Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KOC

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KOC

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Openingswoord, gesproken door Ds. A. Schultink op de Onderwijsdag 12 oktober 2001

Er is mij gevraagd om deze dag met u te openen. Ik zal het kort houden, gelet op de tijd die al verstreken is. Als ik, tussen de drukke werkzaamheden door, nadacht over wat ik moest zeggen, dan kan ik op deze dag wel begrijpen, als we met vele leraars en leraressen hier aanwezig zijn, dat zij in de klas zo'n verscheidenheid hebben wat karakters van jongens en meisjes betreft, leder karakter heeft zeker zijn bepaalde aandacht nodig. Dan begrijp ik ook best wel hoe moeilijk het is om met bepaalde karakters om te gaan. Je komt daar zelf ook wel achter, leder karakter heeft dikwijls zijn eigen aanpak nodig. Als ik deze morgen een gedeelte uit Gods Woord heb gelezen, dan lees ik een gesprek van de Heere Jezus met Nicodemus.
Afgelopen weken liep ik er over na te denken en dan denk ik eraan hoe de Heere Jezus met verschillende karakters precies op de goede wijze weet om te gaan. Ik denk bijvoorbeeld aan de Kananese vrouw, hoe de Heere met haar heeft willen handelen en afhandelen. Op welk een harde wijze heeft die barmhartige Hogepriester met deze vrouw omgegaan. Ik denk ook aan een Thomas. Een Thomas met een karakter dat melancholiek te noemen is, gauw uit het veld geslagen, gauw terneergebogen en neezittend in de depressie van zijn leven. Als we daartegenover eens zouden stellen een Petrus, altijd haantje de voorste. En zo zouden we eigenlijk heel de Schrift wel kunnen doorlopen. Een Maria Magdalena, hoe heeft Christus met haar gehandeld. Maar nu is dan hier aan het woord Nicodemus. Nicodemus, een man die een schriftgeleerde was, een overste der Joden. Deze man zouden we kunnen zeggen, had een titel voor zijn naam. Laat ik maar zeggen doctor in de godgeleerdheid. We zien hier dat de Heere Jezus met de juiste persoon op de juiste wijze omgaat. We zien hier Nicodemus, een nachtdiscipel, die zegt: Rabbi, wij weten dat Gij zijt een leraar van God gekomen, want niemand kan deze tekenen doen die Gij doet, zo God met Hem niet is. Nu is het zo opmerkelijk dat Christus niet ingaat op hetgeen Nicodemus hier zegt. Christus geeft een wonderlijk antwoord op de vraagstelling van Nicodemus. We lezen: En Jezus antwoordde en zeide: Voorwaar, voorwaar zeg ik u, tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. Opmerkelijk antwoord. Ik zou ook kunnen zeggen: De Heere Jezus dringt bij Nicodemus in één keer door tot de kern van de zaak. Dat had Nicodemus zeker nodig, want de Heere Jezus wist wie hij was, wat zijn bedoeling was. Hij wist dat Nicodemus 's nachts tot Hem kwam. Hij stootte in één keer door tot de kern van de zaak. Als ik deze morgen dat ook eens zou mogen doen en u de noodzakelijkheid van de wedergeboorte zou mogen voorhouden. Ach, ik heb nog gedacht toen ik hier naar toe kwam: Eigenlijk is het de verkeerde persoon die ze gevraagd hebben. Hier zijn allemaal meesters en juffrouws, hoewel ik ook een leraar ben, maar dan op een andere wijze dan u. Maar goed, we hebben ermee ingestemd.
Maar dan heb ik u toch de noodzakelijkheid van de wedergeboorte voor te houden. Al worden er vele zaken besproken, dan denk ik toch wel dat dit het voornaamste stuk zou moeten zijn in ons aller leven. Nu wil ik eens overdenken wat de Heere Jezus nog meer zei. Hij wijst niet alleen op de noodzakelijkheid van de waarachtige bekering, dus de wedergeboorte, de levendmaking, maar Christus gaat verder met Nicodemus. Eerst is Nicodemus aan het woord, maar hij begrijpt er eigenlijk niets van. Hij was wel in de nachtelijke uren tot Christus gekomen. Wat zijn drangreden daartoe geweest is, daar zijn verschillende gedachten over. Dat laten we maar liggen. Nicodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, nu oud zijnde? Kan hij ook andermaal in zijner moeders buik ingaan en geboren worden?
