Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De mogelijkheden van de kanttekeningen in het onderwijs (2)*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De mogelijkheden van de kanttekeningen in het onderwijs (2)*

20 minuten leestijd

Kanttekeningen voor wat er letterlijk staat

Waarvoor gebruikten de Statenvertalers nu de kanttekeningen? Zij hebb kanttekeningen allereerst gebruikt, om wanneer letterlijk vertalen niet goed mogelijk was, conform hun eerste opdracht de letterlijke vertaling in de kant weer te geven. Doorgaans is dat te herkennen, doordat in de kanttekeningen cursief de afkorting Hebr. (in het Oude Testament) of Gr. (in het Nieuw Testament) staat. Ik geef een paar willekeurige voorbeelden:

Psalm 7:13: Hij heeft Zijn boog gespannen'. De kanttekening meldt correct, dat er eigenlijk staat 'getreden', en licht dat vervolgens toe: omdat men de voetboog met de voet treedt, als men die wil spannen’.

Psalm 9:10: in tijden van benauwdheid'. De kanttekening zegt. dat er eigenlijk staat: in tijden, in benauwdheid’.

Psalm 9:13: Want Hij zoekt de bloedstortingen'. Kanttekening: ebreeuws 'bloeden', dat is. doodslagen, moorderijen.

Psalm 10:4: De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoogsteekt'. De kanttekening meldt, dat hier in het Hebreeuws staat 'naar de hoogheid van zijn aangezicht'. De vertaling in de tekst is dus nogal vrij, maar wel correct.

Dit waren dus enkele gevallen, waarin de vertalers de letterlijke vertaling te hard vonden. Omgekeerd komt het veel vaker voor. dat de tekst letterlijk vertaald is. waarop dan toelichting nodig werd geacht in de kant.

Bijvoorbeeld in ditzelfde gedeelte. Psalm 10:8: Zijn ogen verbergen zich tegen de arme'. Kanttekening: at is, hij loert in het verborgen op hem.

Psalm 10:15: Breek de arm des goddelozen'. Kanttekening: at is, de macht, het geweld, als dikwijls. Op deze wijze bereikt de Statenvertaling een maximum aan nauwkeurigheid in de vertaling, terwijl de begrijpelijkheid daar niet onder lijdt. Is het dan altijd zo van belang, nauwkeurig te weten wat er letterlijk staat? Altijd niet, maar dikwijls wel.

Spreuken 12:4: Een kloeke huisvrouw is een kroon haars heren'. De nieuwere vertalers hebben allemaal 'de kroon van haar man'. Dat is ook wel bedoeld, maar er staat 'heer', en de kanttekening verklaart vervolgens: Dat is, man'. Het is bepaald niet onbelangrijk, te weten in welke woorden de Heilige Geest Zich uitgedrukt heeft.

Nog een voorbeeld van het belang van een letterlijke weergave. Exodus 6:11: ozes heeft zoveel bezwaren tegen de roeping waarmede de Heere hem op-

draagt om naar de Farao te gaan. 'Zie de kinderen Israëls hebben naar mij niet gehoord; hoe zou mij dan Farao horen? Daartoe ben ik onbesneden van lippen.' De NBG-vertaling zegt daar aan het slot 'terwijl ik zo slecht ter tale ben'. 'Ik praat niet zo gemakkelijk' heet het in de Groot Nieuws Bijbel. 'Ik ben geen spreker!' laat Het Boek Mozes met een ui roepteken zeggen. Inderdaad, in deze andere vertalingen is zakelijk d bedoeling hier wel weergegeven. Die bedoeling vinden wij bij de Statenvertalers in de kanttekening: 'Ik ben niet welsprekend'. Maar de Statenvertalers onthouden ons de letterlijke uitdrukking niet. 'Ik ben onbesneden van lippen.' Daarin klinkt een fundamentele Bijbelse notie door. zoals wanneer er gesproken wordt van onbesneden van oren. of onbesneden van hart. Daarin klinkt een belijdenis van schuld. Bovendien verwijst dezelfde kanttekening ook nog naar Jesaja 6, waar de profeet bij zijn roeping iets soortgelijks zegt: 'Ik ben een man van onreine lippen'. En wat lezen we dan in de kanttekening? 'Dat is, ik ben een arm zondig mens. Door het gebrek der lippen (...) verstaat hij zijn gehele zondige staat.’

