Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Geschiedenis’ in groep 1 en 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Geschiedenis’ in groep 1 en 2

TIJDSBESEF EN HET JONGE KIND

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was omstreeks mei 1996, toen we, een mede-pabostudente en ik, ons bezonnen op een mogelijke afstudeeronderwerp voor de beroepsgerichte stage. Onze verdiepingsvakken waren biologie en geschiedenis en onze specialisatie het jongere kind. Toen we hier eens goed over nadachten, leek ons het 'eerst-komt-dit-dan-komt-dat-onderwijs' in groep 1/2 wel interessant. Biologie zouden we er dan in verwerken, door over seizoenen te werken en natuurlijk over bloembolletjes, waarbij 'eerst-komt-dit-dan-komt-dat' heel duidelijk is. Een leskist maken met ideeën...

Na nog wat praten en denken, vonden we het interessanter om te gaan onderzoeken wat er in verschillende kleutergroepen aan 'eerst-komt-dit-dankomt-dat-onderwijs' gedaan wordt. Daarom hebben we op een aantal verschillende scholen met de leerkrachten van groep 1 en/of 2 en met medewerkers van schoolbegeleidingsdiensten interviews gehouden. Aan de hand van de informatie uit de interviews hebben we besloten om een stukje schoolwerkplan te maken, een checklist (wat kunnen we doen) en een leerlijn. Ook zijn we bezig geweest met het maken van materiaal om de dagen, maanden en seizoenen aan te leren.

'Geschiedenisonderwijs'

Met de term 'geschiedenisonderwijs' in de kleutergroepen bedoelen we het onderwijs dat gericht is op:

- het opvatten door het kind van de tijd als een logisch, abstract en uniform schema van ordening, waarbij men kan werken met chronologie, gebeurtenissen in de tijd plaatst en tijdvakken van elkaar onderscheidt.

- het bijbrengen van het besef van continuïteit en verandering in het eigen leven en de geschiedenis van de mensheid.

Den Otter (1988) geeft de ontwikkeling van het tijdsbesef bij het kind als volgt weer: zie afbeelding pag. 278.

Op basis van het voorgaande kunnen we stellen dat op de basisschool systematisch aandacht geschonken moet worden aan ontwikkeling van het tijdsbesef. Ook moet het onderwijs zo ingericht zijn, dat het kind de gelegenheid

heeft activiteiten uit te voeren die het in staat stellen aspecten als tijdsduur, gelijktijdigheid, tijdsvolgorde en veranderingen in de loop van de tijd te ontdekken.

Onze visie, in dit artikel weergegeven, is mede gebaseerd op datgene wat Jan Voorbij in zijn boek Zicht op geschiedenis schrijft. (Voorbij, 1994)

Wat is tijd?

Tijd is iets dat alsmaar doorgaat. Wat gisteren is gebeurd, ligt achter ons. En wat morgen gebeurt, is toekomst. Daarom beschouwen we tijd als iets dat lineair verloopt, als een rechte lijn.

- Tijd is een van de ordeningsprincipes om de werkelijkheid te ordene Gebeurtenissen worden met behulp van tijdsmaten op volgorde gezet, waardoor geschiedenis als het ware zichtbaar wordt. Deze volgorde in de tijd noemen we chronologie.

Tijd kennen we door opeenvolging van gebeurtenissen. Tijdsbesef is het bewustworden van die opeenvolging.

Tijdsbesef

Dat wij ons bewust zijn van het verloop van de tijd, danken we vooral aan ons geheugen. Door ons geheugen blijft het verleden voortleven en worden we ons bewust van tijd. Maar ook ons bewustzijn van de volgorde van gebeurtenissen, bepaalt ons tijdsbesef. Bewustwording kan door leren ontwikkeld worden.

