Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prediken van Gods woord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prediken van Gods woord

Interview met ds. H. Molendijk

44 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vriendelijk werden wij ontvangen in de pastorie van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland te Oosterland. De redactie heeft ds. H. Molendijk om een interview voor ons blad gevraagd. Spontaan verleent de dominee zijn medewerking. Het vraaggesprek verloopt in een vriendelijke, soms ontroerende sfeer. Ds. Molendijk diende deze gemeente eerst als lerend ouderling, nu alweer enige jaren als predikant. Daarnaast draagt hij in de vele vacante oud-gereformeerde gemeenten Gods Woord uit. Soms ook in gemeenten van de Ger. Gem. in Ned.

Jeugdjaren

Wilt u ons iets vertellen over uw afkomst, leeftijd en jeugd?
Ik ben 60 jaar geleden geboren op het gehucht 'de Zinkweg', onder de gemeente Oud-Beijerland aan de dijk tussen Ouden Nieuw-Beijerland. Daar ben ik acht jaar naar een christelijke lagere school gegaan. Het was geen school zoals wij nu gewend zijn bij onze kinderen. Het hoofd was een man van de Doorbraakbeweging en de onderwijzeressen waren van hetzelfde gehalte. Ik was van huis uit Nederlands Hervormd.

En verder...
In dit gehucht ben ik opgegroeid. Na acht jaar lagere school had ik geen lust meer om te studeren, hoewel ik het wel kon. Er was uiteraard ook behoefte aan financiële ondersteuning in het gezin. Mijn vader verhuurde mij bij een tuinder. Hij zei: 'Luister naar wat die man je zegt, want die man is er o m je te leren werken.' Je moest toen gehoorzaam en onderworpen zijn en over je salaris had je het eigenlijk niet. Na drie jaar ben ik bij een fruitkweker gaan werken. Toen kwam de militaire dienst. Daarna zorgde de voorzitter van een landbouwcoöperatie bij wie ik voorheen gewerkt had, ervoor dat ik kon gaan werken bij de Cebeco. Daar ben ik drie jaar geweest, totdat ik er werd weggehaald door Van Iperen B.V, Daar begon ik als vertegenwoordiger en werd uiteindelijk directeur. Drieëndertig jaar lang heb ik er gewerkt, totdat ik bij de Oud Gereformeerden Gemeenten ben aangenomen om te gaan proponeren. Ik had jong verkering. Ik was 17 jaar en ik dacht dat ik met mijn vrouw, die toen 16 jaar was, nooit zou trouwen. Ik liep toen o m zo te zeggenin mijn ongeluk. We zijn toch getrouwd en hebben drie kinderen gekregen, van wie er één op 12-jarige leeftijd gestorven is. De anderen zijn nu getrouwd; we hebben ook kleinkinderen.

Het begin van het geestelijk leven

Kunt u ons iets mededelen over uw bekering?
Het geestelijk leven is eerst en daarna de roeping tot het ambt van leraar. Ik was 15 jaar -ik zal mij proberen te bekortentoen de Heere in mijn leven kwam. En als je aan mij vraagt: hoe was dat toen? Dan moet ik zeggen dat ik een zeer ongelukkig mens was geworden, die God kwijt was en dus alles miste. Als je toen gevraagd had onder woorden te brengen wat ik allemaal gevoelde, dan zou ik moeten zeggen dat ik dat niet kon. Maar ik was ongelukkig en ik was God kwijt en ik moest Zijn genade missen.

In die periode is in Oud-Beijerland een hervormde predikant gekomen, ene ds. E.J. Schimmel, die een alarmerende prediking bracht. Hij leerde nog dat een mens bekeerd, van nieuws geboren moest worden. Een uitdrukking die hij veel bezigde, vooral aan het eind van zijn prediking was: hoe staat het met u? Ik ben bij hem op catechisatie gegaan. Deze man maakte een zekere indruk op mijn innerlijk leven. Want met zijn vraag liep ik. Zijn vraag: hoe krijg ik een genadig God? is een levensvraag voor zo'n mens. Niet dat hij dan bekeerd is; nee, hij is onbekeerd. Daar wordt de vraag bij God vandaan geboren: is er een mogelijkheid dat ik ooit met God verzoend kan worden? De Heere komt te openbaren dat er voor die vraag ook een oorzaak is wanneer zijn verloren staat voor de eeuwigheid openvalt en hij zijn zonde en schuld ziet. U voelt wel aan dat hier meer van te zeggen is.

Wel wil ik het volgende graag gezegd hebben: ik weet hoe er één dadelijke zonde was, niet in het openbaar maar in het verborgen, waaraan de Heere mij eerst ontdekte. En dat die éne dadelijke zonde als het ware de oorzaak was dat de Heere mij aan allerlei -meer algemenezonden kwam te ontdekken. Menigmaal heb ik bij anderen gemerkt dat 's Heeren weg niet anders is dan om schuldenaar te mogen worden. Die ziel gaat naar de hel toe en ziet niet dat het een grote genade is om schuldenaar te mogen worden. Dat kan hij dan niet bekijken; daar kan hij niet gerust mee leven. Een ongelukkig mens schoot er over, toen ik 15 jaar was. Dat heeft geduurd tot ik 17 jaar was. Toen brak er een periode in mijn leven aan dat ik een verloren mens werd. Een ongelukkig mens is een God missend mens: die weet geen raad met zijn zonde en ongerechtigheden. Een verloren mens komt aan het eind met zijn zonden: het wordt voor een verloren mens een afgesneden zaak. Het is groot dat een mens mag komen onder een toevallend recht. Maar het is een groter genade als een mens gebracht mag worden aan het einde van zichzelf, aan het einde van de Wet; dat hij een verloren mens voor God mag worden. Bovendien is het een genade als hij het rechtvaardig oordeel Gods mag overnemen en omhelzen.

Dat is gebeurd in mijn leven toen ik 17 jaar was. Ik werd aan het einde gebracht van mijn leven. Ik mocht mijn verloren staat inzien met de woorden die de Heere vragenderwijs stelt in zijn Heilig Woord in Jeremia 30:21: '...want wie is hij, die met zijn hart borg worde om tot Mij te genaken? spreekt de HEERE'. Daar was niemand; dat kon niet; er was geen genade voor zo'n mens. Daar heeft de Heere mij afgesneden. Toen is dat eeuwig wonder gebeurd. Ik werd op de volgende zaterdag, op een zendingsmiddag in Dordrecht, gebracht onder de prediking van de oude dominee R.C. Cuperus. Hij preekte over: 'Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus?' O mensen, ik heb onder zijn bediening een Persoonsopenbaring van de Middelaar gehad. Hij had voor mij daarvoor menigmaal geblonken door de traliën van Zijn Woord onder de bediening van Zijn Woord. Maar toen heb ik een Persoonsopenbaring gehad van die gezegende Middelaar! Dat kan ik eigenlijk niet onder woorden brengen. O, de Heere ontsloot die weg zo ruim in die gezegende Persoon. Daar weet ik de datum nog van, en daar weet ik het uur nog van. Dat zijn dingen waarvoor geldt: geen leed zal het ooit uit mijn geheugen wissen.