Wat is zo de Statenvertaling met haar combinatie van tekst en kanttekening peilloos dieper in de weergave van de woorden Gods, dan die vlakke, vlot leesbare vertalingen van deze tijd!

Nog één voorbeeld:2 Petrus 1:14: Alzo ik weet. dat de aflegging mijns tabernakels haast zijn zal.' Wie nog niet begrijpt, wat de apostel bedoelt, kan het in de kanttekening vinden: Dat is, mijn dood en afsterven.' Maar wat wordt dat in majesteitelijke, betekenisvolle woorden gezegd: et afleggen van mijn tabernakel. Wat staat er nu in Het Boek? : dat ik niet meer zo lang op aar te leven heb ... Wat is het toch diep te betreuren, dat de kanttekeningen uit zoveel gezinnen van ons volk sinds lang verdwenen zijn! Ik herhaal nog eens handhaving van de kanttekeningen had de invoering van nieuwe vertalingen kunnen tegenhouden.

Grondtekstproblemen, verwijsteksten

De kanttekeningen dienen soms om problemen met betrekking tot de grond-

tekst te bespreken. Een heel interessant voorbeeld daarvan is te vinden bij Jakobus 4:2. Daar vertaalden onze overzetters: Gij begeert, en hebt niet: ij benijdt en ijvert naar ding enzovoorts. Dat 'gij benijdt' zou iedere kenner van de Griekse grondtekst onmiddellijk zijn opgevallen. In de grondtekst staat namelijk iets anders: gij doodt', wat in het verband moeilijk te plaatsen is. In de kanttekening zetten de Statenvertalers nu uiteen, dat zij menen, dat hier van een schrijffout in de bijbelhandschriften sprake moet zijn. In plaats van phoneuete zou er oorspronkelijk in het Grieks gestaan hebben phthoneite. Deze kanttekening komt zo voor in Beza's tekstuitgave van het Nieuwe Testament en Beza deelt daarbij mee, dat hij deze gissing ontleend heeft aan Erasmus. Overigens hebben de Statenvertalers uiterst zelden dergelijke conjecturen gebruikt. Handschriftkwesties komen vaker aan de orde, maar zijn als zodanig meestal niet herkenbaar. Bij de naam 'Simeon' in de aanhef van de tweede brief van Petrus staat in de kant 'Of Simon'. Wanneer het bedoeling was geweest erop te attenderen dat hij elders Simon Petrus heet, zou er mijns inziens 'Anders: imon' of 'Ook genaamd Simon' hebben gestaan. Hier zal er op gedoeld zijn, dat er handschriften zijn die op deze plaats 'Simon' hebben, hetgeen inderdaad het geval is.

7 Dat is, misgunt uw naaste liet goed, dat hem de Heere gegeven heeft. In vele Grieksche boeken wordt gelezen phoneuete; dat is, gij doodt, voor ph neite; dat is, gij benijdt. Doch woord dooden komt hier zoo wel niet te pas; tenzij men het verstaat van en' zijn naasten te haten, hetwelk een doodslag voor God is; 1 Joh. 3 : 15.

