Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De eeuwige zaligheid is er mee gemoeid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eeuwige zaligheid is er mee gemoeid

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Graaf Jan van Nassau en de 80-jarige oorlog

Wie de Vrede van Munster herdenkt, denkt ook - of misschien wel vooral-terug aan de tachtig jaren van moeite, zorgen en strijd die eraan vooraf gingen. Daarbij is het misschien wel eens goed die strijd te beschouwen door 'de bril' van een buitenlander die in die tijd geleefd heeft.

Graaf Jan van Nassau was zo iemand. Hoe ervoer hij de strijd in de Nederlanden?

Aanvankelijk tegenstander

Graaf Jan stond als luthers vorst zeer kr ten opzichte van de calvinisten. Hoew tussen beide groepen protestanten geruime tijd nauwelijks grote tegenstellingen openbaar waren gekomen, werd de onderlinge verhouding tegen het midden van de zestiende eeuw wel steeds scherper. Ook bij graaf Jan bleek dat.

Verschillende brieven zijn van hem bekend, waarin hij zijn broers waarschuwde tegen de 'sacramentariërs', zoals de calvinisten in Duitsland vaak genoemd werden. 'De Almachtige mocht deze en alle slechte b sekten van ons weren', zo sc nog in 1565.

Het is dan ook begrijpelijk dat hij aan-

vankelijk zeer kritisch stond tegen de steeds grotere druk die met name door de Nederlandse adel op o.a. zijn broer Lodewijk werd uitgeoefend om zich gewapenderhand te gaan verzetten tegen de Spaanse tirannie. Het advies van graaf Jan bij dit kernprobleem in deze vóórtijd van de oorlog was dan ook: 'Wij moeten ons ernstig tot God wenden, opdat Die ons lich ve. Op Hem moeten we ons verlaten en alle ongeoorloofde zen. Naarstig gebed en voorzichtigheid zijn hier van node

Niet rechtstreeks spreekt hij zich daarbij uit tégen het opnemen van de wapens. Het is te merken dat ook hij met het probleem worstelt. Heeft zijn broer Willem hem al niet gevraagd een leger van huursoldaten op de been te brengen? Terwille van de broederband heeft hij daarin bewilligd.

Van harte hoopt hij echter, dat de herhaalde adellijke smeekschriften het gewenste doel hebben en de koning tot matiging zullen bewegen.

Maar als in 1566 de (vaak ook aangedikte) feiten van de beeldenstorm ook in Duitsland bekend worden, is graaf Jan woedend. Hij geeft de calvinisten alle schuld. Hij heeft ze nooit vertrouwd; en nu dit! De andere lutherse vorsten keren zich vol afschuw af van die onstuimige calvinisten in de Nederlanden. Graaf Jan behoeft hun nu zéker niet meer om geld voor het huurleger te vragen!

Begaan met het lijden

Inmiddels neemt de spanning in de Nederlanden toe. De beeldenstorm heeft ook de woede van Filips verhevigd. Voor graaf Jan zijn er de spanningen in het wachtende leger van de verzamelde huursoldaten. Het geld raakt op. Vanuit de Nederlanden ontvangt hij niets meer. Uit eigen middelen betaalt hij al veel. Maar dat kan zo niet door blijven gaan. De situatie wordt nijpend. Daarom besluit graaf Jan - in Gods voorzienig en wijs beleid-zélf naar de Nederlanden te gaan!

En daar ervaart hij van nabij het lijden der Nederlanders. Filips II heeft opnieuw de plakkaten verscherpt. Het bloed der martelaren vloeit. En toch - voor mensen niet te begrijpen-het aantal aanhangers der 'nije lere' groeit dèsondanks. De hagenpreken, door duizenden aangehoord, zijn een zichtbaar bewijs van het feit dat de hervorming niet slechts een zaak is van een kleine top

van edellieden. Nee, de Heere heeft ook grote dingen gedaan in de brede 'onderlaag' der 'kleine luyden'. Ach, was dat ook maar zo in zijn eigen graa schap. Graaf Jan is diep onder de indruk. Hij schrijft:

‘De toestand in Brabant en in de Nederlanden is 'wunder wege de religie en allerlei opstanden en andere oorzaken.