Dat was nu een leraar. Dat zegt de Heere Jezus Zelf: Zijt gij dan een leraar Israëls en weet gij deze dingen niet? Dat was ook een leraar en hij begreep niet de dingen die des Geestes Gods zijn. Daarom is het zo noodzakelijk om door de Geest van God geleid te worden. Welk een onderwijs gaat de Heere Jezus aan Nicodemus, die toch een doctor in de godgeleerdheid was, geven. Ondanks dat hij een doctor in de godgeleerdheid was, moest Hij nog beginnen bij het begin. En daar zal het nu maar net op aankomen, in uw leven en in mijn leven. Als het begin verkeerd is, is alles verkeerd. Daarom komt het zo op het begin aan. Christus gaat daarom verder spreken. Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u, zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan. Dat is de eerste zaak. Dat is noodzakelijk, dat we wederom geboren worden, anders kunnen we het Koninkrijk niet beërven. Want dat uit het vlees geboren wordt, dat is vlees; en hetgeen uit de Geest geboren is, dat is geest. Verwonder u niet dat ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden.
Nu liggen hier twee zaken. Twee zaken die Christus eigenlijk op een wonderlijke wijze Nicodemus komt voor te houden. Ik heb weleens meer gezegd: Als we Johannes 3 lezen, ligt daar wel zulk een schat van verborgenheden in, daar ligt wel zulk een onderwijs in dat Christus heeft willen geven aan Nicodemus. Maar we kunnen er vanzelf maar enkele facetten uithalen. Hij spreekt dus eerst over de wedergeboorte. Daar zou ik ook nog iets over kunnen zeggen. Maar Hij spreekt ook over iets anders. Hij gaat over de wedergeboorte spreken, maar dan gaat Hij ook spreken over het vrije, soevereine genadewerk. Dat God alleen maar Zichzelf verheerlijkt en dat doet Hij dan vrijmachtig en soeverein. Ik weet wel: Als het erop aankomt, dan is een mens daarvan een bittere vijand, ook een Nicodemus. De Heere gaat spreken: De wind blaast waarheen hij wil; en gij hoort zijn geluid; maar gij weet niet vanwaar hij komt en waar hij heengaat; alzo is een iegelijk die uit den Geest geboren wordt. Als ik nu eerst iets zou mogen zeggen van de wedergeboorte, zoals hier Christus het onderwijs in Zijn profetische bediening schenkt. Later zien we dat de Heere Jezus Zich niet alleen openbaart in Zijn profetische, maar ook in Zijn priesterlijke bediening. Hier is Hij in Zijn profetische bediening aan het woord. We lezen van de wedergeboorte. Als we het in het natuurlijke zouden nemen, dat is zoals een geboorte tot stand komt.
De geboorte zal niet zonder smart zijn en geschiedt met geween. Zoals de teling voortgaat van een mensenkind, zo is ook een kind in wording of een baby totaal lijdelijk. Zo is het ook in de wedergeboorte, daar kan een mens niets aan afof toedoen, omdat dat een werk Gods is tot zaligheid. Dat is de wedergeboorte. Als zulk een geboorte mag plaatsvinden, dan heb ik zojuist gezegd: Dat geschiedt niet zonder smart en niet zonder geween. We kunnen daar nog wel het een en ander van zeggen, maar u begrijpt wel de bedoeling die erachter ligt. De geboorte van een kind kan niet uitblijven, dat zal openbaar worden. Een moeder zal dat ook niet verbergen of het moet een bijzondere reden hebben. Normaal gesproken kan dat niet verborgen blijven. Hoe verblijd zijn ook die ouders als zij hun eersteling ten toon mogen stellen aan degenen die hun lief en dierbaar zijn. Dus het kan niet verborgen blijven. Zo ook een tweede geboorte, die kan ook niet verborgen blijven. Want van Sion zal gezegd worden: Deez' en die is aldaar geboren. Dus dat kan niet verborgen blijven. Verder, de geboorte geschiedt naar het vlees, want daar ziet Christus op: hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees. Dus dat wil ook zeggen: bij de natuurlijke geboorte heeft het kind het beeld van vader en moeder. Die vertoont dan ook dat beeld. Zo vertonen wij van nature allemaal het beeld van de eerste Adam. W e kunnen weten dat de Heere Jezus in het Evangelie van Johannes zegt dat Adam verleid is geworden en dat hij het beeld Gods is kwijt geraakt en dat we zelfs het beeld vertonen van de vader der leugenen. Dat is ons aller vader, uw vader en mijn vader van nature. Dus dat beeld vertonen wij, een afschuwelijk beeld, een verschrikkelijk beeld en een beeld dat totaal verdorven is. Een beeld dat niet begeerlijk is, want dat is vlees. Nu zegt Christus en dat is onderwijs: De wedergeboorte is van de hemelse Vader. De oorzaak is de eerste Persoon van het Goddelijk, aanbiddelijk Wezen. Die de zondaar komt te trekken uit de duisternis en dan zal ook zulk één het beeld van Christus dragen. Dat beeld is noodzakelijk opdat het beeld van God hersteld zou mogen worden in ons leven door wederbarende genade.
