Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een reactieve hechtingsstoornis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een reactieve hechtingsstoornis

10 minuten leestijd

Een baby komt hulpeloos ter wereld. Toch is hij uitgerust met aangeboren gedrag waardoor hij de aandacht van moeder trekt en probeert vast te houden. De baby herkent moeder al heel snel omdat hij een imprint (beeld) maakt van zijn vaste verzorgster.
De hechting tussen moeder en kind vindt plaats door verzorging en interactie. Er ontstaan hechtingspatronen tussen de baby en zijn verzorger(s).
Een veilig gehecht kind is sterk geneigd de nabijheid van een specifiek persoon te zoeken in situaties van angst, vermoeidheid, spanning of ziekte. Tussen 3 maanden en 4 jaar bouwt het kind gehechtheidspatronen op. 
De wijze waarop moeder op het kind reageert bepaalt of het kind veilig of onveilig gehecht is. 
De wijze van hechting zal invloed hebben op:
• de relaties die de mens in de loop van zijn leven aangaat;
• het omgaan met angst. Bij een veilige hechting schept de gehechtheidsfiguur veiligheid. Een onveilig gehecht kind zal een scheiding met de gehechtheidsfiguur niet of nauwelijks verdragen (roept angst op).

Drie verschijningsvormen

Onder de hechtingsgestoorde kinderen zien we 3 verschijningsvormen:
1) Vermijdend gehecht;
2) Afwerend gehecht;
3) Gedesorganiseerd gehecht.
Je herkent deze kinderen aan hun 'intern werkmodel' (De manier waarop ze over zichzelf en de wereld denken = referentiekader) en aan de boodschap (de signalen) die ze uitzenden.

VERMIJDEND GEHECHT
Intern werkmodel: Anderen helpen me niet. Ik kan alleen op mezelf vertrouwen. Boodschap: Maak je om mij niet druk. Ik ben sterk en zelfstandig. Ik red me wel en heb niemand nodig. KERNWOORD: ONVERSTOORBAAR.

AFWEREND GEHECHT
Intern werkmodel: Anderen zijn onvoorspelbaar. Ik weet niet waar ik aan toe ben en twijfel aan mezelf. Boodschap: Help me, laat me niet in de steek. Ik kan het niet alleen. Ik heb je (voortdurend) nodig en ben boos en angstig als je er niet (steeds) voor mij bent!
KERNWOORD: CLAIMEN.

GEDESORGANISEERD GEHECHT
Intern werkmodel: Ik heb geen grip op wat er met me gebeurt. Anderen en mijn eigen emoties zijn onvoorspelbaar en bedreigend. Dubbele Boodschap: Help me! Laat me met rust! Ik heb niets met jou! Kom hier!
KERNWOORD: AANTREKKEN EN AFSTOTEN.

Kenmerkend gedrag

Emotioneel:
• Afwijzend t.o. (pleeg)ouders
• Verzet bij lichaamscontact / intimiteit
• Voelt zich steeds tekort gedaan. Lokt afwijzing uit.
• Vermijdt oogcontact.
• Wantrouwend. (Heeft geen vertrouwen in zichzelf en de mensen om hem heen.)
• Voelt zich van binnen onrustig en onveilig.
• Heeft gedragspatronen ontwikkeld om zichzelf te handhaven.

Sociaal:
• Manipuleert, speelt mensen tegen elkaar uit.
• Allemansvriend (bij het ongeremde type)
• Vraagt voortdurend aandacht.
• Zoekt machtsstrijd.
• Soms provocerend sexueel gedrag.
• Geeft anderen de schuld.
• Wederkerigheid in relaties ontbreekt.

Het geweten:
• Minder vatbaar voor beloning / straf.
• Weinig normbesef.
• Wisselende stemmingen.
• Leert niet snel van fouten.
• Heeft voortdurend het gevoel afgewezen te worden.

De omgang met hechtinggestoorde kinderen in het onderwijs

Hoe kunnen we een kind met een hechtingsstoornis het beste benaderen?
Om een antwoord te vinden op deze vraag had ik een kort interview met Mw. Naudts, gedragstherapeut aan het Centrum Educatieve Dienstverlening (C.E.D.-groep) in Rotterdam. Gebouw van het CED in Rotterdam.

