Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de praktijk gebracht (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de praktijk gebracht (1)

Interview met Gea Bolier-Dekker

15 minuten leestijd

Als redactie hebben wij u meer artikelen beloofd uit de dagelijkse onderwijspraktijk. Die belofte maken w e waar, door onder andere deze serie te beginnen. Het moeten gesprekken worden met 'gewone' leerkrachten, die toch iets bijzonders doen. Zoals Gea Bolier-Dekker, die kinderen begeleidt met het syndroom van Down én taaimappen ontwikkelt voor het kleuteronderwijs. Een gesprek met een gedreven kleuterjuf.

Inleiding
Als je de kleuterafdeling van de Rehobothschool in Uddel binnenloopt, dan zie je direct dat je op een kleuterschool bent. Vrolijke, heldere kleuren overheersen, lage tafeltjes en stoeltjes staan gezellig onder een helderrode lampenkap. Achterin de school is een deur waarop een leuk naambordje in de vorm van een konijn hangt. 'IRT' staat erop. Achter deze deur huist juffrouw Bolier, de kleuterjuf met wie dit interview gehouden is. Kun je iets over jezelf en jouw schoolloopbaan vertellen ? Op 21 mei 1957 ben ik geboren in Vriezenveen. De opleiding tot kleuterjuf heb ik in 1973 gevolgd in Enschede. In 1976 heb ik de hoofdakte behaald in Utrecht en ben ik benoemd aan de Graaf Jan van Nassauschool in Gouda. Meneer van Vreeswijk was er toen nog directeur. Een jaar later ben ik als hoofdleidster in Uddel benoemd. Dat had je toen nog, hoofdleidster van de kleuterschool. Dat waren destijds nog echt twee werelden, de 'gewone' school en de kleuterschool. Dat botste nog wel eens, omdat het een heel andere vorm van onderwijs was.

Kun je iets over jezelf en jouw schoolloopbaan vertellen ?
Op 21 mei 1957 ben ik geboren in In mijn Uddelse tijd ben ik getrouwd, daarna heb ik veel ingevallen. Ik nam dan de kinderen mee naar school. De laatste jaren werk ik op maandag, woensdag en vrijdag hier, dus T h dag per week.

Wat maakt de school waar je nu werkt tot een bijzondere school?
Er heerst op deze school een goede sfeer. Er is openheid naar elkaar toe. Verder is er goed contact met de ouders. Ook de veelzijdigheid spreekt mij aan. Er is best wel veel mogelijk en je krijgt ook de vrijheid om daar gebruik van te maken, ledereen heeft zijn eigen taken.

Extra taken
Welke zaken hebben jouw speciale aandacht binnen deze school?
De interne begeleiding onderbouw. Aan de ene kant is dat de speciale aandacht voor kinderen die op de één of andere manier uitvallen. Ik begeleid het geven van de zorg. Een voorbeeld: er komt een hulpaanvraag van een leerkracht binnen. We overleggen eerst samen. Soms is het nodig datje even in de klas gaat observeren. Daarna wordt er een handelingsplan opgesteld. Vervolgens wordt er IRT gegeven aan dat kind door een kleuterjuf op de woensdagmorgen. De kleuters zijn dan vrij en alleen de kinderen die IRT krijgen, komen op school. Eén keer in de zes weken is er zorgevaluatie. We bespreken dan alle IRT-kinderen in de vorm van: Hoe gaat het? Wat gaat wel of niet zo goed? en: Hoe verder? Elke week wordt het handelingsplan bijgewerkt, zodat de leerkrachten de volgende keer weer verder kunnen. Ongeveer één keer in de maand heb ik zorgoverleg met de zorgcoördinator, meester Geuze. Zodoende blijft hij ook op de hoogte van het functioneren van de IRT-kinderen. Soms worden kinderen aangemeld voor een onderzoek door de schoolbegeleider. Aan de andere kant ben je ook een soort vraagbaak voor je collega's in de onderbouw. Voor informatie, suggesties, overleg en dergelijke kunnen ze bij je terecht. Je probeert met elkaar te overleggen. Daarnaast begeleid ik ook twee kinderen met Downsyndroom. Eén kind zit in de hulpklas en het andere in groep 3. Eén dag in de week begeleid ik ze individueel; dus twee dagen in de week. Ten slotte ben ik sinds kort coördinator voor de onderbouw. Dit houdt in dat je regelmatig overleg pleegt, door middel van vergaderingen met de onderbouwleerkrachten. Je zorgt dat ze op de hoogte blijven van de zogenaamde 'ingekomen post'. Daarnaast heb je ook af en toe vergaderingen met de coördinatoren van de middenen bovenbouw en de directeur.

