zijn hiermee toegekomen aan het hoofdstuk behandeling.

Hiervoor hebben we al verschillende keren gesteld, dat dyslexie samenhangt met problemen in de taalontwikkeling. Zo hebben dyslectici die moeite hebben met de woordherkenning (P-dyslectici), volgens Rispens problemen met het vinden van een ingang in het geheugenarsenaal, waar de woorden zijn opgeslagen (Rispens, 1985, pag. 108). Hiermee wordt nogmaals onderstreept dat het bij leesproblemen niet gaat om visuele problemen, maar om taalproblemen. Verder is duidelijk geworden dat er geen algemene recepten gehanteerd kunnen worden bij de behandeling van dyslexie. Er zal een voor het betreffende kind specifiek programma opgesteld moeten worden.

Het zal duidelijk zijn dat oefening van de taalvaardigheden een belangrijk onderdeel van dat programma zal uitmaken. Als het gaat om taaiprogramma's die veel gebruikt worden bij jongere kinderen, dan denken we direkt aan Curriculum Schoolrijpheid deel 2a en deel 4. De taaloefeningen kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten van de taal.

We noemen in de eerste plaats de semantiek, oftewel de betekenis van de taal. Dyslectici hebben er vaak moeite mee de juiste woorden te vinden ten einde hun gedachten onder woorden te brengen. Ze spreken moeizaam, in korte zinnen, hakkelend, soms met veel gebaren. Oefeningen in het woorden vinden, woordenschat uitbreiden en het vastleggen van de woordbetekenis zijn dan van belang. Oefeningen als "Wat zie je allemaal als je op straat loopt? " zijn heel belangrijk voor het leren oproepen van woorden uit het geheugen.

In de tweede plaats zijn zinsbouwoefeningen vaak nodig. Men zou kunnen denken aan het uitbreiden van korte, eenvoudige zinnen tot langere, complexere zinnen. Ook is het nuttig kinderen te oefenen in het opsporen van foute zinsconstructies.

Dyslectici maken vaak ook morfologische fouten, dat wil zeggen fouten in de woordvorming, woordverbuiging en woordvervoeging, "opstel" en "verslag" worden door hen soms samengevoegd tot "verstel" en "gelopen" wordt "geloopt". Voor dyslectici is het in het kader van morfologische oefeningen van belang, dat ze houvast krij-

gen aan de logica van de taal. Het ontbreekt de dyslecticus namelijk aan taalgevoel, vandaar dat veel nadruk gelegd moet worden op taalinzicht.

Regels bieden hen meestal ook veel houvast. Een probleem is echter dat niet alles inzichtelijk te maken is.

Ten slotte noemen we het fonologische aspect, waarbij het gaat om het herkennen en onthouden van klanken en woorden en de articulatie. Dit aspect omvat dus meer dan auditieve leesvoorwaarden. Bij auditieve leesvoorwaarden moeten we denken aan het onderscheiden van woorden die veel op elkaar lijken, met/net, vel/fel, aan het samenvoegen van klanken tot een woord: /b/oe/k/ wordt /boek/ en het omgekeerde proces: het noemen van de klanken van een gesproken woord. Er zijn uiteraard nog meer auditieve aspecten van de taal te noemen, maar we beperken ons tot de genoemde. Curriculum Schoolrijpheid 2a is een heel bekend oefenprogramma wat dat betreft. Tot zover het algemene gedeelte over taaltraining.

Het is bekend dat allerlei particuliere instanties zich op het probleem van dyslexie geworpen hebben. Niet alle hulpmethoden zijn echter aan te bevelen. We willen er wel een paar de revue laten passeren en voor zover dat mogelijk is, een beoordeling geven. Als het gaat om oefeningen dan kunnen we bureaus die motorische oefeningen in stelling brengen ten einde dyslexie te bestrijden, vanuit de theorie zondermeer afkeuren. Het zal duidelijk zijn dat we zo'n oordeel niet kunnen vellen over particuliere initiatieven die zich richten op taaistimulering.