Ik vraag in het voorbijgaan uw aandacht voor de verwijsteksten. Zij behoren ook tot de kanttekeningen, zijn daarvan eigenlijk het enige stukje, dat in de meeste bijbeluitgaven bewaard is gebleven. Zij maken op het eerste gezicht de indruk, op tamelijk willekeurige wijze tot stand te zijn gekomen. Toch zit ook daarin een zekere systematiek, die u leert kennen door er systematisch mee te werken. Het zou dan ook zeker een kwalijke zaak zijn, wanneer er in deze verzameling veranderd zou worden of (goedbedoeld) teksten zouden worden toegevoegd. Heel belangrijk zijn deze verwijzingen over en weer omdat ze ons de eenheid van de Schrift, en ook inzonderheid de eenheid van Oude en Nieuwe Testament doen zien. Wat zijn de kanttekeningen alleen al waardevol omdat ze ons op zo zeldzaam rijke wijze Christus doen zien in de Schriften des Ouden Testaments. 'Die zijn het die van Mij getuigen' (Johannes 5:39). Zie dat vooral in het boek der Psalmen. Een voorbeeld van het belang van deze verwijsteksten voor de verklaring van de tekst. In Hebreeën 3:2 staat in de meeste tegenwoordige Bijbels, dat Mozes getrouw was 'in geheel zijn huis', dus in Mozes' huis. We denken dan aan Jozua's bekende woorden: Aangaande mij en mijn huis, wij zullen de HEERE dienen.' Maar dat is de bedoeling niet! De Statenvertalers attenderen er met hun tekstverwijzing naar Numeri 12:7 op, dat de apostel in Hebreeën 3:2 Numeri 12:7 citeert. En dat laat zien, dat met 'geheel zijn huis' Gods huis bedoeld is. Maar dan behoort er 'in geheel Zijn huis' met een hoofdletter te staan! Voor de uitleg van het he-

le verdere hoofdstuk Hebreeën 3 een groot verschil. Trouwens, we moeten vaststellen, dat de uitgevers van de Statenvertaling in de negentiende en twintigste eeuw in hun tekstbewerking. in het algemeen gesproken, de kanttekeningen weinig of in het geheel niet betrokken. Het duidelijkst blijkt dat in het hoofdlettergebruik. Enkele voorbeelden: eviticus 7:35. Deuteronomium 33:20, Richteren 5:14, Jesaja 30:21, Jeremia 33:16. Daniël 9:24, Hosea 12:5, Joël 1:6-7, Micha 2:13, Lukas 11:49, Openbaring 22:18. Ik adviseer u, deze plaatsen eens te onderzoeken. met de kanttekeningen erbij. Dat zal uw inzicht verrijken.

2 Die getrouw is Dengene Die Hem gesteld heeft, ^gelijk ook Mozes in geheel zijn huis was. b Num. 12:7

’om een hoofdletter’

Dogmatisch gehalte; bevinding

Hoe is het met het dogmatisch gehalte van de kanttekeningen? 'De waarnemingen der leerpunten daarbij te voegen, is geoordeeld noch nodig, noc raadzaam te zijn' had de synode uitgesproken. Toch was daaraan niet geheel te ontkomen. Vertalen betekent nu eenmaal telkens weer kiezen.

Als Mozes als de voorbidder voor zijn volk de Heere vraagt in Exodus 33:32: och zo niet. zo delg mij nu uit Uw boek. hetwelk Gij geschreven hebt, antwoordt de Heere: Dien zou Ik uit Mijn boek delgen, die aan Mij zondigt.' Zou. Wij noemen dat de irrealis: at voorgesteld wordt, is een onwezenlijke situatie. Een die niet aan de werkelijkheid beantwoordt. De betekenis is: Als Ik iemand uit Mijn boek zou delgen (Ik doe dat niet. maar gesteld eens dat Ik dat zou doen), dan zou het hem zijn die aan Mij zondigt.' Zo vertalen is een bewuste keuze geweest, die nog versterkt is door de kanttekeningen 54 en 56:54. Die God eens ten eeuwigen leven uitverkoren heeft, die verwerpt Hij nimmermeer, enzovoorts; 56. Versta hierbij: ndien Ik iemand daaruit zou delgen. Anders: ien zal Ik.

Let vooral ook op dat laatste. De wetenschappelijke eerlijkheid gebood de Statenvertalers, niet te verzwijgen, dat de realisvorm puur vertaaltechnisch gezien ook mogelijk was, en misschien nog wel meer voor de hand lag. Geroepen om een keus te maken, hebben zij gekozen. Uit een dogmatisch apriori? Zo zou ik het niet willen noemen. Men mag niet zeggen, dat zo de dogmatiek ging heersen over de exegese. Ik zou het eerder willen noemen, dat zij diep doordrongen waren van de eenheid der Schriften. De Heere spreekt Zichzelven, met eerbied uitgedrukt, in Zijn Woord niet tegen. Hij delgt niemand uit het boek des levens. Het was hun onmogelijk. Exodus 32:32 te vertalen in strijd met Johannes 6:39; 10:28-29 (Zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid en niemand zal dezelve uit Mijn hand en uit de hand Mijns Vaders rukken) en 1 Petrus 1:5 (Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid). Zie ook 1 Johannes 3:9. Overigens staan de Statenvertalers met deze vertaalkeuze wel ongeveer alleen. En ik verwijs ook naar wat dr. Steenblok in zijn dogmatiek (vraag 445) over deze zaak opmerkt.