Heb je voor deze extra taken ook opleidingen gevolgd?
Eigenlijk niet. Voor wat betreft het coördinatorschap: als hoofdleidster moest je in het verleden natuurlijk ook al coördineren en organiseren. Tegenwoordig is er ook IB-overleg, georganiseerd vanuit het ds. G.H. Kerstenonderwijscentrum. Een cursus zou ik best willen volgen, maar het ontbreekt me aan tijd. Ik wil mijn gezin ook niet tekort doen. Wel volg ik studiedagen bij het Seminarium voor Orthopedagogiek. Deze zijn eigenlijk voornamelijk bedoeld voor onderwijs aan kinderen met Downsyndroom en kinderen met gedragsproblemen. Verder lees ik heel veel, onder andere over de genoemde zaken.

Kinderen met het syndroom van Down
Eerst maar het omgaan met kinderen met het syndroom van Down. Hoe zijn deze kinderen op jullie school beland?
Dat is eigenlijk zo gegroeid. Er kwam een vraag van ouders binnen of hun kind bij ons op school geplaatst mocht worden. De directeur kwam vragen of wij als leerkrachten het zagen zitten om een kind met het syndroom van Down te begeleiden. De individuele begeleiding leek mij eigenlijk wel wat. Op de één of andere manier heb ik een zwak voor kinderen die wat meer moeite hebben om mee te komen in de groep. En in dit geval wilde ik dolgraag deze kinderen vooral leren lezen. Zodoende ben ik ze individueel hulp gaan geven. Dan kom je erachter dat je zelf ook veel leert van het werken met deze kinderen. Bij de andere leerling speelde ook het proces van Weer Samen Naar School. Dit houdt in dat kinderen met leerproblemen zoveel mogelijk op een gewone basisschool blijven. Binnen onze school kan dat heel goed omdat we een hulpklas hebben.

Wat valt je op als je met deze kinderen werkt?
Ik heb gemerkt dat er grote verschillen zijn tussen kinderen met het syndroom van Down, voornamelijk niveauverschillen. Daar moet je ook weer op inspringen. Je kunt niet zeggen: " We doen voor allebei hetzelfde programma." Je gaat het toch bij elk kind anders doen. Het ene kind is op cognitief gebied beter, de andere op het gebied van zelfstandig werken.

Op welke manier krijgen zij onderwijs?
Ze zitten in, laten we zeggen de 'basisgroep'. Voor de één is dat de hulpklas, voor de ander groep 3. De leerling uit groep 3 gaat naar de hulpklas voor taal, rekenen en schrijven. Verder komen beide leerlingen bij mij voor individuele hulp. Dan geef ik een werkmap mee, waarin een weekprogramma zit. Daarmee kan de leerkracht de hele week vooruit. Bij mij worden de oefeningen of opdrachten alvast voorgekookt en geoefend. Verder krijgen deze kinderen ook logopedie. Hoeveel tijd krijg jij voor deze kinderen? Eén dag per week. Dat smeer je dan wel over drie dagen uit, want je gaat niet een hele dag met het kind zitten. Trouwens, je hebt ook veel tijd nodig om materiaal zelf te maken. Ook moet je oefeningen opzoeken en werkmappen klaarmaken.