Na de geboorte van een kind is het begerig naar melk. Zonder melk zal het niet kunnen opwassen, zal zo'n kind niet kunnen groeien. Een kind dat pas geboren is, geven we geen erwtensoep of zware kost, want dan zou het kind onherroepelijk sterven. Een kind dat pas geboren is, is begerig naar de moedermelk en zo is het ook in het leven der genade. Hoe is dan ook een kind dat geboren is, begerig naar de redelijke en onvervalste melk van het Evangelie. Daar haakt nu zijn ziel naar. Daar hebben we ook van mogen zingen, nietwaar: Hier weidt mijn ziel met een verwond'rend oog. Is dat u ook weleens de begeerte geweest in uw leven? Als ik deze morgen eens op de man af zou mogen spreken, dan is het zo noodzakelijk dat in uw leven en in ons aller leven dat Goddelijke genadewonder verheerlijkt wordt. En ik mag er zeker de nadruk eens op leggen deze morgen. Want het gaat op een eeuwigheid aan, een eeuwigheid voor u en een eeuwigheid voor degenen die aan uw zorgen zijn toebetrouwd op weg en reis naar de eeuwigheid. Hoe zouden we dan ook zonder een Goddelijk genadewerk kunnen gevoelen dat ook deze kinderen op deze wijze aan onze zorgen zijn toebetrouwd? We gaan met zielen om die op weg zijn naar de eeuwigheid. Ik moest zo denken en dat bedoel ik niet verkeerd, houd me ten goede, maar als we het programma lezen ... Dan lees ik: Op weg naar een succesvolle schoolverbetering. Dat kan ik goed begrijpen. Maar ik denk dat Gods ware Kerk eerst in het werkhuis komt. Als zo'n mens daar uitgewerkt is, komt hij in het armenhuis. Als Gods volk in het armenhuis terecht komt, komt het ook in het verbeteringsgesticht. Dus een verbetering, er is altijd te verbeteren in het leven. Het moet altijd anders. Hoe is het leven niet een aaneenschakeling van leren, iedere dag opnieuw, zeker ook van een leraar of een lerares. Hoe moeten wij iedere dag ook om kunnen gaan met levend "materiaal". Hoe zouden wij ook bezig moeten zijn, niet alleen tot verbetering van de structuur, van de school in z'n totaliteit, dat is onze dure plicht. Maar dat we toch zouden weten welk een zorg we hebben te besteden aan onze kinderen. Wat zou het een wonder zijn als we zelf door wederbarende genade eens iets zouden mogen leren verstaan van wat een mens geworden is in zijn diepe bondsbreuk in Adam, hoe een mens, ook een kind, een hater, een vijand is van God en Goddelijke zaken en dat we de dingen des Geestes niet verstaan. Hij kan ze werkelijk niet verstaan. En daarom zal dat onderwijs zo noodzakelijk zijn. Een kind dat in wording is, dat verkeert in zulk een duisternis. Het is in duisternis gehuld. Maar als het wederbarende genadewerk verheerlijkt mag worden, dan zal ook door de geboorte een nieuw schepsel in het licht gebracht worden. Zoals in de natuurlijke geboorte, een kind van de duisternis in het licht komt, zo is het ook in de wedergeboorte. Gods Geest leidt naar het licht toe. Daarom is het van het donker in het licht.