Het doel van oriëntatie in de tijd is kinderen te leren de formele tijdstroom te ordenen. Door het leren van begrippen en het ermee om kunnen gaan, krijgen kinderen meer vat op het dagelijks leven. Dit leren gebeurt spelenderwijs. Je kunt het biologisch/dagelijks en het historisch tijdsbesef onderscheiden. Historisch tijdsbesef is lineair, niet herhaalbaar en uniek. Biologisch/dagelijks tijdsbesef is cyclisch. Historisch tijdsbesef is de basis voor historisch besef, (zie schema Den Otter) Historisch bewustzijn is het besef van het blijvende en veranderende in het menselijke (samen)leven. Historisch bewustzijn houdt in,

dat tijd grote invloed op het leven heeft, er verbondenheid is met de oudere generatie, de wereld van nu een andere is dan die van vroeger en ook een andere dan die van de toekomst.

Tijdsbesef bestaat uit tijdsduur, gelijktijdigheid en volgorde. We moeten de kinderen levendig besef bijbrengen van veranderingen en ontwikkelingen in de tijd. Chronologische verhoudingen: eerst dit, dan dat en verhoudingen van oorzaak-gevolg, moeten voor de kinderen duidelijk zijn.

Ritme en tijd

Ieder mens heeft een leefritme. Ons dagelijks leven wordt bepaald door de afe wisseling van dag en nacht en van de seizoenen. Het levensritme is: geboor te, groei, ouder worden.

Het ritme wordt mede bepaald door cultuur en beroep. Zo is het ritme van een moeder anders dan dat van een arbeider of verpleegster. Verschil in leefritme in verschillende landen kan problemen opleveren bij reizen. Ook kan de verandering van zomer-naar wintertijd wat moeilijkheden opleveren.

Tijdsbeleving

Hoe iemand de tijd beleeft, wordt voor een groot deel bepaald door de omstandigheden. De objectieve tijd is de gemeten tijd, de subjectieve tijd is de beleefde tijd. Als je iets leuk vindt, gaat de tijd sneller, dan bij iets wat je heel sa vindt.

Jonge mensen beleven de tijd anders dan ouderen. Het leven van kinderen wordt minder bepaald door de objectieve tijd, voor een groot deel veroorzaakt door het ontbreken van het zich volledig bewust zijn van tijd. Aandacht voor beleefde tijd leert, dat tijd meer inhoudt dan alleen hoe laat het is.

Meten van tijd

Tijd is een abstract begrip, je kunt het niet zien, voelen of waarnemen. Het verloop van tijd kunnen we alleen door hulpmiddelen waarnemen. De werkelijkheid bestaat uit gebeurtenissen die zich in verleden, heden of toekomst afspelen.

In de onderbouw moet er niet alleen aandacht voor het leren klokkijken zijn, maar ook voor de tijdsduur. Hoeveel nachtjes slapen nog?

Tijd hangt nauw samen met taal. We kunnen tijd uitdrukken in taal. Dat kan door symbooltaal: de stand van de wijzers van de klok, maar het gebeurt nog meer door gesproken taal.

Ontwikkeling van tijdsbesef bij kinderen

Het startpunt van de ontwikkeling van het tijdsbesef bij kinderen ligt in de beleving van het heden. De ontwikkeling van tijdsbegrip en historisch tijdsbegrip loopt van concreet naar abstract en van subjectieve ervaring naar geobjectiveerde beleving.

Geschiedenis in en om de school

We moeten proberen de schoolomgeving zodanig te ontsluiten en te verrijken, dat 'het verleden' direkt voor de kinderen bereikbaar wordt. Het verleden is een abstract begrip, kinderen kunnen er pas inhoud aan geven als het wortelt in hun eigen belevingswereld. Het kind moet zich bewust worden van het element van verandering in tijd en ontwikkeling binnen zijn eigen were

De leeractiviteiten moeten wat betreft de behandeling van onderwerpen en te gebruiken materialen, afgestemd worden op de volgende vragen:

1. wat hebben we?

2. wat kunnen we krijgen/kopen?

3. wat kunnen we vinden/oprapen/bezoeken/bekijken/meenemen/lenen?

