Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kinderen met een rugzakje

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kinderen met een rugzakje

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is langzamerhand gemeengoed geworden te spreken over de activiteiten rond Weer Samen Naar School (WSNS). Deze activiteiten hebben betrekking op kinderen met leer-en ontwikkelingsachterstanden die door de basisschool naar het speciaal onderwijs zouden verwezen moeten worden. De basisschool beijvert zich in het kader van WSNS om zoveel mogelijk kinderen op school te houden door hen een optimum aan zorg te bieden. Het gaat hierbij echter wel om kinderen die door de meeste basisscholen in voorgaande jaren verwezen zouden zijn naar het speciaal onderwijs voor kinderen met leer-en opvoedingsmoeilijkheden (lom), moeilijk lerende kinderen (mik) en in hun ontwikkeling bedreigde kleuters, dus kinderen met een zogenaamde s.o.-indicatie. groep 1. De basisschool ontvangt voor deze activiteiten van het ministerie van OC en W per kind een bepaalde bijdrage; in 1998 kan het bedrag dat een WSNS-samenwerkingsverband ontvangt, aanzienlijk zijn.

In principe vallen alle lichamelijk gehandicapte kinderen en kinderen met verstandelijke handicaps hierbuiten. Zij bevolken andere scholen voor speciaal onderwijs dan de zojuist genoemde. Zij vallen namelijk in de zogenaamde groep 2/3 indicatie, zoals scholen voor blinden, slechthorenden. doven en spastische kinderen. Indien een school momenteel een lichamelijk of verstandelijk gehandicapt kind met deze indicatie toch toelaat, dan is het mogelijk om twee jaar aanvullende formatie voor deze kinderen te verkrijgen. Mijn ervaring is dat de ministeriële toewijzing hiervoor soepel verloopt. Het betreft echter - zoals gezegd-maar twee jaar. Dat is te weinig om het betreffende kind in de acht jaren basisschool voldoende extra zorg te bieden. Immers verschillende zorgbieders moeten soms naast de reguliere schoolbegeleiding worden ingehuurd. Denk aan logopediste, fysiotherapeute, orthopedagogische hulp of extra uren schoolbegeleiding.

Toekomstige wetgeving

Vanaf 1 augustus 1998 D.V. zal de wetgeving rond basisonderwijs en het gehele speciale onderwijs er anders uitzien. Het heeft alles te maken met het onderwerp van dit artikel. Er komt per 1 augustus 1998 een Wet op het primair onderwijs (WPO). Hierin worden de wettelijke bepalingen voor het basisonderwijs en het speciaal onderwijs voor lom. mik. iobk en zmok. de zgn. s.oscholen met groep 1-indicatie. opgenomen. Deze scholen gaan speciale scholen voor basisonderwijs heten.

De WPO geeft uitwerking aan de afspraken rondom WSNS, waarmee de scheiding tussen het reguliere onderwijs en het speciaal onderwijs wordt doorbroken. De scholen voor voortgezet speciaal onderwijs voor lom. mik en zeer moeilijk opvoedbare kinderen (zmok) worden ondergebracht in de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). De overige scholen voor speciaal onderwijs (de zgn s.o.-scholen met groep 2/3-indicatie) worden opgenomen in een nieuwe wet. de Wet op de expertisecentra (WEC).

Het is de bedoeling van deze wet op termijn de expertise van deze scholen te clusteren, nadat de beleidsreactie op het advies van de Commissie Rispens door de Tweede Kamer is goedgekeurd. (Persbericht ministerie OC en W)

De commissie Rispens

Op 24 oktober 1995 is staatssecretaris Netelenbos door de Commissie Rispens namelijk het advies Een steun in de rug, naar leerlinggebonden financiering in het primair onderwijs aangeboden. Officieel draagt de commissie de wijdlopige naam Commissie leerlinggebonden financiering in het speciaal onderwijs. Bij haar installatie kreeg de commissie de taakstelling om concrete voorstellen te doen voor de organisatie van leerlinggebonden financiering in het speciaal onderwijs.