Kinderen met een hechtingsstoornis, hoe herkennen we ze?
Als we kijken naar kinderen met hechtingsproblemen dan is het vooraf belangrijk te kijken tot welke groep behoren ze? Het interne werkmodel van vermijdend gehechte kinderen is: 'anderen helpen me niet, ik kan alleen op mezelf vertrouwen.' Dus die trekken zich terug, die vragen weinig om hulp. Ze hebben iets van: ik heb niemand nodig, ik knap het zelf wel op. Dat hebben ze ook heel vaak moeten doen. Een aantal adoptiekinderen hebben dat ook. Die zijn zo jong al helemaal op zichzelf teruggeworpen, hebben soms op straat gezworven. Ze zijn veel te erg belast voor hun leeftijd. Ze hebben vaak een manier gevonden om zich toch te redden. Ze trekken zich weinig aan van anderen.
Dan heb je de groep van afwerend gehechte kinderen. Hun interne werkmodel is: 'Anderen zijn onvoorspelbaar, ik weet niet waar ik aan toe ben, ik twijfel aan mezelf.' Dat zijn de kinderen die zeggen: 'laat me niet alleen' en die ook ontzettend claimen. Die willen constant geholpen worden en als een ander geholpen wordt, dan voelen ze zich achtergesteld.

Dan de gedesorganiseerde groep. Dat is eigenlijk de moeilijkste groep om mee om te gaan, vind ik. Dat is de groep die zegt: 'ik heb geen grip op wat er met me gebeurt. De emoties van anderen en van mezelf zijn onvoorspelbaar en beangstigend. Dat is de groep die het ene moment roept 'help me' en het andere moment 'laat me met rust.' Het ene moment willen ze dicht bij je zijn en het andere moment weren ze je hevig af.

Wat is de beste aanpak voor deze leerlingen?
De beste aanpak is een zakelijke, betrouwbare, consequente aanpak. Probeer niet het verleden goed te maken. Het appel dat die kinderen op je doen is: 'medelijden'. Toch lukt het je als leerkracht niet om goed te maken wat ze gemist hebben. Je kunt het beste zo betrouwbaar mogelijk zijn in je emoties. Zet tegenover de grote emoties van hen geen grote emoties van jezelf. Er kan nog wel gewerkt worden aan het laten ontstaan van een hechtingsrelatie, maar dat is dan met de eerste verzorgers, en dat ben je als leerkracht niet. Voor de leerkracht is het van belang zo zakelijk mogelijk te zijn, structuur geven en zo voorspelbaar mogelijk te zijn. Wat dat betreft hebben ze eigenlijk dezelfde aanpak nodig als PDD-nossers. Die voorspelbaarheid, je betrouwbaar maken, noem maar op. Alleen: ze snappen veel meer van de wereld. Kunnen veel meer zelf vertellen hoe de dingen in elkaar zitten. Ze weten ook feilloos je zwakke plekken te vinden.
Ze gaan a.h.w. onder je huid zitten en ze kunnen je heel erg tot wanhoop drijven. Ze kunnen ook moeilijk omgaan met kritiek. Met degene met wie ze gedurende langere tijd omgaan zullen vaak ook de meeste botsingen voorkomen. Zoals X het uitdrukte: "Met mensen die ik maar af en toe zie, krijg ik nooit ruzie."

Dat omgaan met kritiek, kan daar nog verbetering in zitten?
Ja, het wordt dan bijvoorbeeld in de SOVA-lessen geoefend. Dan gaat het over het algemeen goed (maar dat geldt voor alle kinderen in het algemeen die met SOVA lessen meedoen). In de therapie-situatie kunnen ze het altijd beter, dan wanneer ze het onverwacht toe moeten passen.
En wat je zult merken is dat deze kinderen meestal heel veel moeite hebben met kritiek, maar dat is logisch, want het zijn in feite ' verworpen kinderen' om het maar zo te noemen. Een jongen die ik in therapie heb zei: 'kritiek van mijn ouders vind ik het allerergste, want dan heb ik het idee dat ze me onwaardig vinden.' Ze testen een relatie ook uit. Ze zijn ook bezig met hoe de wereld in elkaar zit: wat denken anderen nu van me?

Wat doe je met agressie (wraaknemen op een andere persoon, bijvoorbeeld)?
Wat ze op een bepaald moment moeten leren is dat bepaalde reacties gewoon absoluut niet mogen. Je mag boos zijn, maar op een acceptabele manier.