De Nederlanders worden in Duitsland zeer verongelijkt. den erg in opspraak gebracht. Daarom zou het goed zijn d meen schrijven aangetoond wordt wat er precies met de a de hand is.

De zaak is van het hoogste belang. Zij raakt niet slechts wige zaligheid is ermee gemoeid.'

En ook in het gesprek met de edelen op het kasteel van Brederode te Vianen ervaart hij - naast hier en daar onstuimig en jeugdig vuur-vooral de diepste beweegreden der calvinisten. Hij beseft het: als de wapens opgenomen worden is dat vooral vanwege de godsdienst en met het doel: de vrije en zuivere verkondiging van Gods Woord te bewerkstelligen.

Van harte medestander

Het is in 1567 niet alleen de familieband, die graaf Jan als slotvoogd van Dillenburg beweegt tot grote hartelijkheid en herbergzaamheid ten behoeve van zijn roomse broer Willem en zijn 150 personen tellend gevolg. Er is ook bewogenheid met de gehele Nederlandse zaak. Hertog Alva is op komst om het verdrukte volk nog dieper in het lijden te dompelen. Prins Willem móest wijken.

En daar op de Dillenburg gebeuren grote dingen! Graaf Jan ziet dat zijn broer een persoonlijke 'crisis' doormaakt. Hij wil hem helpen zoveel hij kan. Hij vraagt zijn broer Lodewijk een predikant te sturen,

’omdat zijne Genade onder tegenspoed en kruis ligt. Van langer hoe meer heeft hij bijzonder grote liefde en neig van Gods Woord en beijvert zich zeer om daar ook dagel worden'.

Daar op de Dillenburg vinden op verzoek van graaf Jan godsdienstgespr ken plaats tussen de lutherse hofprediker Mörlin en de uit Holland meegek men vriend van prins Willem, Marnix van St. Aldegonde. Het worden gesprekken die mede een middel in Gods hand zijn om beide broers tot de calvinistische leer omtrent Gods Woord en de sacramenten te doen overhellen.

Daar op de Dillenburg is het ook. dat vooraanstaanden uit de Nederlanden Willem van Oranje vragen zich aan 'het hoofd van de opstand' te plaatsen. Daar verbindt Willem zich min of meer officieel tot hulp aan het verdrukte volk. Nee. niet in eigen kracht maar kon het zijn met Gods hulp.

Zó bezien, is de Dillenburg ook een van de plaatsen waar de Heere een onmiskenbare band smeedde: de band tussen God. Nederland en Oranje.

Hulp bij de strijd

De strijd ontbrandde. Met niet aflatende ijver en met een doorzettingsvermogen dat vriend en vijand verbaasd deed staan, had graaf Jan overal geld los weten te krijgen voor de altijd onbetrouwbare huursoldaten. Persoonlijke bezittingen van hemzelf en zijn familieleden werden daarbij niet ontzien, maar verkocht en - vooral-verpand, tegen de geldwaarde uitgeleend. Als het geld te zijner tijd niet terugbetaald kon worden, was de bezitting voor de ander.

Enkele veldtochten waren zegerijk. Opvallend is echter dat de meeste gevechten op grote verliezen uitliepen. Wat is dat toch geweest? Het was Gods s tijd nog niet. Dat is duidelijk. Maar dat te aanvaarden, het daarmee eens te worden, viel niet mee.

En daarbij die persoonlijke verliezen. Het sneuvelen van de geliefde broers Adolf, Lodewijk en Hendrik van Nassau! Goed en bloed werd gegeven voor een vrijheid die toen niet bereikt werd.

Het herdenken van de vrede van 1648 betekent ook het herdenken van zulke diepe dieptepunten!

