Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De hand des HEEREN (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De hand des HEEREN (1)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

ENIGE GEDACHTEN OVER DE VOORZIENIGHEID GODS

“Wie weet niet uit alle dezen, dat de hand des HEEREN dit doet? "

Job 12 vers 9.

Als in zondag 10 van de Heidelberger Catechismus wordt gevraagd: "Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods? " wordt een praktikaal bevindelijk antwoord gegeven op de vragen 27 en 28. En van die praktijk zijn wij ver verwijderd.

Het is een antwoord dat spreekt uit de oefening van het zaligmakend geloof.

En wie van ons zal dat antwoord op deze wijze kunnen nazeggen en dat vanuit eigen zielspraktijk? En daarom, een bespreking van deze stof zou moeten leiden tot beschaming.

Zien wij de hand des Heeren wel ergens in? In het wereldgebeuren? Maar ook in ons gezins-en persoonlijk leven? En richten wij ook ons leven in in overeenstemming met de belijdenis dat de hand des Heeren alle dingen doet?

Helaas; van nature zijn wij blind voor de hand des HEEREN we slechts aan dat voor ogen is. en zien

Bij het onderzoeken van de stof heb ik gebruik gemaakt van werken van enkele van onze vaderen (Sx^nopsis, De redelijke godsdienst van W. a. Brakel) en van de Gereformeerde Dogmatiek voor de Gemeenten toegelicht door Ds. G.H. Kersten. Ook van de dogmatische vragen en antwoorden door Dr. C. Steenblok.

Uw voorzitter deelde me mee, dat het de bedoeling van uw bestuur was sommige, meer praktisch gerichte vragen die onder onze jonge mensen kunnen leven in de stof te verwerken. Tevens vroeg hij wellicht enige eigen ervaringen toe te voegen.

Daarom is als titel niet gekozen voor de "De leer van de Voorzienigheid Gods" maar denk ik meer te wijzen op de "De hand des HEEREN" Die alle dingen doet en is in de ondertitel als toelichting vermeld, namelijk 'Enkele gedachten over de voorzienigheid Gods'. Hierbij heb ik gedacht aan enkele versregels uit Psalm 118:

Gods rechterhand is hoog verheven; Des HEEREN sterke rechterhand Doet door haar daan de wereld beven. Houdt door haar kracht Gods volk in stand.

Wat wordt verstaan onder “Gods voorzienigheid”?

Dit kan niet duidelijker worden omschreven dan we vinden in de Heid. Cat. vraag en antwoord 27:

“De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van Zijn Vaderlijke hand ons toekomen.”

Gods voorzienigheid voorziet in onderhouding, medewerking en regering in hetgeen nodig is tot bereiking van het door God, naar Zijn souverein, besluit, gestelde einde met en in Zijn schepselen. Door Zijn voorzienigheid volvoert God in de tijd dus Zijn eeuwig besluit. Efeze 1 vers 11b:

”...Die alle dingen werkt naar den raad van Zijn wil.”

Doel en nut van de leer van Gods voorzienigheid

a. Voor Gods volk

Deze is hetzelfde als dat van alle dingen die door God geschapen zijn:

1. de eer en verheerlijking van God, en ondergeschikt daaraan:

2. het heil en de zaligheid van Zijn uitverkoren Kerk.

Het is dan ook Gods volk dat uit deze leer door het oprecht geloof een veelvoudig nut mag ontvangen.

De apostel Paulus schrijft aangaande de schepping in:

Hebreeën 11 vers 3:

"Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit dingen die gezien worden."

Als vrucht van de oefening van dit geloof mag Gods volk afzien van zichzelf en van het schepsel en opzien tot God de Schepper van hemel en aarde en van alle dingen, om op Hem alleen hun betrouwen te stellen en door Zijn hand zich te laten leiden.

Psalm 146:

”Vertrouw niet op prinsen, op des mensenkind, bij hetwelk geen heil is. Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE zijn God is, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft; Die trouwe houdt in der eeuwigheid."

Zo is het dus in de oefening voorzienigheid: van het geloof met betrekking tot Gods

- dat Gods kinderen uit het bestuur van alle dingen vermaand worden God te leren kennen als een allermeest wijs, goed en machtig Heere over alle dingen, van Wie alle schepselen afhankelijk zijn. - dat zij worden onderwezen het vertrouwen alleen op Hem te stellen, als op een Vader, die in alles voor hen voorziet, veilig rustende in de bescherming van Hem;

- maar ook in tegenspoed geduldig de ogen tot de eerste Oorzaak op te heffen, hun zonden erkennende en beterende en in voorspoed dankbaar Zijn Naam verheerlijkende;

- en zo God, in Wiens hand alle schepselen zijn, te vrezen en te eren; met de grootste liefde Hem na te volgen van Wie zij weten dat Hij voor de Zijnen bijzondere zorg heeft en hun de hemelse erfenis bereid heeft. (Synopsis).