Een tweede geboorte is in het Koninkrijk Gods. Dat is de wedergeboorte. Dat heeft de Heere Jezus Nicodemus voorgehouden. Het tweede deel dat Christus komt voor te houden: Verwonder u niet dat Ik gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden. Dus dat moet u ook niet verwonderen. Maar een mens in zijn natuurstaat verstaat nu eenmaal niet de dingen die des Geestes Gods zijn, omdat een mens een verduisterd verstand heeft. En nu het opmerkelijke, althans dat vind ik opmerkelijk, dan gaat Christus nog verder. Hij gaat op een heel ander beeld over. Eerst heeft Hij het over de wedergeboorte. Daar heb ik ook iets van mogen zeggen. Maar nu zegt Christus: De wind blaast waarheen hij wil en men hoort zijn geluid en men weet niet vanwaar hij komt en waar hij heen gaat; alzo is een iegelijk die uit den Geest geboren is. We weten dat Christus het vrije werk Gods hier ook aanwijst. De wind blaast waarheen hij wil. We weten allemaal wat wind is en we kunnen dagelijks wel uit de krant vernemen welk een dag het morgen zal zijn of de wind uit het westen of uit het noorden zal waaien. Maar hier staat: De wind blaast waarheen hij wil. De wind is dan ook onberekenbaar, naar de menselijke berekening dan wel te verstaan. We weten niet waar de wind die nu waait, voorheen vandaan kwam. Die komt uit de schatkameren. We weten dus ook nooit wat de oorsprong zou kunnen zijn van die wind. Hier wijst ook Christus op, op die Oorsprong die wij niet weten, niet kennen. Want de wind blaast waarheen hij wil. Hier zien we het vrije, Goddelijke genadewerk verheerlijkt. En dat houdt God nu alleen maar in Zijn eigen hand. Gelukkig, want anders zou er geen mens bekeerd worden. Dan zou er ook niemand wederom geboren worden. Wat zou het groot zijn als die wind nu eens zou blazen. Er staat: En gij hoort zijn geluid. Er staat niet: En mén hoort zijn geluid. Nee, maar er staat zo nadrukkelijk: En gij hoort zijn geluid. Dat wil eigenlijk zeggen: Gij hoort zijn stem. Want de wind heeft een geluid. Wellicht heeft u dat wel gehoord, als de wind blaast om een mast, omdat er een storm opsteekt, dat hij zo fluit of giert om een huis. Dan heeft de wind een geluid. De wind is niet grijpbaar, ook niet zichtbaar. Maar hij heeft toch wel een geluid en dat is zijn stem. En hier gaat Christus zeggen: Dat is de stem Gods. De stem Gods die zo'n ziel aan komt te raken. De wind, gij hoort zijn geluid, want hij blaast door hoge bomen heen. Ik heb het voorbeeld weieens genomen en ik denk ook wel dat het de werkelijkheid is. Nu gaat Christus eigenlijk nog een stapje verder. Hij gaat spreken over de wind. Die wind die waait door hoge bomen. Alzo in het hart van de zondaar om hem te wederbaren. Wat wil dat nu zeggen? Wel, als nu zulke hoge bomen geveld worden we hebben dat weieens gezien in het bos op de Veluwe, dan zie je als er een storm geraasd heeft, hoe dan sommige van die grote bomen in één keer plat liggen; met wortel en al liggen ze geveld zo is het ook met een mens gesteld. Zijn grond heeft hij gevonden in Adam. Zijn totale verdorven bestaan ligt ook in die grond van Adam. Daarom is ook die wind des Geestes zo noodzakelijk om een mens geheel te ontwortelen, uit die grond van Adam. We hebben gisteren gesproken over Zondag 20. Daar wordt gesproken over het werk des Geestes. Het werk des Geestes bij aanvang, maar ook bij voortgang. Hoe die Geest de ziel komt te bewerken, hoe die Geest de mens komt te ontgronden, helemaal komt te ontgronden van zichzelf. Dat is noodzakelijk, want van alle hoogten moet hij afgeblazen worden. Hij heeft zijn eigen eer, zijn eigen aanzien, zijn eigen wijsheid, zijn eigen gerechtigheid, zijn eigen waarheid, zijn eigen kracht.
