Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERVOERSKOSTENVERGOEDING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERVOERSKOSTENVERGOEDING

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

De uitspraak inzake het geschil tussen enkele ouders die hun kinderen naar de Reformatorische basisschool in Teuge sturen en de gemeente Apeldoorn is de moeite waard om nader te bezien. Niet dat dit een opzienbarende uitspraak is geweest. Het was te verwachten dat de rechter de Apeldoornse verordening niet verbindend achtte. Het is wel belangrijk te weten dat blijkbaar nog steeds een enkele gemeente een afstandscriterium hanteert dat te ruim is.

Vergoeding kosten leerlingenvervoer

Artikel 45 van de Wet op het basisonderwijs (WBO) geeft een regeling voor de vergoeding van vervoerskosten. Lid 1 van dit artikel zegt, dat burgemeester en wethouders ten behoeve van schoolbezoek aan ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen desgewenst een gehele of gedeeltelijke vergoeding van de noodzakelijk te achten vervoerskosten, toekennen.

De gemeenteraad stelt daartoe een nadere regeling vast. Dat is de verordening leerlingenvervoer. Lid 2 zegt dat deze regeling de op godsdienst of levensbeschouwing van de ouders berustende keuze van een school eerbiedigt. De kosten van vervoer over de afstand tussen de woning van de leerling en de dichtstbijzijnde school, met inachtneming van de keuze van de ouders worden vergoed. Dit betekent dus dat niet per se de dichtstbijzijnde school bezocht moet worden om in aanmerking te kunnen komen voor een vervoerskostenvergoeding.

Een gemeentelijke verordening leerlingenvervoer spreekt over het algemeen van de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school. Toegankelijke school wordt dan gedefinieerd als de school van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting, dan wel de openbare school. Uit deze definitie blijkt wel dat in beginsel de wens van de ouders bepalend is voor het al dan niet toegankelijk zijn van de school. Ze moeten wel schriftelijk verklaren, dat zij overwegende bezwaren hebben tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.

Een gemeente kan dus niet zeggen tegen de ouders van wie de kinderen naar een Reformatorische school gaan: U stuurt ze maar naar de dichterbij gelegen protestants-christelijke school als u tenminste een vergoeding wilt hebben. Toch gebeurt dit nog wel eens. De gemeente oordeelt dan dat er geen verschil in richting is tussen een Reformatorische en een protestants-christelijke school. Dat gaat echter tegen de opzet van artikel 45 WBO in.

Een bepaalde afstand opnemen als voorwaarde voor vergoeding is wel toegestaan. Het behoort tot de beleidsvrijheid van de gemeente te bepalen hoe groot die afstand mag wezen tussen woning en school, willen de ouders in aanmerking komen voor een vergoeding van de vervoerskosten.

Afstandscriterium inzake Vierlingsbeek

In de loop der jaren zijn al heel wat rechtszaken gevoerd over het vaststellen van de minimale afstand, het zgn. afstandscriterium.

Een van de eersten was tegen de gemeente Vierlingsbeek, die een afstand van 20 kilometer als voorwaarde stelde. Uit het Koninklijk Besluit van 26 augustus 1988 citeer ik een deel van de overwegingen naar aanleiding van deze procedure voor de Kroon:

”Krachtens art. 45. lid 7 WBO kan de gemeentelijke regeling bepalen dat geen aanspraak op vergoeding bestaat op grond van de afstand tussen de voor de leerling toegankelijke school en de woning van de leerling, gemeten langs de kortste, voor de leerling begaanbare en veilige weg.

De beleidsvrijheid van gemeenten een kilometergrens te stellen dient te worden gehanteerd met inachtneming van artikel 45 WBO. dat eventuele versoberingen in de vervoerskostenvergoeding aan ouders niet mogen leiden tot feitelijke onbereikbaarheid van scholen (memorie van toelichting bij de wet van 24 december 1986. artikel 45 WBO).

Artikel 45 WBO strekt tot het bereikbaar maken van een school van de op godsdienst of levensbeschouwing van de ouders berustende keuze door middel van een vervoerskostenregeling. Bij het hanteren van een grens van 20 kilometer kan de vrijheid van de ouders om voor hun kinderen een openbare school dan wel een bijzondere school van de door hen gewenste richting te kiezen bij het ontbreken van de mogelijkheid vergoeding te krijgen voor reiskosten bij een afstand tot en met 20 kilometer wezenlijk onder druk komen te staan van financiële hindernissen. (..) Aanspraken op vergoeding krijgen door het hanteren van een grens van 20 kilometer niet adequate wijze gestalte.'' In een uitspraak van 13 mei 1991 tegen de gemeente Brakel werd de toegestane afstand die de gemeente in de verordening als minimum mag eisen, nog verder ingeperkt.