Materiaal
Welk materiaal gebruik je?
Je maakt veel materiaal zelf, omdat de methode die je zou willen gebruiken, te moeilijk is of niet aanslaat. Hierbij zie je ook het verschil onderling. Het ene kind sprak de methode 'Lezen moet je doen' helemaal niet aan. In deze methode leer je eerst de letters aan en dan pas de woorden. Vandaar dat ik haar toen Materiaal zelf maken. 'globaalwoorden' heb aangeboden. Je biedt dan plaatjes aan met daaronder het woord. Die plaatjes spraken haar aan en zodoende onthield ze ook de woorden die erbij hoorden. Maar dat was een heel lang proces, hoor! Hun woordenschat is heel summier. In groep 3 gebruiken ze de methode 'Van Woord tot woord'. Vandaar dat ik met haar, toen ze nog op de kleuterschool zat, al begonnen ben met de woorden en plaatjes van deze methode. Toen ze in groep 3 kwam, kende ze dus al een aantal woorden en ook de letters daarvan. Die inhaalslag was natuurlijk met een paar maanden verdwenen. Dat gaf niet, want ze ging toch met haar eigen programma verder.
De andere leerling was juist heel erg geïnteresseerd in lezen. Altijd naar boeken grijpen en plaatjes kijken. Ze pakte daardoor ook het pictolezen, het lezen door middel van beelden, de zogenaamde pictogrammen, heel goed op. Je ziet ook dat ze het heel leuk vindt. Met haar ben ik dan ook wel begonnen met de genoemde methode van Trijntje de Wit. Tot nu toe pikt ze dit heel goed op. Het ene kind had veel moeite met de analyse en synthese; dat is het hakken en plakken in letters van woorden en andersom. Hiervan leer je dus zelf ook weer. Daarom ben ik met de andere leerling al vroeg begonnen. Met allerlei analyse-synthese-oefeningen in de vorm van plaatjes met woorden uit de methode 'Lezen moet je doen'. Daar heb ik toen puzzeltjes van gemaakt. Met behulp van een lamineerapparaat kun je dat best wel mooi maken. Als ze dan het woord goed legt, ziet ze ook vanzelf het plaatje verschijnen. Je hebt dan de analyse/synthese-oefening er direct bij. Hiermee ben je toch een stapje voor. Als het dan aan de orde komt, heeft zij dat van begin af al spelenderwijs geoefend. Waar ik ook altijd erg mee bezig ben, is het begrijpend lezen. Op een gegeven moment kunnen ze wel technisch lezen, maar omdat hun woordenschat zo klein is en omdat ze zo weinig taalbegrip hebben, begrijpen ze lang niet alles wat ze lezen. Hoe moet je bijvoorbeeld een woord als 'mooi' uitleggen; dus de woorden die je niet visueel kunt maken. Toch probeer je het zoveel mogelijk duidelijk te maken door middel van aanschouwelijk materiaal. Of je beeldt het uit; het woordje 'boos' kun je makkelijk laten zien.

Maar kun je niet meer materiaal lenen van andere scholen of begeleidingsdiensten?
Een gedeelte van de methode 'Lezen moet je doen' hebben we geleend van het ds. G.H. Kerstenonderwijscentrum. Voor rekenen gebruiken w e 'Het Rekenmannetje'. Deze methode is gebaseerd op de structuur van een mannetje. Het mannetje moet met behulp van blokken altijd in dezelfde volgorde neergelegd worden. Het beeld van dit mannetje wordt als het ware in hun hoofd geprent. Een kind had zo'n moeite met tellen dat ze niet verder kwam dan: "Eén, twee". Nu kent ze de cijfers 1 tot 10. Ze maakt nu sommen. 'Remelka' of 'Zo reken ik ook' waren nog te moeilijk voor haar. Bij de andere leerling gaat het allemaal wat gemakkelijker wat tellen betreft. Misschien kan zij straks overstappen op 'Remelka'. Zij heeft echter minder structuur. Ze heeft moeite om met een opdracht te stoppen. Zodoende heeft ze hulp nodig bij het afronden. Stoppen heeft ze geleerd door te zingen: "Armen over elkaar, we zijn klaar". Dit kun je heel goed oefenen tijdens het werken met 'Het Rekenmannetje'.