We noemen in dit verband bijvoorbeeld de Methode De Haan van Bureau De Haan uit Amsterdam. Het bureau heeft twee boeken uitgegeven en het eerste heet "Dyslexie, een taalkundig probleem, een taalkundige oplossing". Zo'n titel klinkt, na de informatiestroom die hiervoor de revue gepasseerd is, vertrouwd. De methode probeert kinderen houvast te geven door een eigen regelboekje te laten samenstellen. Het Ds. G.H. Kerstenonderwijscentrum zal onderzoeken of dit programma bruikbaar is en het op beperkte schaal beproeven in de praktijk. Als de methode bruikbaar is, zal deze opgenomen worden in het arsenaal begeleidingsmiddelen.

Een tweetal aardige suggesties van Mevr. Ojeman willen we u niet onthouden. Zij zegt in haar boek "Woordblindheid en Beeiddenken", een boek overigens dat we niet zondermeer kunnen aanbevelen, dat het van belang is rustig te spreken tegen dyslectici en steeds na een

paar zinnen pauzes in te lassen, opdat de zogenaamde beelddenkers de informatiestroom kunnen blijven volgen. Gelet op de taalproblemen van dyslectici lijkt me zo'n suggestie niet verkeerd. Verder heeft zij erop gewezen dat het van groot belang is, dat kinderen beseffen dat lezen een vorm van communicatie is, voordat begonnen wordt met het eigenlijke lezen. Zo zou men kleuters woordjes kunnen laten stempelen, niet met het doel die woorden door hen te laten lezen, maar vooral om te laten zien dat de juf kan lezen wat er staat. Dumont bedoelt hetzelfde als hij zegt dat het lees-en spellingproces kan beginnen, als het kind begrijpt dat er een verband bestaat tussen lezen en taal. Hij zegt dan vervolgens: "Het geeft blijk die relatie begrepen te hebben als het in een boek kijkend en af en toe een blad omslaand, een verhaal vertelt, niet gehinderd door het feit dat het boek op de kop gehouden wordt" (Dumont, 1984, pag. 89).

Oefening van de taal is essentieel bij de behandeling van dyslectici, dat zal duidelijk zijn. Nu willen we, zoals is toegezegd, overgaan tot de praktische betekenis van de theorie van Bakker, die hiervoor in het kort voor het voetlicht is geweest. Jammer genoeg kunnen we daar maar kort op ingaan. Er bevindt zich wat de praktische uitwerking betreft nog veel in experimenteel stadium. Een punt is ook, dat vaak gewerkt wordt met computerschema's die (nog) niet in de handel zijn. We noemen echter twee voorbeelden die in de dagelijkse praktijk gemakkelijk uitvoerbaar zijn en die ook vrij overtuigend overkomen. Verdeling van di^slexie in twee subti; pen volgens Bakker.

Bakker (1979, 1980, 1986), Van der Leij (1983)

Perceptueel type - lagzam lezend - spellend lezen - veel zelfcorrectie Linguistisch type - snel lezend - inaccurar lezend: wooed(groep)en weglaten, synoniemen lezen - radend lezen

Verdling von dyslexie in twee subtypen volgens Bakker.

Zo adviseert Bakker teksten voor de raders typografisch zodanig complex te maken dat gehaast lezen onderdrukt wordt. We zouden zeggen: leer ze oude druk lezen. Het kind zal gedwongen moeten worden het woord als het ware letter voor letter aan te kijken. Deze kinderen moeten in ieder geval geen inprentingsoefeningen met ge-

lijke eindkernen voorgeschoteld krijgen, maar rijtjes met steeds wisselende eindkernen. Op deze wijze wordt de rechter hemisfeer geactiveerd.

Bij de spellers moet juist wel gekozen worden voor inprentingsoefeningen met gelijke eindkernen. Teksten dienen zodanig gekozen te zijn dat het vloeiend lezen bevorderd wordt. De tekst dient er, typografisch gezien, duidelijk en overzichtelijk uit te zien en inhoudelijk is het van belang dat door gebruik van rijmwoorden en door de relatief lage moeilijkheidsgraad het voorspellend lezen wordt bevorderd.

Bakker gaat er bij zijn behandeling vanuit dat de "neuronale hardware" te veranderen is. Dat houdt in dat een gebrekkige ontwikkeling van neuronen (zenuwcellen) door middel van oefeningen zodanig beïnvloed zou kunnen worden, dat deze neuronen als het ware gaan uitbotten. In onze hersenen bevinden zich miljarden van deze cellen, die electrische impulsen geleiden en vaak ook doorgeven. Bakker duidt deze zenuwcellen met de mechanistisch klinkende term "neuronale hardware" aan. Zoals gezegd, gaat hij ervan uit, dat de neuronale ontwikkeling door oefening te beïnvloeden zou zijn.