Maatschappelijk gezien is leerlinggebonden financiering geen novum. In de ouderenzorg bestaat al langer de persoonsgebonden financiering. Als een voordeel hiervan wordt gezien dat niet de instellingen worden bekostigd maar de personen die extra zorg behoeven. Zij kunnen als het ware de zorg inkopen, overal waar zij willen.

Een dergelijke wijze van financieren staat ook de Commissie Rispens voor ogen. Centraal staat voor de commissie dat de mogelijkheden van ouders

toenemen om een school te kiezen waar hun kind het gewenste onderwijs kan volgen. Dit heeft weer tot gevolg dat de keuzemogelijkheden in regulier en speciaal onderwijs moeten toenemen. De commissie beoogt een wezenlijke kwaliteitsverhoging in het primair onderwijs voor leerlingen met een handicap of stoornis. Het primair onderwijs wordt hierbij ondersteund door de toekomstige expertisecentra.

Leerlinggebonden budget

Wat verstaat de Commissie-Rispens nu onder leerlinggebonden financiering? De commissie definieert leerlinggebonden financiering als - excuses voor deze volzin-'een aanvullende, geoormerkte bekostigingssystematiek die ouders van leerlingen die tengevolge van een handicap of stoornis ernstige belemmeringen ondervinden in hun onderwijsdeelname op basis van indicatiestelling in staat stelt om een additioneel onderwijsen zorgaanbod te realiseren'.

In gewoon Nederlands geformuleerd bedoelt de commissie te zeggen dat het een aanvullende regeling betreft, waarbij een gehandicapt kind met een bepaald bedrag aan elke school van de keuze van de ouders kan worden aangemeld. In het dagelijks spraakgebruik wordt het zo gezegd: een kind dat aan de voorwaarden voldoet krijgt een rugzakje met geld en het is aan de ouders welke school het geld van het ministerie mag ontvangen. De ontvangende school dient voor het betreffende kind wel de juiste zorg te bieden. En dat vraagt kwaliteitsverhoging.

'Ruggespraak'-bijeenkomsten

Om te bezien hoe de voorstellen van de Commissie Rispens in het 'veld ontvangen worden, zijn verschillende regionale 'Ruggespraak'-bijeenkomsten gehouden. Uit de geledingen van ouders, de zorg (bijv. GGD), het speciaal onderwijs en het basisonderwijs zijn door het ministerie diverse vertegenwoordigers gevraagd zo'n bijeenkomst bij te wonen. Mijn ervaring is dat zo n bijeenkomst erg zinvol en leerzaam kan zijn. Opvallend is - dit is ook te lezen in Uitleg nr.13, 22 mei 1996 - dat het speciaal onderwijs niet negatief reageer Wel zijn haar vertegenwoordigers, en met name uit die scholen voor speciaal onderwijs die niet in het WSNS-gebeuren participeren, beducht dat de door hen opgebouwde expertise teniet gaat. Het zal duidelijk zijn dat de commis-

sie hiervoor wil waken. Dit speciaal onderwijs zal als expertisecentra een meer begeleidende taak naar het primair onderwijs krijgen, waarschijnlijk een soort ambulante begeleiding.

Het basisonderwijs is wat huiveriger voor de - voor velen - nieuwe taak. Een bezwaar was de taakverzwaring die hieruit voortvloeit. Dhr. Wesemann, lid van de Commissie Rispens en zelf gehoorsgehandicapt, stelde echter op een regionale avond: 'U noemt dit taakverzwaring. Ik noem het taakverrijking De opmerking van taakverzwaring kwam van de zijde van directeuren van basisscholen die al heel wat in de praktijk hadden gedaan. Sommigen hadden al enkele jaren kinderen met het Syndroom van Down op hun school. Toch wenste elke basisschooldirecteur - en ik refereer aan de discussie op de regioavond in Middelburg - dat het advies van de Commissie Rispens in wetgeving wordt omgezet, evenals de overige aanwezigen. Maar - en daarover heerste enig begrijpelijk scepticisme - er zal voldoende financiële compensatie moeten zijn. M.a.w. de rugzak zal goed gevuld moeten worden!