Omgang
Hoe kun je het beste met deze kinderen omgaan?
• Je moet veel visueel maken, dus veel laten zien en uitbeelden, vanwege hun beperkte woordenschat.
• Je moet goed en duidelijk praten. Het ene kind kwam op school en kon alleen éénlettergrepige woorden zeggen. Door het leren lezen komen ze tot een grotere woordenschat en gaan ze beter in zinnen communiceren. Dat is eigenlijk het tegenovergestelde van wat wij altijd voorstaan.
• Je moet het kort en zakelijk houden, dus zo weinig mogelijk woorden gebruiken, anders zijn ze al weer vergeten wat er gezegd is.
• Heel veel herhalen is belangrijk. Je verandert telkens de opdracht, zodat het oefenen toch leuk blijft. Je moet voor heel veel variatie zorgen. Ja, ik vergelijk het altijd maar met een trap. Je gaat naar boven, voor hen maak je elke tree heel breed. Op dezelfde tree ga je dus heel veel oefeningen leggen met hetzelfde doel, terwijl bij een ander dat één of twee keer aan bod komt en dan ga je al verder. Je doet gewoon veel langer over hetzelfde doel. • Deze kinderen hebben ook moeite om een opdracht in één keer uit te voeren. Het onthouden van zogenaamde complexe opdrachten geeft problemen. Je gaat de opdracht als het ware in kleine stukjes knippen. Dit vond ik best moeilijk, wantje bent gewend grotere stappen te nemen. Een stapje terug valt altijd tegen. Je kunt deze kleine stapjes zichtbaar maken door middel van picto's of je laat ze telkens door het kind herhalen. Ook moetje niet gericht zijn op direct resultaat. Ze doen er langer over, maar als je dan vooruitgang ziet, ben je er extra blij mee.
• Je moet ze aankijken als je praat. Dan kunnen ze ook al veel beter naar je luisteren. Dan heb je oogcontact.
• Veel visueel oefenen, omdat dit hun sterke punt is; het kunnen zien van verschillen. Pas daarna ga je het horen van verschillen oefenen. Hiermee hebben ze meer moeite, ook wel doordat ze vaak te kampen hebben met gehoorproblemen.
• 'Gewoon' als het kan en speciaal als het moet!

Hoe is de omgang met de andere kinderen?
Heel vaak zitten kinderen met het syndroom van Down op een school voor MLK of ZMLK. Sommige mensen zijn daar heel erg voor. De ouders mogen zelf hun keuze bepalen. Ik vraag me wel af of de taal en spraak ooit zover ontwikkeld zou zijn als nu bij ons. Want ze trekken zich heel erg op aan de groep, aan de andere kinderen. Dan zie je dus dat de taalontwikkeling met sprongen omhoog gaat, want ze imiteren hun gedrag en taalgebruik. Je ziet dan ook dat zij ook op hun stoel in de kring willen zitten met hun armen over elkaar. Op een speciale school zullen ze zich misschien meer geaccepteerd voelen en zullen ze meer vriendjes hebben. Maar aan de andere kant zijn kinderen op een reguliere school heel loyaal. Ze helpen en corrigeren vaak de kinderen met het syndroom van Down. Ze hebben heel veel geduld met zulke kinderen. Het is niet alleen nuttig voor de kinderen met het syndroom van Down, maar ook voor hun klasgenoten. Ze leren respect te hebben voor elkaar, ook al hebben ze hun beperkingen. Die sociale integratie vind ik naar beide kanten toe heel nuttig. Verder is er in deze maatschappij geen aparte wereld voor mensen met een handicap. Ze zullen geïntegreerd moeten worden, daar is de overheid ook erg mee bezig. Bij ons op school zijn ze van jongs af aan geïntegreerd in de 'gewone schoolwereld'. Maar we hebben wel tegen elkaar gezegd dat we elke drie maanden evalueren. Voelt het kind zich dan nog steeds lekker op school? Zo niet, dan moeten we een andere oplossing zoeken.