Maar ik was toch met dit alles geen gered mens, ook niet met die Persoonsopenbaring. Ik zeg wel eens: 'Het is een wonder vandaag aan de dag als je nog iemand mag spreken die me daarin verstaat.'

Woorden Persoonsopenbaring

Wat is dan het verschil in ervaring tussen een Woordopenbaring en een Persoonsopenbaring?
Onze vaderen onderscheiden een Woordopenbaring en een Persoonsopenbaring. Bij een Woordopenbaring kan de Heere onder de bediening van Zijn Woord, in de Evangelieprediking, geven dat Christus in het Woord Zich in Zijn Middelaarsgraveerselen komt te ontdekken. Maar de Persoonsopenbaring heeft te maken met een persoonlijk openbaren van de Middelaar aan de ziel, waarbij Hij met al Zijn heerlijkheid in de staat van Zijn vernedering en verhoging aan de ziel geopenbaard wordt.

De Woordopenbaring is dus voor de Persoonsopenbaring?
Dat is zeker waar. Het is een heenwijzing of een aanwijzing van de weg van verlossing. Dat kan meerdere keren gebeuren in 's mensen leven, afhankelijk hoe de Heere een mens komt te leiden. Ik moet zeggen, dat ik met een Woordopenbaring niet veel rust gehad heb. Nee, ik heb nooit rust gehad: ik moest altijd denken aan de doodslager die vluchtte naar de vrijstad. Die was niet gered. Hij moest in die Vrijstad zijn. Hoewel ik vertroostingen en bemoedigingen kreeg in die weg, ging ik niet aan het Heilig Avondmaal. Het was altijd maar in mijn ziel: dit is het niet; Christus is het. Ik heb nooit een bestendige rust gehad buiten de Rustaanbrenger. In die tijd heeft een mens het niet zo breed. Dat kan ook niet.

Is er onderscheid tussen een openbaring en een schenking van de Persoon des Middelaars?
Ja, we lezen in Johannes 1: 'We hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader, vol van genade en waarheid.' Johannes beschrijft Zijn leven als hij oud geworden is. Begrijpt u, wat ik daarmee bedoel? Hij beschrijft de tijd dat hij een leerjongen van Christus was vóór het sterven van de Middelaar. Juist dit lag zo bedekt bij de discipelen. Wat lag er dan bedekt? Wel, ze waren onder Zijn profetische bediening en als zodanig had Hij zich aan de Kerk geopenbaard. Dat lezen we in Matth. 16. Is het niet dierbaar wat de Heere komt te zeggen van het werk van God, verheerlijkt in het hart van Petrus: 'Vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is.'

Er zijn mensen die kunnen verachtelijk spreken: het is maar een Woordopenbaring. Maar dat mogen we nooit zeggen, want het is juist door Zijn Woord dat de Heilige Geest in het werk Gods het overtuigde en inwendig geroepen volk gaat wijzen op de Middelaar. Denk maar aan Johannes de Doper bij de Jordaan: Zie, het Lam Gods. Kenden zij dat Lam toen in al Zijn Middelaarsverdiensten? Die kenden zij niet. Wel hebben ze verstaan: Hij is het! Maar er komt een tijd dat God nader verklaart en door Zijn volk nader laat beoefenen, wat dat nu betekent.

Wordt dit dan niet door de Heere weggenomen als Hij dit nader gaat verklaren?
Ja, dit wordt allemaal weggenomen door de Heere, als grond. Maar daarom kunnen en mogen ze niet zeggen dat het niet gebeurd is in hun leven. Wel worden ze gewaar dat ze daarmee voor een heilig en rechtvaardig God niet kunnen verschijnen. Als je van de Heere een Persoonsopenbaring krijgt, dan mag je gaan verstaan dat Hij de Persoon des Middelaars is, waardoor je ooit met God verzoend zou kunnen worden; maar we hebben tegen God gezondigd en Hij, de Eerste Persoon, handhaaft Zijn gerechtigheid tegenover de gevallen zondaar.

Kennis van de Goddelijke Personen

Na de prediking op die zendingsmiddag ben ik naar huis gegaan, 't Was op 15 juni 1958. Mijn schoonvader was jarig en ik zat daar in de kamer en dacht: mensen, hebben jullie dan geen enkele betrekking op het werk dat in mijn leven alleen dierbaar kan wezen, nl. om die gezegende Persoon des Middelaars te mogen ontvangen? Daarna gingen we naar gewoonte wandelen in een soort parkje bij OudBeijerland. Daar is de Heere verder overgekomen. Daar werd de Persoon des Middelaars met al Zijn graveerselen door de Vader, de heilige Rechter, in mijn leven aan mijn ziel weggeschonken. Dat kan een mens beter beleven, dan bespreken. Een mens kan niet in woorden uitdrukken dat die grote, heilige Rechter in Zijn geliefde Zoon de zonden genadig wil verzoenen en vergeven, om Diens aangebrachte gerechtigheid. Het is 's avonds om 10 uur gebeurd. Onmiddellijk erop heb ik een vrede geproefd die alle verstand te boven gaat. Maar de Vader had nog niet tot mijn ziel gesproken. Ik zal u trachten de volgorde aan te geven. Toen ik mijn meisje had thuis gebracht en ik terug ging naar de Zinkweg, heeft die grote God de bekende woorden uit Jesaja 38:17 in mijn ziel gesproken: 'Zie, in vrede is mij de bitterheid bitter geweest; maar Gij hebt mijn ziel lieflijk omhelsd, dat zij in de groeve der vertering niet kwame; want Gij hebt al mijn zonden achter Uw rug geworpen.' In die nacht van zaterdag op zondag is de Heere overgekomen uit Rom. 8 met deze woorden: 'Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba Vader.' Toen openbaarde de derde Persoon zich in mijn ziel en zei mij voor wat ik toen kon en mocht zeggen: Abba, Vader! Ik was toen 18 jaar oud. Daar volgde een week op dat het mij zeer bestreden is. De week erna heeft de Heere mij ingeleid in Jes. 54:9: 'Want dat zal Mij zijn als de wateren Noachs, toen Ik zwoer dat de wateren Noachs niet meer over de aarde zouden gaan; alzo heb Ik gezworen dat Ik niet meer op u toornen, noch u schelden zal.' Toen heb ik beleefd -let op in dat Verbond over te gaan, zoals Hellenbroek zegt: 'zacht en bedaard'. En dat is in die week bevestigd met de woorden aan het eind van Jesaja 54: 'Dit is de erve der knechten des HEEREN en hun gerechtigheid is uit Mij, spreekt de HEERE.'

Later heb ik veel meer licht gekregen over de zaken die ik toen ontvangen had. Wat ik daar geproefd en gesmaakt heb, kan ik niet zeggen. Daar is de eeuwigheid voor nodig. Dan staat de mens aan het begin van een nieuwe periode van het geestelijk leven. Maar als je er zo van geproefd en gesmaakt hebt, dan denk je het niet op te kunnen. Maar het wordt anders. Dan komt er een weg dat een mens moet gaan beleven dat hij als een gered mens als de meest reddeloze over de wereld gaat.