Hij oppert de mogelijkheid, dat het hier niet om het boek des levens gaat. maar om het boek van Gods algemene voorzienigheid. Delgen uit dat boek zou dan alleen betekenen: weggenomen worden uit het land der levenden. In dat geval is de irrealis-vorm niet meer nodig. We zien hieruit, hoe belangrijk het is. dat de kanttekeningen mogelijke vertaal-alternatieven weergeven. De vertalers konden er niet om heen. dat zij in de kanttekeningen standpunten innamen, tegen Rome, tegen de remonstranten. Grosheide durfde te stellen (in De Statenvertaling 1637-1937. pagina 142). dat men uit de kantteke gehele gereformeerde theologie kan aflezen. Er zou heel veel te zeggen zijn over de bevinding in de kanttekeningen. Menigmaal, niet zelden in schijnbaar terloopse opmerkingen, wordt iets gezegd over de bevindelijke gangen in de weg van de waarachtige bekering. Ik ga daar nu niet nader op in, maar verwijs naar wat ik daarover geschreven heb in 1990 in De Wachter Sio

445 Maar dan de bede van Mozes in Exod 32:32. dal hij uil uitgedelgd mocht worden, eer de Heere Zijn hand van is ken zou en die van f'aulus in Kom. 9:3? Deze bede van Mozes ziet niet op het uitgedelgd worden uit het boek van Gods eeuwig besluit, wat immers niet kon. daar het van eeuwigheid al vastgesteld was en in de tijd niet meer veranderd kon worden Het ziet echter op het boek van Gods algemene voorzienigheid in de tijd. zoals het ook bij Paulus daar op ziet. Deze voorbeelden zijn ook geen stellige uitspraken, maar beden en wensen, die er alleen op wijzen, dat de eer Gods bij hen boven eigen voordeel, ja boven alles ging

Slechts één voorbeeld: ob 35. Leest u Job 35 thuis eens met aandacht door, met de kanttekeningen. Elihu geeft Job een onderwijzing, omdat Job opstandig wordt tegen de wegen Gods. Waarom hoort de Heere het gebed des verdrukten niet? En dan gaat Elihu wat aanhalen. Daar zijn onderdrukten, die tot God roepen. Het is uit de nood geboren, vers 9. Zij schreeuwen tot God, en toch antwoordt Hij niet. Waarom niet? Elihu gaat reden geven, waarom de verdrukten in hun nood niet geholpen worden. Het is, omdat zij niet vragen naar God. hun Maker, Die de psalmen geeft in de nacht. Met andere woorden. zij roepen wel vanwege hun ellende, maar ze missen de rechte Godskennis en zij hebben ook geen rechte behoefte om Hem te leren kennen. Het is alleen maar roepen om uit de nood te komen, maar niet omdat de Heere het zo eeuwig waardig is. Hun roepen gaat niet vergezelschapt met godvruchtigheid, aldus de kanttekening. Gewisselijk zal God de ijdelheid niet verhoren, en de Almachtige zal die niet aanschouwen (vers 13), en dan ziet dat niet op de verdrukkers, maar op de verdrukten, de kanttekening noemt hen 'ijdele mensen, die ledig zijn van het rechte geloof en de ware godvruchtigheid'. En de conclusie is te vinden in kanttekening 33: lihu keert zich tot Job. verhalende hetgeen hij gezegd had Job 23:8-9. De zin is: o God de gebeden der ijdele mensen niet verhoort, zal Hij ook niet aanzien degenen die voorgeven dat zij God niet zien en Hem niet vinden kunnen, als zij in hun nood door het gebed tot Hem vlieden. En daarom (kanttekening 34: Job, hoewel gij meent dat u ongelijk geschiedt, daar is nochtans oordeel en gerechtigheid bij God, om met een ieder te handelen naar behoren. Hierom, werp uw vertrouwen op den Heere, en wacht op een zalige uitkomst. Psalm 37:5-7:55:23. Wat liggen in die enkele kanttekeningen ontzaglijke lessen, tot verootmoediging van een ieder!