En temidden van alle rouw, droefheid, geldzorgen op de Dillenburg zelf, is daar het ontroerende meeleven met de oudste broer Willem in de Nederlanden. Dat was er ook al toen de nu gesneuvelde broers nog leefden. Gezamenlijk (maar waarschijnlijk via de ganzenveer van graaf Jan) schreven ze toen:

’De zware last van zorgen, moeiten, arbeid en gevaar, d rust, voelen wij enigszins aan. Het is ongelooflijk moei

Maar besef, dat dit alles geen mensenwerk is! Het is Go U hebt zich er niet ingedrongen. U bent door God de Alm roepen. Hij heeft u er als met de haren bijgesleept.'

De vrijheid der Nederlanden: Gods werk en Zijn zaak. Zou het ons in 199 niet passen deze woorden in alle stilte te overdenken? En komen we dan niet als vanzelfsprekend terecht bij de situatie van nu?

Als de hoop gloort

En toen het van 's mensenzijde afgelopen scheen, kwam plotseling de verrassing van Den Briel. En na Den Briel zoveel andere steden die zich 'voor de Prins' verklaarden. Die beweging van onderaf zette door en leidde in Hollan en Zeeland tot een ongekende situatie. Zelfs een synode van de gereformeerde kerken kon tenslotte gehouden worden.

Maar ook in de andere - zelfs roomse-gewesten keerde het tij. De muitende Spaanse soldaten gaven veel overlast. Bestaande privilegiën werden als met voeten vertrapt. Het deed uitzien naar verlossing van onder het Spaanse juk. Tóen vooral werd het diplomatieke talent van prins Willem weer levendig. Alles deed hij om alle gewesten bijeen te houden in een positie tegenover Spanje. Met de Pacificatie van Gent leek een grote stap gezet in die richting. En dit verbond was ook een verlichting. De vervolging der gereformeerden hield op. Er was gewetensvrijheid, dat wel. Maar in de roomse gewesten kregen de gereformeerden geen kerkgebouwen om hun godsdienstoefeningen te houden. De roomse heerschappij bleef zoals deze was.

Natuurlijk zou prins Willem hier op den duur ook wat aan gedaan hebben. De pacificatie was in zijn ogen nog maar een eerste stap naar een vredig samenieven van gereformeerden èn roomsen, los van Spanje. Hij wilde voor n dat doel persoonlijk zelfs wel een stapje terug doen. De roomse gewesten z gen in hem immers de man van het gereformeerde Holland en Zeeland. Dan gezocht naar een 'algemeen' landvoogd. Eerst was het Matthias. Toen viel het oog op de roomse hertog van Anjou. Prins Willem maakte zich in zijn goedbedoelde ijver sterk voor deze zoon van Catharina de Medicis! Maar de hoop voor Nederland gloorde niet langs déze weg.

Hulp voor gereformeerden

Inmiddels was graaf Jan van Nassau stadhouder van Gelderland gewor Met wegcijfering van zichzelf had hij de dringende smeekbede van zijn broer Willem gehoor gegeven, daarbij zijn vrouw, kinderen en moeder, het door hem zo geliefde stamslot Dillenburg en zijn graafschap Nassau-Dillenburg achterlatend terwille van de Nederlanden!

Op de eerste zondag dat hij het bouwvallige, stadhouderlijk hof bewoonde, liet hij zijn veldprediker voorgaan in de bediening des Woords. Arnhemse burgers mochten de dienst bijwonen. En op de daarop volgende zondag was de zaal te klein om de toehoorders te bevatten. Dan maar naar buiten op het voorplein! Het wonder geschiedde; in de stad waar enkele maanden tevoren nog een 'ketterse' prediker - ondanks de pacificatie!-was opgepakt en gevangen gezet, konden nu in alle openheid de zuivere klanken van het evangelie van vrije genade beluisterd worden.