Het Iwal bestrijdt deze visie en stelt dat de zogenaamde "neuronale hardware" bij dyslectici niet alleen onvoldoende uitgebot is, maar dat de lagen neuronen in het Planum Temporale ook op de verkeerde plaats zitten. Het Iwal stelt daarom dat het veranderen van "neuronale hardware" nauwelijks binnen ons bereik ligt. Ze stellen bij het Iwal verder: Wel lijkt het mogelijk het woordverwerkingsproces van de dyslectici zo te "programmeren", dat het aantal fouten bij het lezen en spellen binnen redelijke grenzen blijft." Het Iwal kan een daarop gericht behandelingsprogramma bieden. Het programma is sterk gestructureerd en omvat ook werken met de computer. Nadat via een onderzoek is vastgesteld dat iemand voor behandeling in aanmerking komt, kan besloten worden daartoe over te gaan. Behandeling houdt in:3 maanden lang 1 behandelingsuur per week op het Iwalinstituut en daarnaast moet 4 keer 15-30 minuten per week huiswerk gemaakt worden. Voor de diagnose is men gauw f. 1200, - tot f. 1500, - kwijt en daar komt dan nog f. 280, - tot f. 365, - per maand voor de behandeling bij. De prijzen zijn afhankelijk van het salaris van de ouders.

De methode van Mevrouw De Jong uit Dreischor is ook gebaseerd op neurologische gegevens. Zij beperkt zich overigens niet tot dyslectici. Haar theorie komt erop neer, dat het kinderen met leermoeilijkheden

vaak schort aan een snelle prikkeloverdracht van hersenen naar spieren. Door haar behandeling wil ze, al naar gelang de problemen, de prikkeloverdracht stimuleren. Ook hier komen we weer het beïnvloeden van de zogenaamde neuronale hardware tegen, hetgeen volgens het Iwal nauwelijks mogelijk zou zijn.

In een enkel geval hebben we een kind naar Bureau De Jong verwezen. Hoewel de resultaten hoopgevend zijn, willen we erop wijzen, dat het beter is pas over te gaan tot zo'n behandeling, na consultering van uw SBD.

Er is ook veel wildgroei ten aanzien van de behandelingsmethoden voor dyslectici. We zullen er een aantal noemen en baseren ons dan op de bijdrage van Van der Leij op het dyslexiecongres in 1984 (Van der Leij, 1984, pag. 95 t/m 118). Hij heeft zijn bijdrage de volgende veelzeggende titel meegegeven: "'Dwaalwegen in theorie, diagnostiek en behandeling".

In de eerste plaats noemt hij medicijngebruik als middel in de strijd tegen dyslexie. Het effect daarvan kan echter niet worden aangetoond.

Hetzelfde geldt voor prismabrillen en brillen met gehamerd glas. Prismabrillen worden gebruikt om de lichtstralen op een andere plaats op het netvlies te laten terechtkomen. Dergelijke brillen worden ook wel gebruikt door mensen met evenwichtsstoornissen.

Motorische oefeningen zijn evenmin effectief in het kader van bestrijding van dyslexie.

Van der Leij komt tot de conclusie dat "in het algemeen bij de toepassing van het merendeel van de genoemde therapieën drie mechanismen en één drijfveer werkzaam zijn: simplificatie, generalisatie en dirigisme, de drijfveer is doctrine." Dat laatste komt overeen met hetgeen Professor Van Wijngaarden tegen zijn studenten placht te zeggen als ze hem vroegen welke theorie het beste zou zijn. Hij zei dan: "De beste theorie is deze, waarin men het meest gelooft."