En als nu zulk één door die wind plotseling neergeworpen wordt, van zijn wortel waar hij zijn grondslag in heeft gehad ... Dat zal nodig zijn in ons aller leven. Ik wil het nu maar gaan beëindigen, want ik merk wel dat we stof genoeg hebben. Maar we kunnen vanzelf niet verder gaan. Maar ik hoop één ding, één ding: dat nu werkelijk die wind des Geestes eens zou mogen waaien, ook deze morgen, deze dag. Want dat is noodzakelijk en alles wat wij erom heen doen, zeker, dat is ook noodzakelijk tot verbetering van het onderwijs, op welke wijze het dan zou mogen zijn. Dat is onze dure plicht. Maar die wind is zo noodzakelijk, want die wind, die lucht zuivert de nevelen, de dampen, de stank die veroorzaakt wordt door de luchtverontreiniging. Daar is die wind voor nodig. Opdat ook werkelijk die wind des Geestes de stank der zonde eens weg zou mogen blazen en de nevels. Als er nevels zijn, kunnen we ook de zon niet aanschouwen en zo is die wind des Geestes nodig om de Persoon des Middelaars te doen zien. Dan zal ook die wind zo noodzakelijk zijn, die wind der ontdekking, die wind der ontgronding in het leven der genade. Daarom zal ook Gods Geest die dikke nevelen van onkunde, van zonde, van dwaling, van ongeloof en bijgeloof weg moeten blazen in ons aller leven opdat we verstand met Goddelijk licht bestraald zouden krijgen. Wat doet de wind ook al niet? De wind verkoelt als er zulk een hete zomerdag kan zijn, waar geen zuchtje wind is. Hoe kan het dan zo benauwd zijn! Hoe kan de ziel liggen onder de hitte van Gods toorn. Hoe kan die Geest de verkoeling schenken, juist in de Persoon des Middelaars. Gevoelt u wel? Hoe kan een ziel vermoeid terneer liggen onder de hitte en juist door de koelte van de wind kan hij zo'n verfrissing krijgen. Dat zou een wonder wezen. Dan spreekt ook het Hooglied over de Noordenwind, over de Zuidenwind. Ach, het zal zo nodig zijn, die Noordenwind der ontdekking. Ook die Zuidenwind opdat die liefelijkheid aanschouwd wordt, opdat die kruiden mogen uitvloeien. Dat wens ik u deze morgen, deze dag van harte toe, degenen die zo nauw betrokken zijn bij het onderwijs. Een ieder in het zijne. Ik hoop één ding, één ding. Wij moeten iedere keer constateren dat we in een ondergaande, donkere wereld leven en daar hebben we iedere keer weer op te wijzen. En dat de tijd van de komst van Christus niet ver meer af kan zijn. Dat zien we in het wereldgebeuren. Dat zou ons een drangreden moeten zijn; ik heb het gisteren nog tegen de doopouders gezegd; om des te meer aan de troon der genade aan te mogen dringen, opdat onze kostelijke ziel, ook van onze kinderen, ook vanonder het oordeel Gods weggehaald zou mogen worden. Wat zou het wonder zijn als die Geest nu eens in dat klasje, waar u over gesteld bent, nog eens waaien mocht. Dat zou toch het grootste wonder uitmaken in uw leven maar ook in ons aller leven. U kijkt naar resultaten, niet? U ziet toch naar resultaat uit, als u bezig bent met de kinderen zoveel bij te brengen. Dat is ook begrijpelijk. Als er een moeilijke leerling of een dwarse leerling is, dan kijk je uit naar resultaat op je arbeid. Ik denk aan een leraar, maar omdat we ook een leraar mogen zijn, zie je niet naar resultaat uit, maar naar vrucht. Naar de vrucht, of God nog die vrucht zou mogen schenken.
Maar mocht u dan niet alleen naar de resultaten, maar ook naar de vrucht zien op hetgeen gij toch in alle eenvoudigheid die kinderen voor mag houden. En mocht het ook maar zijn met een bewogen hart, een bewogen gemoed, omdat we zelf iets hebben leren kennen van dat tedere leven aan de troon der genade. De Heere mocht u dan ook het nodige, ook in deze dag, niet willen onthouden. Met deze enkele woorden wil ik de dag voor geopend verklaren.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2002

Criterium | 88 Pagina's

KOC

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2002

Criterium | 88 Pagina's