Het gerucht ervan was razendsnel door Gelre gegaan. Ook op andere plaatsen woonden burgers de godsdienstoefeningen van veldpredikers in dienst van graaf Jan bij. De gereformeerden in Gelderland kregen moed. Het kon niet uitblijven: zij vroegen spoedig ook om het gebruik van kerkgebouwen:

‘De arme, bedroefde burgers der stad Doesburg geven klagende te kennen, dat zij in groten getale het evangeli hart aanhangende, u onlangs onderdanig hebben verzocht kerk en de vrije uitoefening van hun godsdienst'.

En graaf Jan kon het niet weigeren. Zelfs de grote Eusebiuskerk te Arnhem kwam in handen van de gereformeerden. Onder toeziend oog van de stadhouderlijke soldaten werden de beelden en altaren eruit verwijderd!

Graaf Jan voelde het als zijn plicht de gereformeerde godsdienst waar mogelijk te bevorderen. Waren bepaalde magistraten onwillig, dan werden zij uit hun ambt ontheven en vervangen door gereformeerde overheidspersonen.

Mede onder leiding van zijn vriend en vroegere veldprediker dominee Fontanus kwam zo in Gelderland een ware hervorming tot stand. Het was weliswaar tot grote ergernis van de Staten van Gelderland, de Gelderse Landdag, die in meerderheid rooms was. Maar ook van prins Willem ontving graaf Jan een waarschuwing. Het was in diens ogen beter om niet zo onvoorzichtig tegen de bepalingen uit de Pacificatie van Gent in te gaan!

Hergroepering rond Holland en Zeeland

Graaf Jan gaat echter door. Die hele 'handel' met de roomsen en een roomse landvoogd staat hem niet aan. Hij ziet geen toekomst voor een verbond van gereformeerde èn roomse gewesten. Bovendien: is het niet de roeping der overheid alle afgoderij en valse godsdienst te weren? Graaf Jan wors met het ambt der overheid en de eis van het beginsel!

De uitkomst van die worsteling spoort hem aan tot de grote inspanning om de noordelijke gewesten in een verbond met Holland en Zeeland te brengen. Na veel moeite en tegenstand, maar vooral onder Gods onmisbare zegen, lukt het tenslotte. Op 23 januari 1579 is de Unie van Utrecht een feit. Een feit met vérstrekkende betekenis voor het toekomstig gereformeerd Nederland. Maar er is nog veel werk te verzetten.

Graaf Jan heeft als énige vertegenwoordiger van Gelderland getekend. De overigen leidslieden uit zijn gewest zijn onwillig. Ook in andere gewesten ligt het niet zo vlakjes. Maar stap voor stap wordt de Unie bevestigd,

‘t Is ook militair gezien wel nodig, want Parma staat aan de grenzen en heeft opdracht het verloren terrein te herwinnen.

Een tweede dieptepunt

Het is opvallend, dat zelfs na de Unie van Utrecht prins Willem blijft streven naar een samengaan van alle Nederlandse gewesten. Het oog is geslagen op de hertog van Anjou. Ook nadat deze onbetrouwbaar is gebleken. laten de Staten-Generaal en prins Willem hem niet los.

Deze handelwijze is voor graaf Jan volstrekt onbegrijpelijk. Hij waarschuwt zijn broer ernstig:

‘Het gerucht gaat hier weer, de Staten opnieuw met Anjou onderhandelen. Wij vrezen mee God de Heere zwaar z toornen en dat u en het land da in nog grotere nood zullen geraken.’

En alles leek ook fout te gaan. Graaf Jan had weer terug moeten keren naar de Dillenburg. Het ontzettende bericht was gekomen dat zijn vrouw. Elizabeth van Leuchtenburg. na de geboorte van een kind gestorven was. Ook bij de regering van Nassau-Dillenburg en bij de aldaar op gang gezette hervorming in calvinistische zin dreigde veel fout te gaan en was zijn hulp onmisbaar.

Daarbij kwam het lafhartige verraad van graaf Willem van den Berg. de eigen zwager van prins Willem en graaf Jan. Het bleek dat hij al geruime tijd met Farma onderhandelde, maar nu koos hij openlijk zijn zijde.