Hoe ver mag boosheid eigenlijk gaan?
Benoem: je mag boos zijn, je mag heel erg boos zijn!, maar: lichamelijk geweld mag niet, je maakt niets van school kapot, je spuugt niet naar mensen. Je legt ook uit waarom dat niet mag, omdat je daardoor in moeilijkheden komt. Je kan ook niet in de trein, als iemand tegen je aanstoot, gaan spugen, trappen, enz. Je moet ze ook het gewenste gedrag aanleren en daar zelf ook model voor staan. 

Hoe reageren deze kinderen op straf? Kijk, ad-hoc straffen (ineens in je boosheid straffen) helpt niet. Vooraf de consequentie (wat gebeurt er als ik doorga met dit gedrag) stellen helpt wel. En zoals bij alle kinderen moet het aantal gewenste gedragingen groter worden en moet dus het aantal beloningen groter zijn dan het aantal straffen. Dreigementen helpen absoluut niet. Een straf moet ook daadwerkelijk uitgevoerd worden. Maar: belonen is absoluut effectiever.
Belangrijk is om van te voren heel goed duidelijk te maken wat de grenzen zijn. Als ze over de grenzen gaan zeg dan op een hele rustige manier: 'dat was niet de afspraak, dat gaan we anders doen, dat verwacht ik van je!'

Wat voor soort leerkracht is voor deze kinderen belangrijk?
Als je je voldoening alleen haalt uit relatie met kinderen, dan moet je niet met deze kinderen gaan werken. Eigenlijk is dat hetzelfde als kinderen met een stoornis in het autisme spectrum. Een gewone vanzelfsprekende relatie is er niet. Je moet je beloning dus halen uit de andere dingen: dat je ziet dat ze vooruit gaan, of een aparte soort humor die ze soms hebben. Dat je denkt: 'wat leuk dat het kind dit bereikt of dat nu kan.'

Je moet niet gaan voor een relatie, maar als er nu toch iets van een relatie ontstaat tussen zo'n leerling en de leerkracht?
Als er gaandeweg iets ontstaat, dan is dat meegenomen. Maar, vaak ontstaat dat van jouw kant wel, maar van zijn kant ....? Hij heeft je nodig voor bepaalde dingen, maar dit wil niet zeggen dat hij je later herinnert als een meester / juf die belangrijk voor hem geweest is. Misschien ook wel, maar je moet er niet vanuit gaan.

Soms weten deze kinderen zelf eigenlijk ook niet goed wie ze zijn en wat ze kunnen. Hoe kunnen we ze daarbij helpen?
Wat ik doe met kinderen in therapie is hun interne geheugen te steunen door externe dingen. Dus een historie met hen opbouwen van wat lukt. Gewoon de dingen opschrijven die ze kunnen (dat kan bijv. in een 'Dit kan ik al'-boekje).
Maak ze ook attent op aardige dingen die anderen tegen ze zeggen, want ze horen over het algemeen toch vooral de negatieve dingen. Geef ze bijv. de opdracht: let deze week eens op wie er iets aardigs tegen je zegt (je kunt dat ook in de vorm van een spel doen).

In hoeverre mag je het claimend gedrag toestaan?
Dat is toch iets watje mondjesmaat af moet bouwen. Je moet ze eigenlijk de maat leren. Je moet ze ook leren die behoefte uit te stellen, maar dat is het allermoeilijkste. Als ze dus kunnen uitstellen moet je dat extra belonen. Het gewenste gedrag moet altijd meer opleveren dan het ongewenste.

Een kind kan, door zijn stoornis een uitzonderingspositie krijgen waaraan andere kinderen en soms ook collega's zich kunnen ergeren.
Dit hoort eigenlijk gewoon bij het (speciaal) onderwijs. De een heeft meer nodig dan de ander. Het leven is niet altijd voor 100% eerlijk. Belangrijk is ook dat je met het heel schoolteam achter de aanpak staat. Je moet er wel erg voor waken om jezelf niet onmisbaar te gaan verklaren t.o. je collega's. Dat is eigenlijk de grootste valkuil. Zo van: 'Ja, bij mij doet hij dat niet.' Je moet het los zien van de persoon, het gedrag hoort bij de stoornis. Je moet het zien als een protest tegen de afwijzing die ze ervaren, die niet als afwijzing bedoeld is.

Mw. Naudts, hartelijk dank voor uw tijd en voor de waardevolle adviezen!

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006

Criterium | 60 Pagina's

Een reactieve hechtingsstoornis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006

Criterium | 60 Pagina's