Zie Mattheus 6 vers 31 en 32:

"Daarom zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken of waarmede zullen wij ons kleden? Want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft. Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen U toegeworpen worden."

b. Voor alle mensen

Maar ook voor alle mensen - als redelijke, zedelijke schepselen - geldt het dat God Zijn deugden openbaart in het werk van Zijn voorzienigheid opdat Hij daarin erkend zal worden door het redelijke schepsel en men alleen in Hem zal eindigen.

Dat wij er geen oog voor hebben dat het de hand des HEEREN is die alle dingen doet, is het gevolg van onze zondeval.

De onbekeerden worden door Gods voorzienigheid vermaand die grote God te voet te vallen en in Christus verzoening met God te zoeken.

Zij hebben zich daartoe in de door God ingestelde weg van Zijn ordinantiën te stellen als een die alles verbeurd heeft en te staan naar de waarachtige bekering des harten tot God.

In welke verhouding staat Gods voorzienigheid tot de schepping?

Gods voorzienigheid staat in onlosmakelijk verband met de schepping van hemel en aarde en van alle dingen.

Door Zijn almachtige en alomtegenwoordige kracht houdt God als met Zijn hand het wezen van de schepselen in stand, vloeit Hij medewerkende in in het werken van de schepselen en leidt Hij deze schepselen tot het door Hem bepaalde einde of doel.

Schepping en voorzienigheid zijn wel van elkander onderscheiden maar kunnen niet gescheiden worden. De voorzienigheid is het terstond na de schepping aangevangen en altijd voortdurende werk des Vaders.

Toen de Joden de Heere Jezus vervolgden en Hem zochten te doden, omdat Hij op de sabbat genas, antwoordde Jezus hun:

Johannes 5 vers 17: "Mijn Vader werkt tot nu toe, en Ik werk ook."

Onder de Goddelijke voorzienigheid zijn niet alleen begrepen alle dingen die bestaan, maar ook alles wat geschiedt en niet geschiedt.

God is de eerste Oorzaak van alle dingen

Daarom is alles wat is en wat geschiedt van God afhankelijk en wordt door Hem onfeilbaar bewogen en geregeerd tot het door Hem bepaalde einde.

Job 36 uers 26: "Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet."

Atheïsten, die het Godsbestaan loochenen, verwerpen daarmee ook de Goddelijke voorzienigheid.

Stoïcijnen, mohammedanen spreken van een noodlot, een blinde en niet te keren kracht, die zich in het gehele leven gelden laat. De leer van het blinde noodlot neemt alle troost voor Gods kinderen weg. Het is een dodende leer, waarin Gods heerlijkheid wordt gekrenkt.

Het pantheïsme ziet slechts een ontwikkeling van het heelal door haar eigen kracht en volgens haar eigen wetten. Het pantheïsme wist de grenzen tussen God en schepsel uit, vergoddelijkt het schepsel. Daarentegen wil het Deïsme God en schepping vaneen scheiden en zou de natuur buiten Gods bemoeiing staan.

Gods voorzienigheid en de natuurlijke Godskennis

De natuurlijke Godskennis is de door God in ons hart ingeschapen kennis. Zij wordt vermeerderd door de kennis verkregen uit de

schepselen buiten ons. Zelfs door de blinde heidenen, die Gods Woord niet hebben, wordt daardoor bevroed dat er een hoger Wezen is. Die alle dingen bewerkt, bestuurt en bewaart.

Romeinen 1 vers 19 en 20:

“Overmits hetgeen van God kennelijk is, in hen openbaar is; want God heeft het hun geopenbaard. Want Zijn onzienlijke dingen worden van de schepping der wereld aan uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn."

God heeft door deze natuurlijke Godskennis, in onderscheiding met het gedierte, aan de mens de gave geschonken om Gods openbaring van Zijn voorzienigheid in Zijn almacht, wijsheid en goedheid in de natuur enigszins te kennen. Deze kennis is door de zonde niet weggenomen, wel zeer verduisterd.

Zie Jesaja 1 vers 2 en 3:

"Hoort, gij hemelen, en neem ter ore, gij aarde, want de HEERE spreekt: Ik heb kinderen groot gemaakt en verhoogd, maar zij hebben tegen Mij overtreden. Een os kent zijn bezitter, en een ezel de kribbe zijns heren; maar Israel heeft geen kennis. Mijn volk verstaat niet."

Het getuigenis van de Heilige Schrift

Voor ons, die onder Gods Woord leven, behoren de duidelijke getuigenissen van de Schrift voldoende te zijn om alle tegenredenen te doen ophouden en ons van de Goddelijke voorzienigheid in onderhouding, medewerking en regering overtuigd te doen zijn.

Het volgende getuigenis van de apostel Paulus, op de Areopagus te Athene, uitgesproken heeft ons veel te zeggen:

Handelingen 1 7 vers 24 t/m 28:

”De God, Die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is, Deze zijnde een Heere des hemels en der aarde, woont niet in tempelen met handen gemaakt; en wordt ook van mensenhanden niet gediend als iets behoevende, alzo Hij Zelf allen het leven en den adem en alle dingen geeft; en heeft uit enen bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt, om op den gehelen aardbodem te wonen, bescheiden hebbende de tijden tevoren geordineerd, en de bepalingen van woning; opdat zij den Heere zouden zoeken, of zij Hem immers tasten en vinden mochten, hoewel Hij niet ver is van een iegelijk van ons. Want in Hem leven wij en bewegen ons en zijn wij..."