Historische notities

In de toelichting die de kanttekeningen bieden, is een heel belangrijk elem vooral voor u in uw werk in het basisonderwijs, de historische toelichting. Ik zal de waarde van allerlei boekjes op het gebied van de Bijbelse archeologie niet ontkennen. Maar verzuim de kanttekeningen toch niet! Ik geef maar weer zo maar een illustratie. Wat deed Doëg in Nob? Doëg. die laffe verrader? Die hielenlichter? Doëg. die valse heiden? Die Edomiet? Zo staat hij toch onder ons bekend? Zie Psalm 52. Maar wat deed hij in Nob, de priesterstad? Nooit over nagedacht, zult u zeggen. Is het echt belangrijk om dat te weten? Neen. echt belangrijk is het mijns inziens niet. Maar het is wel verrassend om te lezen wat de Statenvertalers daarvan dachten. Want wat lezen we in de kanttekening (1 Samuël 21, kanttekening 19)? 'Hetzij vanwege de sabbat, op welke hij daar wilde rusten, of dat hij daar een tijdlang wilde blijven, om aan te bidden of om enige zijner beloften te volbrengen.' Zo hebben de Statenvertalers Doëg gezien. En nu zeg ik niet, dat wij dus diezelfde zienswijze ook hebben te volgen. Gods Woord heeft voor ons absoluut gezag. De uitleg in de kanttekeningen niet. Maar het heeft ons wel wat te zeggen. Blijkbaar hebben de Statenvertalers dus een heel andere visie op Doëg gehad. Een vrome man, zo op het oog, aan de buitenkant. Zijn valse verraad en doodslag wordt er te schrijnender door.

U heeft veel aan de kanttekeningen bij de voorbereiding van de Bijbelvertelling. Neem bijvoorbeeld het boek Esther. Ik geef zo maar enke details, die mij troffen bij het doornemen van de kanttekeningen op dit boek. Esther 1:39 maakt er op attent, dat de Perzen nogal eens dronken waren, wanneer ze aan tafel grootwichtige zaken behandelden.

Esther 2:17 laat exact zien hoe de familieverhouding was tussen Mordechai en Esther, neef en nicht en wel broederskinderen (dus niet oom en nicht).

In Esther 2:24 wordt gezegd, waarom Mordechai wilde dat Esther haar volk niet bekendmaakte, 'omdat de Joden te dien tijde in grote kleinachting waren'.

In Esther 2:40 waarom Esther niets begeerde van datgene waarmee de andere maagden werden opgedirkt: oende alzo blijken, dat zij zich overgaf en verliet op Gods voorzienigheid.

In Esther 2:42 wordt even gewaarschuwd om het niet verkeerd op te vatten, wanneer er gezegd wordt, dat Esther genade verkreeg in de ogen van allen die haar zagen; genade betekent hier aangenaamheid.

Waarom er na Esthers verheffing toch weer opnieuw maagden vergaderd werden, wordt verklaard in Esther 2:52.

Esther 2:53 doet ons zien. dat Mordechai zo dikwijls in het hof des konings was, omdat hij 'zo het schijnt' een hofdienaar was.

In Esther 3:2 wordt met voorzichtigheid ('enigen menen') geopperd dat Haman een nakomeling kan zijn geweest van Agag, de koning der Amalekieten.

In Esther 3:5 worden twee redenen gesuggereerd, waarom Mordechai niet wilde buigen voor Haman. gewetensbezwaren tegen dit ongeoorloofde Perzische eerbiedsbetoon, maar ook dat Mordechai ('naar sommiger gevoelen') wist dat Haman een Amalekiet was.

In Esther 4:34 wordt er op attent gemaakt, dat de spelling van Mordechais naam in Esther 4:13 afwijkt.

Van belang is, wat de kanttekeningen toelichten ten aanzien van de aangrijpende dialoog tussen Mordechai en Esther aan het eind van hoofdstuk 4, uitlopende in het 'Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om’.