4. wat kunnen we daarmee doen of hoe kunnen we het gebruiken om er zoveel en zo goed mogelijk van te kunnen leren? (Elstgeest, 1986)

Leerlijn

De leerlijn geeft een idee hoe de lessen tijdsbesef of oriëntatie in de tijd opgebouwd kunnen worden. Bij iedere stap wordt een handreiking gedaan. Deze leerlijn is absoluut niet volledig en is met vele ideeën uit te breiden. Deze leerlijn is bedoeld voor het 'geschiedenisonderwijs' in de groepen 1 en 2 van de basisschool. Het grootste deel van de te behandelen stof komt echter pas aan het einde van groep 1 en in groep 2 aan de orde.

De tien genoemde punten zijn gebaseerd op een artikel over geschiedenisonderwijs op het ZMLK van L. Coppoolse (1996). De indeling begint met een eenvoudig begrippenpaar en wordt steeds meer omvattend qua tijdsspanne en daardoor van een hogere moeilijkheidsgraad.

1. Cyclus dag-nacht.

Je kunt beginnen met een schijf van zwart en geel papier, zwart voor de nacht en geel voor de dag. Je kunt met de kinderen praten over dingen die 's nachts gebeuren en dingen die overdag gebeuren. De kinderen kunnen de opdracht krijgen om gebruiksvoorwerpen voor de nacht bij elkaar te leggen en ook voor de dag.

Bij de werkles kun je een groepje kinderen rubriceeroefeningen met dag nacht laten doen, door bijvoorbeeld plaatjes uit tijdschriften te knippen. Ook kun je de kinderen een werkblad geven over de volgorde bij opstaan of aankleden. Een leuk liedje voor de muziekles is bijvoorbeeld 'De Wekker' (zie lage).

In de hoeken kunnen verschillende dingen worden neergelegd, een pyjama in de poppenhoek, dekens en een wekker.

Wat taal betreft, een verhaal om voor te lezen over kinderen die gaan slapen is er overal wel te vinden. Een leuk gedichtje om de kinderen te leren: 'Naar bed naar bed zei Duimelot'.

Natuurlijk kun je met behulp van de dag/nacht-cirkel met kinderen praten over de begrippen dag en nacht. Tijdens de spelles kan een variatie op he spel 'kat en muis' gespeeld worden. De kat ligt heerlijk te slapen in zijn hol en de muizen maken hem wakker... Begrippen uit SWP: dag - nacht.

2. Cyclus morgen-middag-auond-nacht

Je kunt weer een schijf maken, maar nu met verschillende kleuren voor morgen, middag, avond en nacht. Het gedeelte voor morgen, middag en avond, moet natuurlijk overeen komen met het gedeelte dag op de andere schijf. Voor de werkles geldt dat er weer rubriceeroefeningen gedaan kunnen wo den, bijvoorbeeld met behulp van de maaltijden: Wat eet je 's morgens/'s middags/'s avonds? Ook kan er aandacht besteed worden aan de vraag wanneer en hoeveel keer je naar school gaat. Alleen 's morgens of ook 's middags? (Bijvoorbeeld: woensdagmiddag vrij, dus woensdag maar één keer naar school gaan).

Voor muziek kun je de liedjes die over eten gaan gebruiken. In de hoeken k je bordjes, bestek, eten en schoolspullen neerleggen. Begrippen uit SWP: dag - nacht - morgen - ochtend - middag - avond.

3. Dagindeling

Als je in de klas dagritmekaarten gebruikt, dan kun je met behulp van deze kaarten een werkblad maken, waarbij de kinderen in de werkles de kaartj op de goede volgorde moeten leggen. Voor taal kun je de dagritmekaarten ook gebruiken. Je praat met de kinderen over wat er deze dag allemaal moet gebeuren. Ook kun je met de kinderen bespreken wat de kaarten betekenen.

Begrippen uit SWP: vandaag - vanmorgen - vanochtend - vanmiddag - vanavond - vannacht - bedtijd - etenstijd - schooltijd - speeltijd.