U bleef in de Hervormde Kerk?
In Oud-Beijerland, waar toen 6900 mensen woonden, was de Hervormde Kerk de grootste kerk. Daarin waren in die tijd zeven mensen die wij kenden, waarvan jong en oud wisten dat zij bekeerde mensen waren. Die zeven mensen kwamen ons 's avonds op onze trouwdag feliciteren. Het waren mensen die God vreesden en de zaken kenden.

Petra's leven en sterven in den Heere

We vernamen dat u en uw vrouw een dochtertje moesten missen door de dood...
Ja, ik wil er iets van zeggen. Ik was 28 jaar en mijn vrouw 27, toen ons derde kind, Petra, is geboren. De eerste twee jaar was zij zoals de andere kinderen, hoewel anderen zeiden: 'Dit kind is te lief.' Dat zagen wij niet. Ze kreeg mazelen en in veertien dagen tijd is ze verstandelijk en lichamelijk ernstig gehandicapt geworden. De kleine hersenen werden in een korte tijd ernstig beschadigd. Ze kreeg toevallen en zag blauw. We hebben alles geprobeerd om er iets aan te doen: een mens mag en moet zich in de middellijke weg stellen. Wij kwamen in het ziekenhuis -en dat is de kern waar het over gaatdat de hoofdzuster tegen ons zei: Jullie moeten er aan denken dat Petra ineens weg kan zijn. Ook kwam een cardioloog erbij om ons te waarschuwen. Hoewel ze nog tien jaar heeft geleefd, was dit toen voor mij het doodsbericht van mijn kind, waarvan je ziet dat ze voor de eeuwigheid ligt en moet gaan sterven. Nadat we toen onze andere kinderen hadden opgehaald, heb ik mogen beoefenen met dat kind wat er staat van Izak. Ik zocht de Heere in de tegenwoordigheid van mijn huisvrouw zeer voor de ziel van dit kind. Toen viel in de dadelijkheid in mijn ziel: en dat mijn kind, een Adamiet! Voelt u? Toen kreeg ik zo'n opening aan de troon der genade dat ik de Naam des Heeren mocht gaan aanroepen en mijn ziel mocht uitstorten voor de Heere. O, wat is het groot dat een mens zijn ziel mag uitstorten voor de Heere. Toen kreeg ik in de dadelijkheid antwoord van de Heere uit de woorden uit Micha 5:6, die ik toen helemaal niet kende: 'En Jacobs overblijfsel zal zijn in het midden van vele volken, als een dauw van den HEERE, als droppelen op het kruid dat naar geen man wacht, noch mensenkinderen verbeidt.' Ik verstond er totaal niets van. In de tien jaren die volgden, leerde ik dat het meer tot verheerlijking van Gods genade is, dat de Heere werkt in het leven van al Zijn volk. Dus ook bij zulke kinderen die we langs de gewone weg van de middelen niet meer kunnen bereiken en waarvan wij ons afvragen: hoe zijn ze te bereiken? De Heere kan ze wel bereiken! O, dat soevereine Godswerk! Dat blijkt niet alleen uit het getuigenis ervan dat de Heere in ons eigen leven heeft gegeven, maar ook in de harten van enigen van Gods volk uit Veenendaal, waar wij contact mee hadden. 

Het was toen voor ons een zware tijd, vooral lichamelijk. Maar het is ook een rijke tijd geweest, vooral voor ons gezinsleven. Toen Petra na tien jaar stierf, zei ik: 'O, vrouw en kinderen, de professor is weg uit ons gezin.' We zagen bij dit kind een grote vrede des Geestes in alle nood, en een zoete vereniging met de weg van God. Onbegrijpelijk! Het aanbidden van die onbegrepen diepe wegen, die God met haar hield! Want dat is haar leven geweest. Daarin kunnen we het samenvatten. Toen ze veertien dagen gestorven was, lazen we 's middags uit Gods Heilig Woord Jesaja 48. Daar zegt de Heere in vers 10: 'Ik heb u gekeurd in de smeltkroes der ellende.' Dat is haar leven geweest. Ze woog nog maar 27 pond toen ze stierf. Haar polsen waren zo dik als mijn pink. Ze kon eigenlijk niet eten. Wij gaven haar met een suikerlepeltje room of iets dergelijks. We moesten haar neusje dan dichthouden, omdat ze niet meer slikken kon. Voordat ze haar zware, vergiftige medicijnen innam, deed ze haar handjes samen, net zo goed als voor haar pap. Wat is mijn ziel vaak opgetogen geworden in de moeite van het leven, als ik 's avonds bij haar kwam om half tien en ik zag dat ze mocht delen in die zoete gemeenschap met Christus. Dit vergeet je niet meer. Je weet dan kinderen te hebben. Dan zongen we Psalm 98 vers 4: 'Laat al de stromen vrolijk zingen enz.' Dan kwam een glans op haar gezicht.

Ze had altijd longontsteking. Tenslotte hielp geen antibiotica meer. Ze was helemaal uitgeleefd.

Hoe moeilijk het in die tijd ook was, toch was er altijd honing aan de roede. Het legde beslag ook op mijn andere kinderen. Het was bij ons altijd anders in huis: de kinderen moesten omwille van Petra stil zijn.

Toen ze twaalf jaar was, kwam op een zondagmorgen mijn andere dochter naar me toe. 'Kom toch eens, het gaat niet goed.' Ach, we hebben haar wel duizend keer begraven. Die morgen zou er bediening van het Heilig Avondmaal zijn. Ik kerkte toen bij ds. Moerkerken. Die zaterdag ervoor reed ik van mijn werk in de auto naar huis, toen ik zo'n betrekking kreeg op het Heilig Avondmaal uit Psalm 43 vers 4 in de oude rijm: 'Daar zal ik dan vrijmoedig wezen, om tot Gods altaar vrij te gaan, enz.' Maar ik was geen lidmaat. Thuisgekomen nam ik mij voor, de kerkenraad te vragen als gast aan het Avondmaal te mogen gaan. Ik heb het niet gedurfd. Maar de volgende morgen kon ik niet eens naar de kerk, want Petra was hard ziek. Ze zeiden van binnen: Nou ben je in de war geweest. Ik heb thuis nog een preek gelezen van ds. I. Kievit over Van Paasmaaltijd tot Heilig Avondmaal. 's Avonds las ik er een van ds. Lamain over Spr. 2:8: 'En Hij zal de weg Zijner gunstgenoten bewaren.' Uit deze preek kreeg ik kracht en ondersteuning. We hebben die zondag Petra nog medicijnen gegeven en dachten dat het zou gaan als andere keren: de koorts zou wel wat zakken. Dat gebeurde in de loop van de dag ook iets. 's Maandags moesten we met Petra naar het ziekenhuis. Mijn vrouw belde mij op mijn werk op dat het niet goed ging. Ze werd naar het ziekenhuis in Rotterdam gebracht. Nog zagen wij toen niet dat het kind zou gaan sterven. Je wilt daar niet aan. Echter, ze is kwart voor drie namiddag gestorven. Ze heeft van de dood niets geweten.