We kunnen zo het hele boek niet doorlopen, maar ik wijs nog op bijvoorbeeld in hoofdstuk 7 de archeologische toelichtingen op het bed van Esther (Esther 7:17), en op de bedoeling van het bedekken van het aangezicht, zoals bij Haman gebeurde (Esther 7:22), alsmede hoe Charbona kon weten dat Haman een galg voor Mordechai had opgericht (Esther 7:23). In Esther 9:21 wordt nog een schijnbare tegenstrijdigheid opgelost ten aanzien van de dood van Hamans zonen.

Ik laat dan nog maar liggen de wijze waarop de kanttekeningen een verbinding leggen met de profane geschiedschrijving van het Perzische rijk. Kortom, een schat aan historische bijzonderheden. U zou daar eigenlijk een systeem van moeten aanleggen, om snel terug te kunnen vinden, wat uw aandacht getroffen heeft.

Kind en kanttekening

Het is van groot belang, de kinderen hier van jongsaf mee vertrouwd te maken. Ik ben, eerlijk gezegd, niet zo gerust op de handhaving van de Statenvertaling. Kerkelijk is haar huidige positie wel stabiel. Maar hoe is het persoonlijk? Ik ben geschrokken van onderzoeken, die uitwezen, dat het met het bijbellezen aan tafel echt niet zo best gesteld is. Onderzoeken, wel te verstaan. juist in die kringen, waarvan wij mogen veronderstellen dat men met de mond de Statenvertaling in ere houdt. Terwijl het juist zo van groot belang is, dat de kinderen van jongsaf opgroeien met de Bijbel, van jongsaf trouwd raken met de bijbelse taal. de bijbelse manier van zeggen, de bijbelse

woorden. Ik vrees, dat het probleem eigenlijk al een generatie te ver is. Dat we thans al te maken hebben met een generatie van jonge ouders, waarvan velen niet meer in staat zijn. een hoofdstuk uit de Statenvertaling behoorlijk te lezen aan tafel. 'Verstaat gij ook hetgeen gij leest? ' En het antwoord moet zijn: Neen, zelfs uitwendig snap ik er niets van. En hoe moet het dan met de generatie na deze generatie? Het heeft geen zin, struisvogelpolitiek te bedrijven. Het is de hoogste tijd. dat gezin, kerk en school de handen ineenslaan, dit probleem onderkennen en te zamen de hand aan de ploeg slaan. Praten over die verouderde zeventiende-eeuwse taal en het vragen naar een nieuwe vertaling in hedendaagse taal. zoals men zegt, is een versluieren van het probleem. Het gaat veel dieper. Het is in wezen niet een kwestie van taal. maar een cultuurprobleem: de steeds groter wordende kloof tussen onze geseculariseerde wereld en de cultuur van de Bijbel. Het heeft alles te maken met de afval van de mens van de hoge God. en dus met de noodzaak van radicale bekering. Die kan alleen Gods Geest geven. Maar het besef daarvan ontslaat ons niet van onze plicht. Die cultuurkloof overbruggen, dat dient ons werk te zijn. En daar moeten we zo vroeg mogelijk aan beginnen. Het gezin zelf, de ouders, in de eerste plaats. Maar het vraagt ook om de hulp van school en kerk.

Zorgt u ervoor, dat de kinderen die de basisschool verlaten, vertrouwd zijn met de Bijbel, met de taal van de Bijbel. Zorgt u er ook voor, dat zij vertrouwd beginnen te raken met de kanttekeningen. Moet ik u hiervoor pedagogische aanwijzingen geven? Eerste en voornaamste is, dat u er zelf mee vertrouwd geraakt bent. Begin eens met de kinderen te leren, verwijsplaatsen op te zoeken, en dat ze zien. wat de overeenkomst is tussen die plaatsen. Laat ze zelf een register aanleggen van betekenissen van bijbelse namen vanuit de kanttekeningen. Leer ze in bepaalde gevallen zien, waar het om gaat, wanneer er een alternatieve vertaling wordt geboden. Selecteer de voorbeelden daarbij wel met zorg. want veel van deze vertaalverschillen liggen boven het niveau van de leerlingen van het basisonderwijs. Leer ze systematisch de moeilijke woorden in de kanttekeningen aan. In dit verband wel van belang: Statenvertalers hebben in de tekst zelf vreemde woorden zoveel mogelijk vermeden. Maar in de kanttekeningen komen vreemde woorden erg veel voor. Oefen uzelf, en u vindt vanzelf wegen en middelen.