4. Klok

Belangrijk is dat er in de klas een klok aanwezig is. Het beste is, dat er een gewone klok is en ook een speelgoedklok, waarbij de kinderen de wijzers kunnen verzetten. Het is overigens niet de bedoeling om alle kinderen te leren klokkijken (dit is een leerdoel voor groep 3 of 4). Het gaat meer om het vertrouwd maken met het gebruik van de klok en het noemen van tijden. Voor de muziekles zijn er genoeg leuke liedjes over klokken te vinden.

Ook zijn er voor de werkles werkbladen waarbij de kinderen de klokken me dezelfde tijd moeten omcirkelen. Het is natuurlijk ook leuk om de kinderen zelf een klok te laten maken. Verder kun je de kinderen een blad geven met allerlei verschillende tijdstippen erop afgebeeld. Ze moeten daar de speel-

goedklok op gelijk zetten. In de hoeken kun je allerlei klokken en wekkers neerzetten. Misschien is het wel mogelijk, om eens in een klokkenwinkel te gaan kijken met je klas.

Als taalactiviteit is een leergesprek over klokken altijd mogelijk. Je kunt een rand om je klok maken om bepaalde tijden aan te geven, zoals melkdrinken en naar huis gaan. Dit geeft voor de kinderen houvast. Ook is het goed om zo nu en dan te zeggen hoe laat het is, bijvoorbeeld: 'Het is tien uur, we gaan melkdrinken.'

Bij bewegingsonderwijs kun je bij de inleiding de kinderen laten lopen de grote klok tikt, zoals de kleine klok tikt en zoals de wekker tikt.

Begrippen uit SWP: uur - vroeger - later - vandaag - straks - over-een-poosje daarna - bijna - nog-even - schooltijd - speeltijd.

5. Week

Het is belangrijk dat je de dagen van de week geregeld noemt en ze met de kinderen opzegt. Je kunt iedere dag ook aan de kinderen vragen: 'Welke dag is het vandaag? '

Bij de werkles kunnen rubriceeroe ningen gedaan worden: zondag - kerk, maandag - gym enz. Bij iedere dag kunnen kenmerkende plaatjes opgeplakt worden. Bij taal een gesprek over wat de kinderen het leukste van de week vinden of juist het vervelendst. Eventueel kunnen ze daarover knippen en plakken bij de werkles. Begrippen uit SWP: dagen - zondag - maandag - dinsdag - woensdag - don derdag - vrijdag - zaterdag - morgen gisteren - overmorgen - eergisteren volgende week

6. Maand

Het best kun je de maandenrij geregeld oefenen door ze te zingen op de wij van 'Vader Jakob'. Ook het liedje: 'Wie in januari geboren/jarig is, sta op..'. Bij taal houd je een gesprek over maanden. Als dat lukt. kun je de seizoenen erbij betrekken. Ook kun je kijken wie in welke maand jarig is. Begrippen uit SWP: maand - januari - februari - maart - april - mei - juni - - augustus - september - oktober - november - december - verjaardag - la kort - vlug - langzaam.

7. Seizoenen

Bij het werken over de seizoenen is het gebruik van een seizoenencirkel goed mogelijk en ook voor de kinderen duidelijk.

Tijdens de werkles kunnen de kinderen rubriceeroefeningen doen met b hulp van plaatjes uit de verschillende seizoenen. Er zijn genoeg werkbladen over seizoenen. Verder zijn de ideeën eigenlijk onuitputtelijk. Ieder seizoen heeft mooie dingen, kijk maar naar weer/natuur/planten/dieren.

Erg leuk is wel zaadjes zaaien en bolletjes planten en ook een vogelhuisje en een vetbol of slinger met pinda's vlak voor het raam zetten.

In een gesprek kun je de kinderen proberen duidelijk te maken dat de se zoenen steeds maar weer terug komen.

Begrippen uit SWP: seizoen - zomer - herfst - winter - lente - weer - oud - ni - lang - kort - langzaam - snel.

8. Jaar

Een jaar is best een moeilijk en abstract begrip voor de kinderen. Je kunt ze leren dat al die maanden samen een jaar vormen. Dit kun je misschien wel benadrukken door tijdens de werkles een kalender met elkaar te maken. Gesprekjes over verjaardagen of hoe lang we al op school zijn, komen hierbi ook aan de orde.