Alles wordt door het Woord Gods in stand gehouden:

Hebreeën 1 vers 2 en 3 (ged.):

”God... heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon; ...door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft; Dewelke... alle dingen draagt door het woord Zijner kracht."

Geen musje valt op de aarde zonder de wil van God; de haren van ons hoofd zijn alle geteld:

Mattheus 10 vers 29:

“Worden niet twee musjes om een penningsken verkocht? En niet een van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader. En ook uw haren des hoofds zijn alle geteld. Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven."

God voert alle dingen uit volgens het welbehagen van Zijn wil: Efeze 1 vers 11:

“...wij, die tevoren verordineerd waren naar het voornemen. Desgenen, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil."

Gods albestuur gaat ook over de oorlogen en de uitkomsten Hij zendt het ene volk tot straf van het andere, of van beide. 1 Samuel 1 7 vers 47: ervan.

"En deze ganse vergadering zal weten, dat de HEERE niet door het zwaard noch door de spies verlost; want de krijg is des HEEREN..."

Psalm 46 vers 10a: "Die de oorlogen doet ophouden tot aan het einde der aarde."

God bestuurt ook het huwelijk. Sommigen voegt Hij samen in toorn tot straf van hun zonden; sommigen tot kastijding; sommigen tot elkanders verkwikking. Al die vreemde wegen en wonderlijke voorvallen omtrent het huwelijk zijn onnaspeurlijk. God bepaalt de omstandigheden en tijd van 's mensen geboorte. Hij bepaalt ook ieders leeftijd: eerder zal de mens niet sterven; langer zal hij niet leven. Ook ons gehele leven met al z'n wisselingen staat onder deze hoge besturing Gods.

Dc voorwerpen van de Voorzienigheid

a. De algemene voorzienigheid Gods gaat over alle dingen God bewandelt niet alleen de omgang der hemelen en ziet niet

slechts de hemelse dingen aan, maar ook de lagere. Geen ding, hetzij van hogere of lagere natuur, is van de Goddelijke voorzienigheid uitgesloten.

In God is een algehele voorzienigheid omtrent alle dingen: zowel over de geringe en zwakke als over de dingen die een meer uitnemende natuur verkregen hebben. De Schrift schrijft aan God het bewerken van alle dingen, handelingen en bewegingen toe:

1 Corinthe 12 vers 6:

“En er is verscheidenheid der werkingen, doch het is dezelfde God, Die alles in allen werkt."

Romeinen 11 vers 36:

“Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid tot in der eeuwigheid."

Ook over het kleine gaat Gods voorzienigheid.

Het is voor Gods Majesteit niet vreemd wanneer Hij ook de allergeringste en kleinste dingen regeert en van waarde acht. Hij is de Schepper en Heere ervan. Het is geen schande voor Hem ze gemaakt te hebben. En nog veel minder is het Hem tot oneer het door Hem gemaakte te besturen.

Hij wordt niet gering door op het geringe te letten. Hij houdt niet op in de allerhoogste plaatsen te wonen, door zeer laag neder te zien.

Psalm 103 vers 19:

“De HEERE heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, en Zijn Koninkrijk heerst over alles."

Psalm 147 vers 7:

“Zingt den HEERE bij beurte met dankzegging, ...Die de hemelen met wolken bedekt. Die voor de aarde regen bereidt; Die het gras ... doet uitspruiten; die het vee zijn voeder geeft; aan de jonge raven, als zij roepen."

b. De bijzondere voorzienigheid Gods gaat over engelen en mensen.

In het bijzonder zijn de redelijke schepselen, engelen en mensen, en hun handelingen onderworpen aan de goddelijke voorzienigheid. Exodus 4 vers 10 e.v.:

“Toen zeide Mozes tot den HEERE: Och HEERE, ik ben geen man wel ter tale; ...want ik ben zwaar van mond en zwaar van tong. En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft den mens den mond gemaakt, of wie heeft den stomme of dove^ of ziende of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE? "

Psalm 3 vers 13 en 14:

“De HEERE schouwt uit den hemel en ziet alle mensenkinderen. Hij ziet uit van Zijn vaste woonplaats op alle inwoners der aarde.

Hij formeert hun aller hart; Hij let op al hun werken."

De harten, het willen en de handelingen der mensen zijn in Gods hand, dat wil zeggen: in Zijn macht en beschikking.

Jeremia 10 vers 23:

“Ik weet, O HEERE, dat bij den mens zijn weg niet is; het is niet bij een man, die wandelt, dat hij zijn gang richte."

Spreuken 21 vers 1:

“Des konings hart is in de hand des HEEREN als waterbeken; Hij neigt het tot al wat Hij wil."

Filippenzen 2 vers 13:

“Want het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen."

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1991

Criterium | 68 Pagina's

De hand des HEEREN (1)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1991

Criterium | 68 Pagina's