VRAAG 1

Vergelijk de tekst uit de eerste Statenbijbel (oude spelling) met de tekst uit tegenwoordige spelling schrijf de woorden die veranderd zijn naast elkaar op.

Tenslotte

Het stelselmatig onderzoeken van de kanttekeningen leidt tot buitengewone vergroting van de bijbelkennis. Het geeft inzicht. Het oefent in het zien van de samenhangen in de Schrift, en daarmee in de leer der waarheid. Maar. en dat is ook belangrijk, het leert ook relativeren. Ik weet wel. wanneer zoiets gezegd wordt, kan dat geheel verkeerd opgevat worden. Ik hoop ervoor bewaard te worden, ook maar enigszins de grondslagen der waarheid op losse schroeven te zetten. Maar een vertaling en een uitlegging blijven altijd feilbaar, hoe ho wij de Statenvertaling ook achten, zodat we geen behoefte hebben aan een poging tot vernieuwing of verbetering, integendeel! De Statenvertalers waren zich goed bewust van de problemen en de vele onzekerheden van de tekst. Zij hebben dat ook laten zien. telkens weer. in hun vertaalvarianten, en in hun soms wel drie of vier uitlegmogelijkheden geven van een bepaald versdeel. Weet u, waar dat toe moet leiden, als het recht is? Dat wij te meer overtuigd zouden raken van de onmisbaarheid van de leiding des Heiligen Geestes. Wanneer wij een volkomen, onfeilbare Bijbelvertaling zouden hebben, met onfeilbare kanttekeningen die ons steeds precies goed de enig juiste uitleg en toepassing zouden doen zien, zouden wij met eerbied uitgedrukt, die leiding des Geestes niet zozeer nodig meer hebben. Wij aanvaarden met grote dan s baarheid wat de Heere ons geschonken heeft in de arbeid der Statenvertale Het licht dat zij hebben gehad in de Schriften, is buitengewoon groot geweest, ook al verdisconteren wij daarbij, dat zij zich wisten staan in een traditie en van de voortbrengselen van die traditie ruim gebruik hebben gemaakt. Dat behoort ook tot de grandeur van de Statenvertaling. Het zijn maar niet de particuliere gevoelens van deze of gene godgeleerde, neen, steeds is getracht te zoeken naar een gemeen gevoelen van de ganse Kerk, speciaal van de Gereformeerde Kerk. Maar zij hebben tegelijk in ootmoed hun beperktheid erkend en beleden, metterdaad. Mochten wij de vruchten van hun arbeid getrouw bewaren, maar meer nog, mochten die vruchten nog nieuwe vrucht afwerpen in het bekeren van arme zondaren. Ik wens u toe, in uw taak in het onderwijs, daarin persoonlijk te mogen delen, en ook gebruikt te mogen worden ten aanzien van het aankomend geslacht, opdat het ook van dat geslacht zal mogen gelden: "Zij komen aan. door Godd'lijk licht geleid. dat den Heer' wordt toebereid. Te melden 't heil uan Z grote daden”.

* Tweede deel van het referaat, gehouden op de onderwijsdag van de VBSO te Gouda. d.d. 12 oktober 1994

C.c. de Bruin. De Statenbijbel en zijn uoorgangers. Nederlandse bijbelvertalingen v Reformatie tot 1637. 2e druk, 1993.

A. van Heteren e.a.. Niets kan haar glans verdoven. 350 Jaar Bijbel in Statenvertaling. Jubileum uitgave GBS. Dordrecht. 1987.

A.W.G. Jaakke en E. W. Tuinstra (red.). Om een verstaanbare bijbel. Nederlandse bijbelvertalingen na de Statenbijbel. 1990.

De Wachter Sions. nrs. 22 februari tot en met 29 maart 1990.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1995

Criterium | 50 Pagina's

De mogelijkheden van de kanttekeningen in het onderwijs (2)*

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1995

Criterium | 50 Pagina's