Begrippen uit SWP: jaar - verjaardag - vlug - langzaam - oud - nieuw - terug vooruit - vroeger - later.

9. Geschiedenis van het eigen leven

Dit onderwerp is eigenlijk onuitputtelijk. Enkele suggesties: bij de werkles kan er een tijdbalk van het eigen leven gemaakt worden, een werkblad van baby tot opa, een kleurplaat van een familie, een aankleedpop.

In de hoeken kan er een verkleedkist staan. Het is ook leuk om een moeder met een baby in de klas te laten komen. Ook kunnen er trouwfoto's meegebracht worden. Helemaal leuk is het, om te gaan kijken als er iemand trouwt bij het stadhuis. Misschien is het wel mogelijk om eens een bezoek te brengen aan een bejaardentehuis.

Het is belangrijk om altijd aanschouwelijke materialen in de klas te hebben. Ook ontwikkelingsmaterialen kunnen goed gebruikt worden. Denk maar aan de groeipuzzels die voor verschillende doelen gebruikt kunnen worden. Begrippen uit SWP: opa - oma - papa - mama - baby - broertje - zusje - groe en - nu - verjaardag - oud - nieuw - vroeger - later - huwelijk - trouwen - gro ouders - neefje - nichtje - oom - tante.

10. 'geschiedenis'

Omgevingsgericht werken: ga met de kinderen naar buiten, bijvoorbeeld als er een huis gebouwd wordt, of om de verschillende soorten oude en nieuwe huizen te bekijken. Kijk ook naar planten, dieren, bomen in de omgeving van de school.

Vertelplaten: Deze kunnen bij bepaalde thema's gebruikt worden.

Voorbeeldthema's

Voorbeeldthema's voor een geschiedenisgericht - onderwijs in groep 1 en 2:

- Van baby tot opa/oma: groeien, grote mensen/kleine kinderen.

- Grootmoeders tijd: kleding, huizen/meubels/wonen/stad/dorp, beroepen,

vervoer, spelen

- Aankleden: kleding in zomer/winter.

- Eten: morgen/middag/avond, recept/koken.

- Feesten: geboorte van een baby, verjaardag, bruiloft. - Bomen, planten en dieren: herfst/winter/lente/zomer.

- Het weer in combinatie met kleding en seizoenen

5. Week

Het is belangrijk dat je de dagen van de week geregeld noemt en ze met de kinderen opzegt. Je kunt iedere dag ook aan de kinderen vragen: 'Welke dag is het vandaag? '

Bij de werkles kunnen rubriceeroe ningen gedaan worden: zondag - kerk, maandag - gym enz. Bij iedere dag kunnen kenmerkende plaatjes opgeplakt worden. Bij taal een gespre over wat de kinderen het leukste van de week vinden of juist het vervelendst. Eventueel kunnen ze daarover knippen en plakken bij de werkles. Begrippen uit SWP: dagen - zondag - maandag - dinsdag - woensdag - don derdag - vrijdag - zaterdag - morgen gisteren - overmorgen - eergisteren - volgende week

6. Maand

Het best kun je de maandenrij geregeld oefenen door ze te zingen op de wijs van 'Vader Jakob'. Ook het liedje: 'Wie in januari geboren/jarig is, sta op..'. Bij taal houd je een gesprek over maanden. Als dat lukt. kun je de seizoenen erbij betrekken. Ook kun je kijken wie in welke maand jarig is. Begrippen uit SWP: maand - januari - februari - maart - april - mei - juni - - augustus - september - oktober - november - december - verjaardag - lan kort - vlug - langzaam.

7. Seizoenen

Bij het werken over de seizoenen is het gebruik van een seizoenencirkel goed mogelijk en ook voor de kinderen duidelijk.

Tijdens de werkles kunnen de kinderen rubriceeroefeningen doen met be hulp van plaatjes uit de verschillende seizoenen. Er zijn genoeg werkbladen over seizoenen. Verder zijn de ideeën eigenlijk onuitputtelijk. Ieder seizoen heeft mooie dingen, kijk maar naar weer/natuur/planten/dieren.