Een citaat uit de uitspraak van de Raad van State:

”Met inachtneming van het vorenstaande (artikel 45 WBO) staat het de gemeente in beginsel vrij in de op artikel 45, eerste lid van de Wet op het basisonderwijs gebaseerde verordening een grotere afstand aan te houden dan de

grens van 4 kilometer welke gold voor de inwerkingtreding van de Wet op het basisonderwijs.

De Afdeling is echter van oordeel dat de vrijheid van de ouders om voor hun kinderen een openbare school dan wel een bijzondere school van de door hen gewenste richting te kiezen bij een reisafstand van meer dan zes kilometer wezenlijk onder druk kan komen te staan van financiële hindernissen.”

De keuze voor de twaalf-kilometergrens die de gemeente Brakel gemaakt had. kon dus geen stand houden.

Afstandscriterium inzake Apeldoorn

We zien dat gemeenten toch nog steeds boven de zes kilometergrens. die de Raad van State een maximum acht, proberen uit te gaan in hun verordeningen. Zo ook de gemeente Apeldoorn. Dit ondanks diverse uitspraken van de Raad van State. De gemeente is dan ook duidelijk terechtgewezen in een grote serie uitspraken. Er waren namelijk ongeveer 30 personen, die in beroep zijn gegaan.

In de mondelinge uitspraak van 16 december 1993 heeft de Afdeling van de Raad van State het bestreden besluit van de gemeente om geen vervoerskostenvergoeding toe te kennen, vernietigd. De overwegingen zijn ongeveer dezelfde als bij de hierboven geciteerde uitspraken.

Een enkel citaat: "Artikel 45 van de Wet op het basisonderwijs strekt tot het bereikbaar maken van een school van de op godsdienst of levensbeschouwing van de ouders berustende keuze door middel van een vervoerskosten-

vergoeding. Met inachtneming van het vorenstaande staat het een gemeentebestuur in beginsel vrij in de op artikel 45. eerste lid van de Wet op het basisonderwijs gebaseerde verordening een grotere afstand aan te houden dan de grens van vier km welke gold voor de inwerkingtreding van de wet op het basisonderwijs. Zoals zij reeds meermalen - onder andere in Haar uitspraken van 15 mei 1990 en 8 maart 1991 heeft overwogen, is de Afdeling echter van oordeel dat de vrijheid van de ouders om voor hun kinderen een openbare school dan wel een bijzondere school van de door hen gewenste richting te kiezen, bij een reisafstand van meer dan zes km wezenlijk onder druk kan komen te staan van financiële hindernissen. (...) Hetgeen verweerders (de gemeente) hebben aangevoerd met betrekking tot de vestigingsplaats van de onderhavige school - voor welke plaats het schoolbestuur zelf heeft gekozen - doet aan het vorenstaande niet af. Dergelijke uitgangspunten zijn immers van een geheel andere orde dan de hiervoor weergegeven uitgangspunten van artikel 45 van de Wet op het basisonderwijs en kunnen deze dan ook niet geheel opzij zetten."

De Raad van State gaat dus helemaal niet mee met het verweer van de gemeente dat het schoolbestuur er toch zelf voor heeft gekozen deze school die door vrij veel leerlingen uit Apeldoorn bezocht wordt, te vestigen in Teuge, gemeente Voorst. Dit is nu wel duidelijk gevestigde jurisprudentie geworden, waar andere gemeenten ook rekening mee dienen te houden. Als er dus nog ergens een gemeente is die een afstand vereist van meer dan zes kilometer om in aanmerking te kunnen komen voor een vervoerskostenvergoeding, dan is zo n verordening in strijd met de uitspraken van de Raad van State en die zal dan ook onverbindend verklaard kunnen worden.