En toen prins Willem in 1584 gedood werd door de kogel van een huurmoordenaar, scheen inderdaad alles verloren.

Graaf Jan was alleen overgebleven. Aangrijpend zijn de troostbrieven die hij naar zijn schoonzus en haar kinderen schreef. Aangrijpend is ook de brief die hij tot ene Gebhard richtte over de toestand der Nederlanden bij het verlies van prins Willem:

‘God weet, dat ik geen mens onder de zon méér liefgehad Prins een bijzonder instrument en werktuig van God ge Mozes voor de Nederlanden.'

Voorzichtig probeerde hij vervolgens te omschrijven dat God prins Willem misschien wel op tijd heeft weggenomen, vóórdat 'de handel' met Anjou het land èn de Prins vérder kwaad zou doen!

Maar nog dieper steekt hij af. Er mag vertrouwen doorklinken.

‘De Heere wil als een ijverig God onze harten en dus de eer die Hem toe-

komt-helemaal alléén hebben.

En wanneer de Nederlanden zich zó aan God met een aankl vertrouwen vastklampen, zal Hij hen, bóven alle menselijk alle nood helpen.'

De uitkomst

Met het vertrouwen dat graaf Jan van de Heere in zijn hart ontving, is hij niet beschaamd uitgekomen. God schonk op Zijn tijd een omwending ten goede. Prins Maurits, krachtig bijgestaan door Willem Lodewijk. stadhouder van Friesland en zoon van graaf Jan, mocht daarbij een middel in Gods hand zijn. Maurits' broer Frederik Hendrik zette het bevrijdingswerk voort. Als een schutsmuur vormde de nieuwe staat zich rond de gereformeerde kerk.

En toen de nog jonge kerk van binnenuit ernstig bedreigd werd door het remonstrantisme en ook de hervorming in Gelderland teniet dreigde te gaan, was daar tijdens het Twaalfjarig Bestand de Synode van Dordrecht. Krachtig was de veroordeling van de dwaalleer. Even krachtig en heilzaam waren de andere besluiten, zeker ook voor wat betreft de totstandkoming van de Statenvertaling.

Met de Vrede van Munster was de oorlog voorbij. Een zelfstandige en gereformeerde staat was een feit. Graaf Jan van Nassau heeft het niet meer mogen beleven. Maar één ding is zeker: hij zou er hartelijk verblijd mee zijn geweest. Nee, geen volmaakte staat was tot stand gekomen. Maar wel een republiek waarbij Gods Woord en Wet grote invloed hadden. Een schril, maar ook een verdrietig contrast met de situatie van nu, na 350 jaar!

O God. wij mochten met ons oren Weleer van onze vaad'ren horen Wat werk Gij in hun dagen wrocht, Hoe G'oudtijds hen met heil bezocht.

Verantwoording:

De meeste citaten zijn vertaalde gedeelten uit brieven die afgedrukt staan in : Groen van Prinsterer, G. : 'Archives ou correspondance inédite de la maison d'Orange-Nassau', Serie I. 8 delen (1552-1584), Serie II, 6 delen (1584 en verder) en Suplement, Leiden 1834.

Deze rijke bron bevat honderden getranscribeerde brieven, o.a. van Graaf Jan van Nassau en Juliana van Stolberg (in het Duits). Willem van Oranje (in het Frans) en andere leden van het huis van Oranje-Nassau. met hier en daar enkele toelichtende bladzijden van Groen van Prinsterer zelf (in het Frans).

In de leeszaal van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag is dit grote werk te zien en te bestuderen.

Getracht is de gebuikte fragmenten zo letterlijk mogelijk in het hedendaags Nederlands te vertalen. Dat was, mede gezien het oud-Duits dat gebruikt werd. niet gemakkelijk. Terwille van de leesbaarheid zijn de vaak lange zinnen in enkele korte omgezet, zonder aan de inhoudt iets af te doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1998

Criterium | 68 Pagina's

De eeuwige zaligheid is er mee gemoeid

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1998

Criterium | 68 Pagina's