Erg leuk is wel zaadjes zaaien en bolletjes planten en ook een vogelhuisje en een vetbol of slinger met pinda's vlak voor het raam zetten.

In een gesprek kun je de kinderen proberen duidelijk te maken dat de seizoenen steeds maar weer terug komen.

Begrippen uit SWP: seizoen - zomer - herfst - winter - lente - weer - oud - nieuw - lang - kort - langzaam - snel.

- Werken rond de klok: combineren met eten/aankleden, dag/nacht, morgen/middag/avond, dagen van de week

Verder kan in bijna alle thema's wel iets van vroeger - nu terug komen: - visserij: ging dat lang geleden hetzelfde als nu? Vraag het maar eens aan opa en oma.

- brandweer: nu is er een brandweerauto, vroeger gaven de mensen emmertjes water door.

Conclusie

Met plezier hebben we aan dit onderzoek over 'geschiedenisonderwijs' gewerkt. Het werd ons al snel duidelijk dat de term 'geschiedenisonderwijs' veel verwarring opriep. Daar waren we overigens al voor gewaarschuwd. Een aantal leerkrachten werkte wel rond tijdsbesef, maar het viel ons op dat velen dat doen zonder expliciete doelstelling. Terwijl het juist zo belangrijk is, dat je een bepaald doel hebt.

Veel leerkrachten weten ook niet dat je ontwikkelingsmaterialen voor het 'geschiedenisonderwijs' kunt gebruiken. Het werd tijdens onze stage duidelijk dat er vooral behoefte was aan dagritmekaarten en een kalender. Alhoewel deze wel te koop zijn (bij o.a. de firma Heutink in Rijssen), zijn die meestal niet op de scholen aanwezig. Uit ons werk is heel duidelijk gebleken dat je deze materialen ook goedkoop en makkelijk zelf kunt maken. Wij gebruiken als basis voor 'geschiedenisonderwijs' de door ons zelf gemaakte materialen: dagritme kaarten en uitgebreide kalender.

mw. D. van Harberde

Literatuurlijst

1. Andel, L. van, Serie de Kijkdoos (meerdere delen), uitg. De Ruiter Gorinchem (De tijd (1995), De appel (1985), De vlinder (1985), De baby (1985), Zomer (1986), Herfst Het weer (1988), De kip (1988). De kikker (1989), De boom (1992), Lente (199

2. Bakker, J.; Zaat, T., Ding-Dong, uitg. Bosch en Keuning. Baarn 1991

3. Brug, E. van de, werkgroep Oron o.l.v., Groei.(serie) - Kijk maar, uitg. Kok educatie Kampen z.j.

4. Brug, E. van de, werkgroep Oron o.l.v., Groei, - Kijk goed om je heen, uitg. Kok edu Kampen z.j.

5. Brug, E. van de, werkgroep Oron o.l.v.. Groei, - Kijk verder, uitg. Kok educatief. Kampe

6. Elstgeest, J., School, omgeving en geschiedenis, eerste versie, februari 1986

7. Heutink Catalogus speel-en leermiddelen voor de basisschool. Rijssen 19

8. Hohmann, M. e.a., Kleuters in actie op de basisschool, uitg. Thieme, 1985

9. Janssen, J. e.a., Idee. methode voor groep 1 en 2, bronnenboek A: taai-lezen, z.j.

10. Janssen, J. e.a., Idee. methode voor groep 1 en 2, bronnenboek B: rekenen-wiskun

11. Janssen, J. e.a., Idee, methode voor groep 1 en 2, bronnenboek C: wereldoriëntatie

12. Rolf Catalogus 1996/1997 speel-en leermiddelen voor de basisschool,

13. Voorbij. J., Zicht op geschiedenis, uitg. Zwijsen, Tilburg 1994

14. Winnubst, J., Tijd voor tijd, uitg. Zwijsen, Tilburg 1996

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1997

Criterium | 69 Pagina's

‘Geschiedenis’ in groep 1 en 2

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1997

Criterium | 69 Pagina's