De titel van mijn onderwerp wekt verwachtingen. Dyslexie moet reëel onder ogen gezien worden. Dat wil naar de ene kant toe zeggen, dat we het probleem niet mogen bagatelliseren. Volgens Bakker lijden er over de gehele wereld gezien miljoenen aan (Bakker, 1987, pag. V). Aan de andere kant willen we ook waarschuwen tegen overdrijving. Uit de mond van diverse deskundigen komt bijvoorbeeld het volgende: "Dyslexie is geen ziekte, het is een naar alle waarschijnlijkheid erfelijk doorgegeven gebrek aan talent voor de verwerving

van taal. Die erfelijkheid zal best haar lichamelijke afspiegeling hebben, in de vorm van vertraging in de ontwikkeling van zenuwcellen bijvoorbeeld. Maar dit is voor de omgang met het verschijnsel dyslexie vooralsnog van weinig belang. We moeten dyslexie gewoon als een vast gegeven aanvaarden, net zoals "rood haar en bruine ogen" dat zijn." (Ouders over Dyslexie, pag. 23). In dit verband past ook de opmerking van een dyslectische psychologiestudent, die behoorlijk met zijn handicap geworsteld heeft, maar uiteindelijk aan het eind van zijn studie psychologie gekomen is. Hij zegt: "Ik heb namelijk het idee dat die hele dyslexie een beetje een modeverschijnsel is. Soms denk ik wel eens: als je je gaat verzetten tegen je eigen aanleg en tegen het systeem op school - dan gaat het pas goed fout." (Ouders over dyslexie, pag. 149).

Laat het duidelijk zijn, we zien dyslexie beslist niet als een handicap die veel last veroorzaakt, maar anderzijds, er is ook mee te leven. Het komt zowel bij gemiddeld begaafden als bij zeer begaafden voor. We moeten proberen de kinderen/mensen die eraan lijden te helpen, zo goed als we kunnen, net zo goed als we een kind in een rolstoel zo goed als we kunnen willen opvangen op school. Het lijkt er soms wel op dat (ouders van) dyslectici zich blindstaren op de bleke ster, zonder oog te hebben voor de overigens heldere hemel. We moeten daarbij ook bedenken dat er vaak opstandigheid schuilt achter het streven van degenen die hun strijd tegen dyslexie voeren, alsof het een geloofsstrijd was.

De mens kan uit zichzelf nooit de waarheid van Zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus omhelzen. Daarom moet de titel ook opgevat worden als waarschuwing: blijf dyslexie reëel onder ogen zien. Heel aardig in dit verband is de gedachte van Somerset Maugham, waarmee Bakker zijn boekje Zijdelings opent: "Het is niet verdienstelijker duizend boeken te hebben gelezen dan duizend akkers te hebben geploegd." Bakker zal vast niet hebben bedoeld wat ik erin zie, maar hij merkt toch op: "dat er veel meer is tussen hemel en aarde dan lezen en schrijven." Inderdaad, laten we toch bovenal bedenken dat we op reis zijn naar een allesbeslissende eeuwigheid en dat we zonder de gerechtigheid van de Heere Jezus Christus God niet kunnen ontmoeten. Wanneer we die gerechtigheid missen, weten we ook niet wat het inhoudt met Gods wil verenigd te zijn. Het grootste voor een dyslecticus zou zijn, wanneer hij geduld zou hebben met de bleke ster en dankbaar zou zijn voor de heldere hemel.


1. BAKKER, D.J., Zijdelings, neuropsi^chologische methoden ter behandeling van di^slexieën, Lisse, Swets en Zeitlinger B.V., 1987.

2. DUMONT, J.J., Lees-en Spellingsproblemen, Rotterdam, Lemniscaat, 1984.

3. HAAN, W.J. DE, Dys/exie, een taalkundig probleem, een taalkundige oplossing. Amsterdam, De Haan, 1987.

4. KUIPERS, Ch.G. en WEGGELAAR, C., Behandeling uan Woordblindheid, 's-Gravenhage, Staatsuitgeverij. 1983.

5. KUIPERS, Ch.G. en WEGGELAAR. C., Woordblind, 's-Gravenhage, Staatsuitgeverij, 1979.

6. LEIJ, A. VAN DER en STEVENS. L.M., Dyslexie, Lisse, Swets en Zeitlinger, 1984, 1985, 1986.

7. OJEMAN, P.C., Woordblindheid en beelddenken, Deventer. Van Loghum Slaterus. 1987.

8. STOEL, S. VAN DER. Ouders over dyslexie, Rotterdam. Lemniscaat. 1987.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

Criterium | 60 Pagina's

Dyslexie: reëel onder ogen zien (2)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

Criterium | 60 Pagina's