Ik heb gezien dat het water van de doodsjordaan niet verder dan tot de enkels reikte. De volgende dag is ze thuisgebracht. We zaten daarna om twaalf uur aan tafel met de andere kinderen. Toen gaf de Heere in mijn hart dat ik vragen mocht, of Hij wilde bevestigen het volmaakte geluk, waarin zij mocht delen. Dat heeft de Heere gedaan met deze woorden uit Deut. 32:9: 'Want des HEEREN deel is Zijn volk, Jakob is het snoer Zijner erve.' We hebben niet veel gegeten; dat zult u wel begrijpen. Op haar begrafenis, die door ds. Moerkerken werd geleid, heb ik zelf ook nog over deze woorden gesproken: 'Gods volk de erfenis van God'.

Kerkelijk lidmaatschap

U was toen lid van de Gereformeerde Gemeente?
Nee, in de beginjaren weigerde de kerkenraad ons lidmaatschap.

U bent dus nooit lid geweest van de plaatselijke Gereformeerde Gemeente?
We gingen daar naar de kerk. Ds. Moerkerken is na een periode van 12 jaar weggegaan. Als hij er 's zondags niet was, las men preken, ook van latere predikanten uit de Gereformeerde Gemeenten. Ik maakte daar aanmerkingen op. Met veel moeite mocht ik in zijn tijd nog lid worden. Na het vertrek van ds. Moerkerken lazen ze vooral preken van huidige predikanten. Een van deze preken deed voor mij de deur dicht. Ik had een drang om te gaan staan in de kerk -maar dat mag nietom te zeggen: 'Mensen, we hebben nu een pure remonstrant gehoord.' Ik kon het er niet meer onder uithouden. Laat ze andere preken lezen: van de oudvaders of van de vroegere Gereformeerde Gemeenten, maar niet zulke preken. Er is een moment gekomen dat ik tegen mijn vrouw zei: 'Daar kan ik niet meer naar de kerk gaan, dat gaat echt niet meer. Dan moeten we maar thuis preeklezen.' Ik had de kerkenraad al zo vaak gewaarschuwd. Het is jammer, maar het is niet anders.

Hoe kwam u in contact met de Oud Gereformeerde gemeente?
Een bekende man die al jaren een vriend van me was, J. Bouman, was ouderling van de Oud Gereformeerde Gemeente. Ik vertelde hem mijn wedervaren in de Gereformeerde Gemeente. Heb je nog een plaatsje voor me.' De man was bescheiden en zei niet: 'O, kom maar.' Van zulke mensen houd ik ook niet. Hij zei: 'Als je komt, kun je gaan zitten en zal de koster voor een plekje zorgen.' Het was een hele stap, ook voor mijn vrouw. Nieuw-Beijerland is een dorpje, waarvan iedereen van elkaar weet naar welke kerk je zondags gaat. Juist in Nieuw-Beijerland is er een controverse geweest tussen de Oud Gereformeerde Gemeente en de Gereformeerde Gemeente, al in de tijd van ds. Kersten en ds. Boone, die nog nawerkte. De attestatie werd bij ons door de deur gegooid. Ze waren van ons af. Ik heb er geen hinder van.

Roeping en zending tot het ambt

Mogen we u vragen hoe u tot het ambt van leraar bent gekomen? Ja, het ambt! Toen ik 20 jaar was, woonde er een man in Oud-Beijerland, Jan van Bezeij, die tegen mij zei: 'Herman, als je voor dominee wilt gaan studeren, wil ik dat graag voor je betalen.' Die man wilde een eventuele theologische opleiding financieel voor zijn rekening nemen. Ik zei: 'Ik zal je het maar eerlijk vertellen, Van Bezeij, ik heb geen roeping.' Ik had in het geheel geen kennis aan enige roeping, hoewel het mij niet onverschillig liet. Dominee worden was voor mij een toegesloten zaak. Ik vervolgde tegen die man: 'God is mijn Hulp. Er staat in Hebr. 5:4: En niemand neemt zichzelf die eer aan, maar die van God geroepen wordt, gelijkerwijs ook Aaron.' Zo bleef de zaak liggen; ik had er ook geen werkzaamheden mee. Dat duurde tot ik 43 jaar was. Ik kan u aanwijzen waar dat gebeurd K is, toen de Heere de bekende woorden uit 1 Tim. 3:1 sprak: 'Dit is een getrouw woord: zo iemand tot eens opzieners ambt lust heeft, die begeert een treffelijk werk.' Dat bleef zo maar in mijn ziel liggen tot ik daarmee in arbeid kwam: 'Heere, ik ben nu 43 jaar; ik heb geen enkele opleiding, dat weet U; Gij weet mijn kerkelijk leven. Bedoelt U mij te zeggen dat Gij mij roept tot het ambt; zou U mij nader willen onderwijzen aangaande de waarheid waarmee U mij voorgekomen zijt?' Voor mijn bureau gaf de Heere dit antwoord: 'Mijn Raad zal bestaan en Ik zal al Mijn Welbehagen doen.' En ik werd gewaar dat ik het nooit zou kunnen afbidden. Ik heb daar alles aan gedaan. En dan komt de weg er naartoe. Het heeft twaalf jaar geduurd, van 43 tot 55 jaar. Verder zal ik er kort in zijn.

U hebt u aangemeld bij het Curatorium?
Ik ben vier keer opgeweest bij de Gereformeerde Gemeenten. Ik ben vier keer afgewezen. Als je vraagt: hoe viel dat in uw vlees, die afwijzingen. Dan heb ik er altijd onvoorwaardelijk onder kunnen buigen. Voelt u? Onvoorwaardelijk mogen buigen. Dat zijn wel zaken die je mee moet maken en beleven, want dat kan ik haast niet in woorden weergeven. Ik ben er ook nooit mee in opstand tegen de Heere gekomen. Dat lag er, maar ik wist de weg niet meer. Uitwendig gaat dat anders: je wordt ouder.

Wat was de reden dat het curatorium van de Gereformeerde Gemeenten u vier keer afwees?
Ze zeiden altijd: 'Aangaande uw genadestaat achten wij u, maar e n ik zal woordelijk citeren'ten aanzien van de roeping tot het ambt missen we het getuigenis'. Ik heb daarna gevraagd of ze mij wilden toelichten wat dit betekent. Ze zeiden dat het een interne afspraak is dat men niet ingaat op een vraag waarom iemand wordt afgewezen. Ik voel er niet voor daar dieper op in te gaan. Wel blijf ik zeggen dat als iemand met iets loopt, hij daarin toch onderricht moet krijgen van ambtsdragers. Dat geldt niet alleen het persoonlijk genadeleven, maar ook ambtelijk.

Anderzijds is het ook zoals het oude volk zei: 'De Heere moet ervan af weten.' En als dat het zwaarste weegt, dan heb je niet de minste moeite met al de dingen die tegen je lijken te zijn.