Taalmappen
Je hebt ook samen met een collega taaimappen ontworpen voor de kleuterschool. Kun je daar iets meer over vertellen? Het initiatief is samen met Gisela van Duivendijk tot stand gekomen. W e hadden het eens over leerlijnen uitstippelen. We hebben eerst nagedacht over de einddoelen voor wat betreft taalontwikkeling voor kleuters. Deze hebben we toen op papier gezet, onderverdeeld in tussendoelen. Toen zijn we gaan kijken: 'Wat hebben w e nu zélf aan materiaal op school?' Ook hebben w e informatie ingewonnen bij het ds. G.H. Kerstenonderwijscentrum. W e zijn druk aan het kopiëren gegaan. Alle kopieën bij elkaar vormen nu ongeveer 18 mappen. De 'taaimappen' bevatten geen methode, maar meer een programma. Een methode moetje namelijk precies volgen en uit dit programma kun je zelf een keuze maken.

Drie keer per week staat er een taalactiviteit op het programma. Iedere keer een verschillend aspect van taal. Het rooster voor groep 1 en 2 verschilt van elkaar. In groep 1 komt de woordenschat; de spreeken luistervaardigheid meer aan bod. In groep 2 behandel je meer het taalbegrip en de voorbereidende oefeningen op het lezen. Je hoeft de taalactiviteit niet speciaal in de kring te doen, je kunt deze ook verwerken in je werkles, gymles, spelles of muzikale vorming. Daar ben je helemaal vrij in en daarom hebben w e ook voor deze uitvoering gekozen. Achter elk taalaspect is een hoeveelheid variatie opgenomen, waaruit de leerkracht zelf kan kiezen. De ene leerkracht zal zeggen: ik neem deze oefening, want dat past beter bij mijn onderwerp van deze week. Een ander zal weer wat anders kiezen.

Hoelang zijn jullie ermee bezig geweest?
Al meer dan twee jaar een gedeelte van de woensdagmorgen. En dat is weieens een probleem, want er komt erg vaak iets tussen. Je hebt soms een bespreking of vergadering, verder heb ik mijn werk als intern begeleider en een kind met Downsyndroom komt voor individuele hulp.

Kunnen andere kleuterscholen ook gebruik maken van deze mappen ?
Hoe zal dat geregeld worden? We zijn op eigen initiatief begonnen, maar naderhand hebben wel andere scholen belangstelling getoond. Via het ds. G.H. Kerstenonderwijscentrum zou dit geregeld kunnen worden. Wij willen zelf niet de hele rompslomp er omheen. Andere scholen kunnen het kopiëren voor een bepaald bedrag, denk ik.

Aan welke termijn denk je dan ?
We hadden eerst september 2001 gezegd, maar dat is nu al weer uitgelopen. W e hopen volgend schooljaar, als er niet te veel tussen komt.

De taaimappen worden momenteel gebruikt in de school. Evalueren jullie het gebruik ook met elkaar? En wat komt er dan uit zo'n evaluatie?
Taalmappen een poosje in gebruik zijn, gaan w e evalueren. Ze zijn nu wel ongeveer klaar. Het is nu eigenlijk meer de laatste fase, namelijk het corrigeren. W e horen tot nu toe alleen nog maar positieve geluiden, want je kunt zelf een keuze maken, alle taalaspecten komen aan bod en de mappen bevatten een opklimming in moeilijkheid.

Tot slot
Heb je nog een slotopmerking?
Ik denk aan al die negatieve publicatie over de werkdruk in het onderwijs, net alsof alles heel negatief is. Daarom zou ik graag een positief geluid willen laten horen: nou jongelui, kies ervoor. Het is gewoon geweldig om met kinderen om te gaan en om ze wat bij te brengen. Ondanks alle veranderingen is het onderwijs nog steeds ontzettend leuk. En als w e met elkaar de schouders eronder zetten, dan is dat best wel te doen, denk ik.

Gea, bedankt voor de tijd en moeite, die je voor dit interview over had.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2002

Criterium | 52 Pagina's

In de praktijk gebracht (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2002

Criterium | 52 Pagina's