Redelijke vergoeding inzake Wierden

Behalve over de afstand zijn er ook nogal wat procedures gevoerd over de hoogte van de vergoeding. Wat is nu een redelijke vergoeding? De gemeente kan uitgaan van de kosten van het openbaar vervoer, ook voor het geval er geen mogelijkheid is van openbaar vervoer en er bijvoorbeeld door de ouders een eigen vervoersmogelijkheid is opgezet. Als de gemeente in zo'n geval de kosten betaalt die anders voor het openbaar vervoer gemaakt zouden zijn, met aftrek van de eigen bijdrage van ƒ 200.00 per kind, dan is dat een redelijke vergoeding te noemen. De gemeente Wierden meende te kunnen volstaan met het betalen van ƒ 0, 20 per kilometer.

Daartegen is beroep aangetekend met het argument dat, als ouders zelf een vervoersregeling opzetten, omdat de mogelijkheid van openbaar vervoer ontbreekt, er dan wel vergoeding van de werkelijke kosten moet plaatsvinden. Verder was de motivering van de gemeente voor het vaststellen van het bedrag van ƒ 0, 20 per kilometer niet bepaald duidelijk te noemen.

De Afdeling Rechtspraak van de Raad van State heeft dit beroep gegrond verklaard en het besluit van de gemeente vernietigd. Daaruit mag niet worden af-

geleid dat de werkelijke kosten ook volledig vergoed moeten worden. De gemeente had geen inzicht weten te verschaffen in de wijze waarop zij tot de vaststelling van de in het geding zijnde kilometervergoeding (ƒ 0, 20) was komen. De gemeente had gekozen voor één derde deel van het bedrag dat bij toepassing van de Reisbeschikking Nederland zou zijn vergoed, maar niet aangegeven, waarom is gekozen voor een vergoeding van slechts één derde deel. De omstandigheid dat de vaststelling van de hoogte van de kilometervergoeding een zaak van de gemeente is, neemt niet weg, aldus de Raad van State, dat ook een dergelijk besluit moet voorzien zijn van een deugdelijke en voor betrokkenen kenbare motivering.

Hardheidsclausule inzake Vriezenveen

Uit latere jurisprudentie, bijvoorbeeld een uitspraak inzake de gemeente Vriezenveen d.d. 20 februari 1993. blijkt wel dat de gemeente, met een vergoeding van de helft van het bedrag in de Reisbeschikking Nederland genoemd, dat wil zeggen ƒ 0, 32 per kilometer, volgens de Raad van State aan de eisen van redelijkheid en billijkheid voldoet. De gemeente mag dus de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten opgestelde systematiek voor de bepaling van de vergoeding van eigen vervoer volgen. Die komt hier op neer: De maximale vergoeding wordt berekend door het aantal kilometers van de afstand over de kortste weg tussen de woning van de leerling en de school en terug te vermenigvuldigen met het aantal schooldagen dat de leerling de school bezoekt. De hoogte van de vergoeding per kilometer wordt daarbij vastgesteld op de gehalveerde bedragen van de Reisbeschikking Nederland met een afronding naar boven. Ook werd in de uitspraak gesteld dat de door de ouders te betalen eigen bijdrage van ƒ 200, 00 volgens de wet per kind en niet per gezin geldt. Wel kan de gemeente een zgn. hardheidsclausule toepassen waarbij in gevallen dat de regels onredelijk bezwarend uitwerken v de ouders, daarvan afgeweken wordt. De gemeente Vriezenveen paste bij meer dan drie kinderen een korting op de te betalen eigen bijdrage toe (te betalen ƒ 800, 00 in plaats van ƒ 1.000.00) en maakte dus gebruik van de hardheidsclausule. Volgens de Raad van State had de gemeente redelijk gehandeld en mocht ze inderdaad voorbij gaan aan de werkelijk aan het schoolbezoek verbonden kosten. Het is voor ouders die een eigen vervoersregeling opzetten bij het ontbreken van een verbinding met het openbaar vervoer tussen de woning van de ouders en de school, wel een hard gelag te moeten constateren, dat bij het vervoeren van bijvoorbeeld vier kinderen van de werkelijk gemaakte kosten maar een fractie wordt vergoed. Het is de vraag of zo'n regeling nog wel voldoet aan het uitgangspunt van artikel 45 van de Wet op het basisonderwijs, dat een redelijke vergoeding van de vervoerskosten mogelijk wil maken. Echter, ook deze jurisprudentie is inmiddels wel gevestigd te noemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1995

Criterium | 50 Pagina's

VERVOERSKOSTENVERGOEDING

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1995

Criterium | 50 Pagina's