En daarna?
Ik was 50 jaar, toen ik op een morgen op kantoor kwam. Toen zei mijn dochter die op kantoor bij me zat: 'Pa, ga onmiddellijk naar huis toe, want je mond staat helemaal scheef.' Ik had een lichte beroerte gehad. Mijn lichamelijke krachten waren helemaal op. Er waren wel bepaalde omstandigheden die daartoe geleid hebben. De zaak waar ik toen als directeur was benoemd, moest weer opgebouwd worden. Daar heb ik me veel te veel aan gegeven. Ik sliep niet meer, het was dag en nacht werken. Ik was toen sterk en dacht dat ik alles kon. In het begin van die periode kon ik geen woord meer spreken. Zeven maanden thuis geweest; en als je dan met die zaak loopt...!

U kreeg na uw ziekte nader onderwijs over uw roeping?
Niet alleen die woorden uit 1 Timotheüs zeiden me veel, maar ook de bevestiging ervan uit Jes. 46. Op een Tweede Paasdag preekte de leraar over de woorden uit Luk. 24: 47, 48: 'En in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden onder alle volken, beginnende van Jeruzalem. En gij zijt getuigen van deze dingen.' Toen kwam dit alles weer terug. Maar hoe het zover zou komen, dat wist ik niet. Kort voordat ik voor de eerste keer ben opgegaan heeft de Heere mij op een zondagavond bijzonder onderwezen met een helder en een dadelijk getuigenis in mijn hart door Zijn Woord: 'Ga dan heen in deze uwe kracht.' Toen kreeg ik de vrijmoedigheid mij in de kerkelijke weg te stellen. Vanaf het begin van mijn roeping heb ik dat altijd de Heere voor mogen leggen om valse wegen te haten. Ik kreeg licht uit Psalm 119 om in een ordelijke en wettige weg tot het ambt te geraken. Na die vier afwijzingen kwam ik ermee aan een eind. Ik riep: 'O Heere, U weet alle dingen; ik kan er niet meer doorheen kijken, ik weet het niet meer.' Hij sprak toen: 'Het is Gods eer voor de Heere een zaak te verbergen.' Toen kon ik het enige jaren loslaten, maar het was nooit weg uit mijn leven.

Tot op een dag ik op aanraden van mijn vrouw 's avonds naar 's-Gravendeel ging om ds. Roos te beluisteren. Deze was mij onbekend. Hij nam het voorwoord uit Ps. 68: 'Deze berg heeft God begeerd tot Zijn woning.' Toen hij het afgelezen had, kreeg ik zo'n overslag in mijn hart, dat ik wist dat het van de Heere was. Zijn tekstwoorden waren: 'Wat buigt gij u neder o mijn ziel en wat zijt gij onrustig in mij, hoop op God, ik zal Hem nog loven vanwege de menigvuldige verlossingen mijns aangezichts en mijn God.' Ik geloofde zeker dat al zou de hele wereld ertegen zijn: God zal de wettige weg tot het ambt openen. Wat kreeg ik krediet op God. Het was mijn zaak niet meer. Ik heb nog drie weken gewacht om naar ouderling Bouman te gaan.

Maar op een maandagmorgen in november, kwart voor zeven, heb ik de Heere beloofd: ik zal vandaag gaan. Ik heb nog gewacht tot 's avonds elf uur. Daarna ben ik met de kerkenraad bij ds. Klok, onze consulent, geweest. Die heeft een attest gegeven om verder te gaan. Ik was makkelijk gesteld bij de onderzoekscommissie. Ik kreeg een half uur tijd om mij voor te bereiden om een woord over een opgegeven tekst te spreken. Daarna vroeg ds. Van de Meer of ik nog een keer wilde spreken. Dat was een week of drie later. Daarna werd ik aangenomen om te gaan proponeren. De rest weet u.

Prediking van Gods genade

Wat vindt u van de stelling: Christus mag niet worden gepredikt voordat er in het hart verslagenheid gewerkt is door de prediking der wet?
Christus is de grote inhoud van het Evangelie en Hem moeten we zeker prediken: 'En in Zijn Naam gepredikt worden.' Van Gods kant is het naar het eeuwig, soeverein Welbehagen; het zalig worden ligt niet in des mensen hand. Het is gevaarlijk te zeggen: dan moet er eerst dit en dat zijn. Zeker is het waar dat de prediking toegepast wordt aan verslagenen van geest, aan hongerigen en dorstigen die door Gods Geest bearbeid zijn. Maar voorwaarden te stellen in de prediking tot bekering die tot hen komt, ken ik niet. Het zal gaan om in Zijn Naam te prediken bekering en vergeving der zonden, onder alle volkeren, beginnende van Jeruzalem. Maar er zijn predikanten die stellen dat de verdienste van Christus' lijden zo groot is, dat je tot elk mens kunt zeggen: Christus is er voor u. Vreselijk, dat wordt dan de uitgebreidheid der verzoening genoemd: een leugenleer!

De vraag die hiermee te maken heeft, is voor wie de beloften des verbonds zijn. Die zijn voor de uitverkorenen. En wie weet dat? Dat weet die grote God, Die Zijn kerk uitverkoren heeft. Maar hoe denkt u over de uitspraak dat Christus aan alle mensen wordt aangeboden, in de zin van ter beschikking gesteld, ook aan degenen die niet verslagen van hart zijn? Ik hoorde een predikatie lezen van ds. G.H. Kersten over de woorden van Paulus als hij zegt dat hij de voornaamste der zondaren is. Lees die preek erover na. Zo denk ik er ook over. Dat is mijn standpunt. En niet dat aanbieden zoals vandaag aan de dag zoveel gebeurt. Aanbieden op oppervlakkige wijze is het Evangelie bespottelijk maken. En we moeten eerlijk zijn: het dringt al ver in onze kringen door. Wat wil men graag bekeerd zijn zonder wedergeboorte, ook in onze kringen. Bekeerd zonder wedergeboorte ...

In harmonie met Reformatie en Nadere Reformatie

Wat is de waarde van geschriften van de reformatoren en de oudvaders?
Dat weet geen mens. Ik heb van jongsaf, vanaf het moment dat de Heere in mijn leven is gekomen, een sterke begeerte om deze geschriften te lezen. Ik heb ze niet alleen altijd graag mogen gelezen, maar ook vaak onder dit lezen geestelijk gegeten en gedronken.

Aan welke oudvaders denkt u dan?

Van de Nadere Reformatie noem ik Comrie en a Brakel; van de reformatoren Luther en Calvijn, vooral dogmatische werken. Als het over preken en verhandelingen gaat dan lees ik het liefst Comrie. Denk aan zijn Eigenschappen des geloofs, zondag 7 van zijn Heidelberger Catechismus en ook zijn Examen van Tolerantie. Van Engelsen en Schotten: Samuël Rutherford en Hugo Binning. Ik heb in mijn leven veel aan de preken van Hugo Binning gehad. Ik zou wel willen dat alle predikanten Hugo Binnings werken kenden; ook zijn kostelijk werk Ettelijke gronden der Christelijke religie.

Reformatoren en oudvaders worden vaak tegen elkaar uitgespeeld. Er is verschil in woordgebruik en manier van uitdrukken. Soms is er sprake van een verschil in accent, maar er bestaat geen wezenlijk verschil.