Indicatiecommissie

De regionale bijeenkomsten werden afgesloten met een 'werkconferentie'. Tijdens deze bijeenkomst vertelde de staatssecretaris dat zij het advies zal overnemen. Voor een netelige kwestie had prof. dr. J. Rispens al een oplossing. De zogenaamde indicatiestelling zal volgens hem in handen gelegd moeten worden van een onafhankelijke indicatiecommissie, een soort RVC (Regionale Verwijzingscommissie voor het speciaal onderwijs. Zie ook artikel et van mevr. Krijgsman in dit nummer). Deze commissie moet dan bepalen welk kind voor welk bedrag in aanmerking komt. Het is daarna aan de ouders om tot keuze van een basisschool of school voor speciaal onderwijs (straks expertisecentrum geheten) te komen. Hij pleitte voor strikte criteria. Wat hem betreft komen er zes categorieën: zintuiglijke, lichamelijke, communicatieve, verstandelijke, meervoudige en ernstige ontwikkelings - annex psychiatrische stoornissen. Een indeling die in de maatschappij al meer is gebruikt.

Indien een kind niet in een van deze categorieën valt dan volgt geen rugzakje. Zo ja, dan zal worden bezien welke belemmeringen er zijn om gewoon onderwijs te volgen. Aan deze tweede - moeilijk geachte - beslissing zal het zakje met geld. de leerlinggebonden financiering, verbonden worden.

Beoordeling

Staatssecretaris Netelenbos vindt 'dat reguliere scholen in principe de plicht hebben een gehandicapte leerling te accepteren'. Zij wil hiervan geen wettelijke plicht maken, want als een school 'komt aan de grens van wat zij aankan, moet zij omwille van de kwaliteit zo n leerling weigeren. Het succes van de integratie hangt sterk af van het enthousiasme van de basisschool. Het hele team moet erachter staan en niet alleen die ene docent.'

En zo zal het in de praktijk veelal gaan: het al of niet toelaten van onze ge-

handicapte naaste zal afhankelijk zijn van het behouden van het kwaliteitsniveau van de school en de wil van het personeel om zich voor dit kind in te zetten. Ik denk dat het ook zaken zijn waar de school niet omheen kan.

Toch heb ik enige moeite om het toelaten van dat ene gehandicapte kind te laten afhangen van de kwaliteitsnorm en de wil van het personeel. In de eerste plaats is de vraag, hoe in relatie tot de leerlinggebonden financiering de scholen voor speciaal basisonderwijs hun taak binnen het primair onderwijs kunnen verruimen, een nadere studie waard.

In de tweede plaats is de kwaliteitsnorm een typische norm van deze tijd. die - hoewel ze ons wel aanspreekt-denkend vanuit onze grondslag niet altijd doorslaggevend mag en kan zijn.

In de derde plaats dient elk personeelslid zijn of haar inzet te stellen onder hogere normen dan enthousiasme en eigen wil.

Ook in deze ogenschijnlijk waardevrije zaak dienen we uit te gaan van d grondslag van de school. De christelijke school is opgericht om de jeugd der gemeente in de zuivere leer te onderwijzen. Ook het gehandicapte kindje behoort tot de jeugd der gemeente. De consequentie is dat de school terdege moet overwegen of het mogelijk is het kind toe te laten, ja om zelfs twijfelen-

de ouders te adviseren het kind aan te melden op de 'eigen' school. Let wel, de mogelijkheden worden door het rugzakje wel verruimd. Daarbij blijft natuurlijk wel gelden dat de draagkracht van de school voldoende moet zijn. Meer ouders zullen door het overheidsbeleid rond de leerlinggebonden financiering gelegenheid krijgen overeenkomstig hun doopbelofte ook hun gehandicapt kind 'te doen onderwijzen' in de gereformeerde leer. En wel de ouders die anders hun kind naar een school moeten sturen die veelal los staat van enig gereformeerd beginsel.

Leerlinggebonden financiering, onze inzet waard!

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1996

Criterium | 52 Pagina's

Kinderen met een rugzakje

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1996

Criterium | 52 Pagina's