In hoeverre zijn deze geschriften gezaghebbend?
Gezaghebbend? Er is maar één Woord van God. Boven al de genoemde geschriften staat dat éne onfeilbare Woord van God. Wel hechten we grote waarde aan deze geschriften, want we geloven van harte dat de auteurs groter licht in de waarheid hebben gehad en de genade meer in de praktijk van hun leven hebben beoefend, dan wij.

Inhoud der prediking

Waar legt u in de prediking de nadruk op?
Dit is een gewichtig punt. Ik zeg het met een zekere schroom. Als je daar mag staan als prediker gaat het in de bediening van het Woord over het heilig oogmerk van God Zelf. Dat is in de eerste plaats de eer van Zijn Naam, waarin Hij Zich in het werk der genade door Zijn Geest in het hart van Zijn volk komt te verheerlijken. Daarbij noemen we de soevereiniteit Gods en de doodsstaat van de mens. Ten derde is het de verzoening met God door voldoening, het zalig worden uit genade door een gekruisigde Zaligmaker, Die als Borg en Middelaar aan Gods gerechtigheid volkomen heeft genoeg gedaan. En niet te vergeten: het hartvernieuwende werk in een weg van heiligmaking als een rechte vrucht van het nieuwe leven, zowel in woord, belijdenis als in wandel.

In uw prediking valt op dat u sterk de nadruk legt op het Woord van God ...
Ik kan niet anders dan preken uit het Woord. Ik hoop dat u begrijpt wat ik daarmee bedoel. Het is gedurig een worsteling om te zoeken naar een nieuwe stof, of God mij een plekje in Zijn Woord geeft om die Waarheid te mogen verstaan. Om niet zomaar preekstof te grijpen, waartoe we juist zo geneigd zijn. O, het moet voordurend arbeid geven voor een leraar om de Heere te mogen vragen wat hij mag prediken. Hoe zal hij de opening van het Woord kunnen begeren, als hij niet in de rechte weg verlegen is om zijn preekstof. Wat heeft de mens dan het licht van die Geest der Waarheid nodig om dat steeds weer te mogen verstaan.

En waar gaat het dan om? 'Zou het een woord mogen zijn, o grote God, waarin Uw lieve Naam verheerlijkt mag worden, tot vertroosting van Gods volk, tot lering en tot bekering van onbekeerden'. Daartoe heeft de Heere Zijn Woord gegeven. Het is voor mij nog steeds zo'n groot wonder dat ik mag voorgaan. Of er nu twee mensen zitten of meer, een gering aantal toehoorders heeft mij nog nooit gehinderd. Het is zo groot als de mens er steeds weer tussenuit valt. Dat kan ik niet met woorden uitdrukken. Het zal niet gaan om de eer van een mens. Ik las eens: Dan zal een leraar wegvallen, ja, dan zal het beschreven Woord wegvallen, als de eeuwige God Zijn dierbaarheid toont.

Prediking en de werking van Gods Geest

Waar ligt het begin van het zaligmakende werk?
Ik ben een liefhebber van de werken van ds. Kersten. Ik ben het er ook mee eens dat hij dit begin legt bij de wedergeboorte, en niet bij allerlei voorbereidende werkzaamheden. 'Waar vindt Hij de mens', vraagt Saldenus. 'Hij vindt hem onder de vloek', antwoordt hij. De uitverkoren zondaar vindt hij in de tijd onder de vloek, op de vlakte des velds. Daar wordt hij van dood levend gemaakt, uit kracht van Christus' borgtocht.

Hoe behandelt u zulke mensen in de prediking?
Alleen een kenmerkenprediking, daar houd ik niet van. Vooral niet in de zin van 'je hebt dit en dat meegemaakt'-, het zal wel goed komen. Zo is mijn prediking niet. Nee, de ware rust ligt alleen in de Rustaanbrenger. De ware vrede ligt alleen in de verzoening met God, in een rechte weg; door een gekruisigde Middelaar, Die dat recht verworven heeft. Ik weet wel dat velen van Gods arme volk, van die oprechte zielen, daar voor staan. Juist hen moeten we dit prediken, opdat we ze niet in de bloemhoven sturen. Er ligt in elke prediking ook iets van de leraar zelf van wat hij zelf heeft ondervonden. Dat kan niet anders: wij zijn mensen. Aan de andere kant mogen we voor hen in de prediking niet achterwege laten de nodiging, die in elke prediking uitgaat: 'Komt, herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijn en Ik zal u rust geven.' Dat is zuiver naar Gods Woord. Om de woorden van Jes. 6 1 aan te halen: 'De Geest des HEEREN Heeren is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden -o, wat een dierbaar Woordde gebrokenen van hart, om den ware gevangenen vrijheid uitte roepen, en den gebondenen opening der gevangenis. Om de genadebeloften van het genadeverbond aan armen te prediken, die God op Zijn tijd zal toepassen..

Wat verstaat u onder het begrip Gods volk'?
De uitverkorenen. In het Oude Testament komen we ook een verbondsmatige opvatting tegen. Israël wordt daar Gods volk genoemd.

Oudvaders spreken vaak onderscheidend over ' overtuigden' en 'Gods volk".
Ja, dat is een goede vraag. In Zondag 20 van de Heidelbergse Catechismus, die in mijn gemeente nu (juni, red.) aan de orde is, wordt gevraagd: Wat gelooft gij van den Heiligen Geest? Dan hopen we ook wat te zeggen over het werk van de Heilige Geest in het hart van Gods volk als de Geest van het kindschap, de Geest tot aanneming tot kinderen. We weten dat velen van Gods kinderen dat niet kunnen en niet durven zeggen. Toch hoop ik zondagavond te leren dat deze aanneming geldt voor alle wedergeborenen, dat God de Vader is van al Zijn kinderen: de meest geoefenden tot en met de minder geoefenden. Dan zal ik zeggen: Hij is de Vader van elk kind van God, al zou het vanmiddag om vier uur wedergeboren zijn. Dat kind kan inderdaad niet spreken, dat kind kan geen 'Vader' zeggen, maar het is wel een kind dat uit God geboren is. Dat is ook waar. Anderzijds moeten we het gevaar onderkennen dat, als we gaan preken alsof deze mensen alles bezitten, die mensen in de rust gepreekt worden. We behoeven ze niet de bloemhoven in te jagen. Nee, er zijn oefeningen van het geloof nodig, want daardoor schenkt de Heere de genade van het geloof en geloofsleven in de harten van Zijn volk. Het geloof is een instrument waarmee ze het heil der genade zich eigen mogen maken als ze het eerlijk van God gekregen hebben: de geloofstoeëigeningen. Ja, voor wat ze van de Heere gekregen hebben, moet plaats gemaakt worden. In de weg van ontlediging maakt de Heere plek voor de genadeweldaden van de Middelaar.

Is dit de reden dat als de Heere bemoedigt, dit later zo wordt toegesloten?
In de weg van overtuiging heb ik vele bemoedigingen gehad van de Heere, maar de grond was er spoedig uit. Voelt u wat ik bedoel? Dat kan ook niet anders, want daar ligt niet de grond om God te ontmoeten in. Die ligt in het werk van een Ander. Gods Geest komt Zijn volk zo te bearbeiden, dat ze er spoedig al de grond uit verliezen. Dan waarschuwen wij wel eens dat ze met de bemoedigingen zo vervuld kunnen zijn, dat ze psalmen zingen als de Koning al lang weg is. Dat is ook waar. Als we oren gekregen hebben om te horen, dan hoor je de mensen meestal praten over oude dingen: het leven is eruit. Dat kan ook niet anders. Het leven ligt niet in de Kerk, ook niet in het leven der genade; het leven ligt in de Levensvorst. Wat een stuk! Dan moeten we overal aan sterven. Een oude dichter zegt: 'Gans ontbloot, en in onszelven dood, dan kan Christus in ons leven.' Dat geldt ook voor minder geoefenden. De Heere geeft Zijn volk honger en dorst naar Zijn gerechtigheid. Al hetgeen er buiten valt, moet sterven. Dan is de kracht eruit. Maar toch kom ik wel eens graag bij die mensen die zeggen: 'Ik kan er niets meer mee doen.' Hoe groot is het als de Heere in een rechte weg ons alles afneemt, waarmee wij menen te kunnen bestaan, zodat armen met goederen worden vervuld; rijken daarentegen worden ledig weggezonden. Nu zijn er ook mensen die aan het Avondmaal willen.

U moet me goed begrijpen: ik zal ze er niet van afhouden als er uitwendig niets op hen aan te merken is. Maar ik zou willen vragen: 'Mensen, wat is met vrucht Avondmaal houden?' Hoeveel van de avondmaalgangers in onze gezindte zou ik kunnen bevragen: wat is de natuur van het Heilig Avondmaal? Dat mag ik toch vragen? Dat is het gebroken brood, het gebroken lichaam en het vergoten bloed van de Borg en Middelaar. Laten we eens eerlijk zijn. Dan is het niet: hoe is het vanochtend geweest en wat voelde je? Gaat het dan buiten het gevoel om? Nee, dat zeg ik niet. Het gezonde geloofsleven gaat niet buiten het gevoel om, maar het is een betrekking en gemeenschap met Christus' verbroken lichaam en vergoten bloed. Het gaat toch om het enig geldende Offer van een rechtvaardig God. Het gaat in de eerste plaats over de gemeenschap met het Offer, niet wat ik gevoel.

Kan er in overtuiging rust worden gevonden?
In de overtuiging is geen rust. O, wat zou het groot zijn een ogenblikje rust en bemoedigd te wezen! Maar in de overtuiging is geen rust. Wel kan er zijn: 'Gij verkwikt Uw volk goedertier.'

U maakt onderscheid tussen het wezen en welwezen des geloofs?
U zou andere onderscheidingen kunnen noemen: over de geloofsgenade en de geloofsbeoefening; over de hebbelijkheid en de dadelijkheid des geloofs. Het heeft allemaal met uw vraag te maken. Maar wat weten mensen vandaag aan de dag nog hiervan? Geef jonge mensen daarom het boek De eigenschappen des geloofs van A. Comrie! Doe, jonge mensen, er nu eens moeite voor, lees het nu eens! De Heere heeft die mensen als Comrie toch gebruikt tot grote lichten in de Kerk. Ze willen echter graag een gemoedelijk verhaaltje, dat goed afloopt. Maar met uw vraag wordt vooral het verschil tussen Zondag 7 en 23 bedoeld. We moeten oppassen dat we in het maken van dit onderscheid niet te ver gaan. Ik vind hierin altijd zo'n overeenstemming met de catechismusverklaring van ds. F. Mallan. Ik lees zijn verklaring altijd voor mijn preek. Die verklaringen zijn uit mijn hart gegrepen. Wat bedoel ik er samenvattend mee? Zijn schriftuurlijk-onderwerpelijke prediking, het separerend en waarschuwend karakter van zijn prediking komt er toch zo bijzonder in uit. Er staat in Gods Woord: 'Waar geen profetie is, wordt het volk ontbloot.' Onze vaderen schrijven dan: 'ze worden ontbloot van de rechte wegen'. We hebben de plicht om de mensen te onderwijzen in een schriftuurlijk-bevindelijke prediking; in de genoemde verklaring vinden we het juiste evenwicht.

Bemoeienis met de jeugd

U hebt ook bemoeienis met het onderwijs, onder andere door uw lidmaatschap van het deputaatschap onderwijs. Kunt u iets zeggen over het gevaar van uitholling van het reformatorisch onderwijs van binnenuit en van buitenaf?

Mijn bemoeienis met het onderwijs is betrekkelijk. Ik zit sinds kort in het deputaatschap en vergaderd is er nog niet. Wel ben ik voorzitter van de reformatorische school hier.
Over het gevaar van uitholling van binnenuit kan ik dit zeggen: hoe minder wij onderwijzend personeel krijgen die de waarheid kennen, hoe groter dit gevaar is. Met het kennen van de waarheid is het tegenwoordig treurig gesteld. Maar kan ik na het beluisteren van de Bijbelles dan direct aanmerkingen maken? Nee, maar tegen de kinderen moet toch worden gezegd dat deze zaken beleefd moeten worden. Het gaat om het onderwerpelijk element. Je kunt vertellen dat Paulus is bekeerd, maar hij is het niet alleen die bekeerd moet worden; ook kleine kinderen moeten toch horen hoe het in het hart beleefd wordt. Dat een mens moet vragen om Gods lieve Geest: het moet toch toegepast worden. Het onderwerpelijk element, dat het door Gods Geest toegepast moet worden en niet van de mens zelf komt, dat is zo belangrijk om te zeggen. Ik krijg daar commentaar op, als ik sprak dat het persoonlijk kennen van de Borg en Middelaar beleefd wordt. Maar dat is toch de kern van het genadeleven. Ja zegt men dan: 'Je moet geen mens centraal stellen, maar Christus.' Bij uitholling van buitenaf denken we vooral aan de steeds verdergaande secularisatie. Denk nu bijvoorbeeld aan internet. Verschrikkelijk!

Moeten we de jeugd aan de kerk proberen te binden?
Laat ik het eens anders benaderen. We hebben nog onze scholen. We hopen daar personeel te hebben dat de waarheid Gods uitdraagt naar de kinderen. We weten best wel hoe het er momenteel voorstaat. Hoewel we wensen dat er meerdere kennis zij, het grootste zou zijn dat er vreze des Heeren, het beginsel van de ware wijsheid, is. Daar zou een positiever invloed van uit gaan. Ook zijn de catechisaties een middel. Ik geef graag catechisatie. Het zijn ook kinderen uit je eigen gemeente, dat voel je wel. Ze zijn op reis naar de eeuwigheid; ze zijn aan je zorgen toevertrouwd. Dan is het niet alleen dogmatiek die je probeert over te dragen. Het is mijns inziens zo dat alleen Gods Woord zal binden. Ze zeggen nu echter: u moet nieuwere woorden gebruiken, die oude taal spreekt de jeugd niet meer aan; je moet ze er meer bij betrekken; je moet meer rechtstreeks aanbieden. Een kerkelijk binding moet er zijn, maar wel naar de instelling van de Heere. Dus niet een avond hiervoor en daarvoor, bijvoorbeeld zangavonden. Een enkele maal heb ik op S.R.B.-avonden gesproken. De eerste keer over 'De noodzaak van het onderwerpelijk element in de prediking'; later nog eens over 'De rechtvaaardigmaking met welks rechte leer de Kerk staat of valt'. Jonge mensen hebben vaak serieuze belangstelling wat ze ook in vragen tot uiting brengen. Er moet wel een band zijn met de kerk en de ambtsdragers voor zulke avonden.

Welke kerk en hoe?
Ja, welke kerk? Er zijn niet zoveel kerken meer waar ik mijn kinderen zonder bezwaar naar toe zou laten gaan.

We ervaren toch dat de leraars in de Oud Gereformeerde Gemeenten en in de Gereformeerde Gemeenten in Nederland momenteel niet wezenlijk verschillen in leer en bevinding?
Ja, het gaat in de eerste plaats om de waarheid en niet om kerkmuren. Ik preek graag in jullie kerken.

Beoordeling van deze tijd

Hoe beoordeelt u de tijd waarin wij leven?
Waaraan kunnen we zien dat we onder het oordeel Gods verkeren? Wat een tijd beleven we! Wat zien we in deze tijd het wijken van Gods Geest. Dit houdt in dat de Heere om de zonden de werkingen van Zijn Geest intrekt. Gods Geest is de Werkmeester van het geloof. Als Die gemist wordt, dan overheerst in het gehele geestelijke leven de dood en dorheid. Deze Geest is ook de Geest der Waarheid. Wordt Hij niet meer gekend, dan zien we dat de waarheid struikelt op de straten. Ook in het leven van Gods volk is dat te zien: om hun persoonlijke zonde wordt de Geest bedroefd. Bedroeven van Gods Geest kunnen alleen Zijn kinderen. Het is ook een bange tijd. Ik kan die het beste typeren als: stilte voor de storm! Het volk wordt rijp gemaakt voor het eindgericht. Velen en ook nog wel van onze gezindte, denken dat het een goede tijd is. Het is echter anders.

Anderzijds is het ook waar dat de wereld nog bestaat, opdat de uitverkorenen nog tot de zaligheid gebracht zullen worden. Het is een wonder dat Gods Woord er nog is en nog bediend mag worden, hier en daar. We moeten ook bedenken wat in Jesaja 59:21 staat: 'Mijn Geest Die op U is en Mijn woorden die Ik in Uw mond gelegd heb, die zullen van Uw mond niet wijken noch van de mond Uws zaads, noch van de mond van het zaad Uws zaads, zegt de HEERE, van nu aan tot in eeuwigheid toe.'

Dat we onder het oordeel verkeren, kunnen we ook hieraan zien dat er geen openbaar gezicht is. Bij Gods volk wordt ook veel de verborgen omgang met God gemist. Er was vroeger meer gemeenschapsleven met God en met elkaar. Belangrijk is ook dat Gods volk zo verkleefd is aan de aarde, aan de zichtbare dingen. Dit terwijl het Koninkrijk Gods een geestelijk koninkrijk is. Als we zien dat in de eerste christengemeente een leven uit de verwachting van de wederkomst van Christus gevonden werd en de aardse goederen afgestaan werden voor de armen, dan is het nu toch geheel anders. Er is ook weinig doorbrekend genadewerk.

Hebt u nog een slotopmerking?
Ik ben blij u te hebben mogen ontvangen en met u te spreken. Ik heb wel een wens: dat de Kerk toch in arbeid gebracht mocht worden en dat zo de Heere Zijn Kerk in stand zal houden. Het is zo'n bange tijd. De verborgenheid der ongerechtigheid wordt steeds meer vervuld of geopenbaard. Dat toch onze zielen bereid mochten worden, zoals Ps. 119:10 ons leert:

Ik ben, o HEER' een vreemd'ling hier beneên:
Laat Uw geboön op reis mij niet ontbreken;
Daar mijne ziel, omringd door duisterheên,
Zo dikwijls van verlangen is bezweken,
Om U te zien ter hoge vierschaar treên,
Tot straf van hen die snood zijn afgeweken.

We danken ds. Molendijk en diens echtgenote hartelijk voor de vriendelijke ontvangst en het ingaan op onze vragen.


N.a.v. Micha 5 vers 6

'Ook in gehandicapte mensen verheerlijkt God deze soevereine genade naar Zijn vrijmachtig welbehagen, en werkt door Zijn Geest dat nieuwe leven der genade onwederstandelijk uit. Zij, dit overblijfsel van Jacob, zullen tengevolge van dit werk in hen verheerlijkt, in bestendige afhankelijkheid van God leven en voortdurend alles van Hem verwachten, gelijk de dauw die naar geen man wacht, noch mensen kinderen verbeidt Zij zullen niet steunen op menselijke hulp en krachten, maar op Gods genade, en erkennen dat zij niet meer zijn dan dat Gods vrije genade van hen gemaakt heeft. Wanneer er nu onder dit overblijfsel van Jacob inderdaad geestelijk en / of lichamelijk gehandicapte mensen zijn -en die zijn erdan behaagt het de Heere somtijds tot roem Zijner genade zulk een glans van Zijn Godswerk op hen te leggen in de ziel, of door lichamelijke uitingen, dat vriend en vijand zullen moeten bekennen en aanschouwen dat zij zijn een zaad dat de Heere gezegend heeft, dus waarlijk als een dauw van de Heere. Dan komen ze soms in hun levensopenbaring anderen van Gods kinderen te beschamen of tot een voorbeeld te strekken, vooral als het gaat over de tere vreze Gods en de verheerlijking van Gods Naam en deugden. Zij, dat overblijfsel Jacobs, zullen een grote zegen zijn voor degenen in wier midden zij leven als een dauw van de Heere en als droppelen op het kruid, om het te doen groeien zonder mensenhulp of mensenzorg. Hun gebeden, hun levenswandel, hun leer zullen hen als dauw maken, om hun naasten te verzachten, te verkwikken en vruchtbaar te maken. Zij zullen een weldaad zijn voor degenen die bij hen zijn, door Gods zegen over hen te brengen. Zij zullen zacht en vriendelijk zijn in hun gedrag en levensopenbaring, om in beginsel het beeld van Christus gelijkvormig gemaakt te worden en te vertonen. O, welk een lijdzaamheid en onderwerping mag er door Gods genade in hen gezien worden in de veelal moeilijke en beproevende wegen die de Heere hier op aarde met hen komt te houden. Wat drukken ze menigmaal een grote vrede des Geestes uit, ook al verkeren ze in de smeltkroes der ellende, en de Heere ze als een diamant slijpt. Ja, ook dan als een dauw van de Heere en als druppelen op het kruid'.

(Uit: een meditatie door ds. H. Molendijk voor het periodiek van de Stichting Adullam)

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2001

Criterium | 80 Pagina's

Prediken van Gods woord

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2001

Criterium | 80 Pagina's