Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dwaalgeesten ontmaskerd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dwaalgeesten ontmaskerd

27 minuten leestijd Arcering uitzetten

Allereerst een citaat van Calvijn: 'Het is een uitnemende lof van de gezonde leer, dat zij ons met God verenigt en dat wij daarin vinden al wat tot de ware genieting van God behoort... Maar het is openbaar hoe dit altijd de mensen geweest is tot oorzaak van het verderf, dat ze met Christus niet tevreden zijn, lust gehad hebben buiten de eenvoudige leer van het Evangelie in het wilde te vliegen... Laat ons dan opmer ken, dat een goed en naarstig herder, niet alleen moet zorg dragen dat hij de scha pen verzamelt, maar ook dat hij de wolven verdrijft. Want wat zal het baten dat men de zuivere stem van het Evangelie voort brengt, zo wij toch het openbare bedrog van de satan door de vingers zien?' Uit dit citaat onderstreep ik twee zaken namelijk dat het altijd weer gaat om de gezonde leer. Dat is naar de Schriften. Eén van de dingen die wij lezen in Hand. 2 over de Kerk in haar lentetijd is dat zij volhard de in de leer van de apostelen. Vervolgens is er het feit dat mensen daar niet tevre den mee zijn, maar dat het bedrog van de satan niet door de vingers gezien mag worden. Om het te zeggen met de titel van deze lezing: de dwaalgeesten moeten ont maskerd worden.

Ik wil daar dan nader op ingaan aan de hand van een drietal punten:
1. De Schift (en de belijdenis)
2. Een fragment uit de geschiedenis (Izaak da Costa)
3. Onze roeping (n.a.v. 1 Joh 4 : 1)

1. De Schrift
Wanneer wij dan vandaag spreken over het onderscheid van dwaalgeesten en geesten die uit God zijn, is dat een zaak met een hoog actualiteitsgehalte. Nu is dat niet voor het eerst. De waarschuwin gen in het Woord van God zelf zijn te dui delijk om misverstaan te worden. Al in het OT klinkt keer op keer de waarschuwing tegen de valse profeten. Ik hoef slechts de naam Bileam te laten vallen. De man wordt gehaald en geroepen om de kracht van het volk van God te breken. De spreuken die hij uit behoren tot de allerschoonste van de taalschat van Israël. Kenners zijn het daar wel over eens. Een alledaags mens kan on mogelijk spreken zoals Bileam in profeti sche bezieling gedaan heeft. Zijn spreken is in zijn zegenspreuken een zingen dat van hoge en voorname aanleg blijk geeft. Dat wat hij zegt, zou in de mond van Jesaja zeker niet misplaatst zijn: ik zal Hem zien, maar nu niet; ik zal Hem aanschouwen, maar niet nabij. Er zal een Ster voortgaan uit Jacob en er zal een scepter uit Israël voortkomen; die zal de palen der Moabieten verslaan en zal al de kinderen van Seth verstoren.
Dat hij bekend was, blijkt wel uit het feit dat Balak de koning van Moab hem laat halen. De naam waaronder over hem ge sproken wordt, schijnt hem te rangschik ken onder degenen bij wie Israël nooit of te nimmer te rade mocht gaan, omdat hij de Heere een gruwel was. Hij wordt geen profeet, maar waarzegger genoemd. En toen de oudsten der Moabieten naar hem toegingen, treft ons daarbij dat zij het loon der waarzeggingen in hun hand hadden. Dat is een belangrijk gegeven, want als we de naam van Bileam tegen komen in het NT dan staat het o.a in dat kader. Het is het kader van de hebzucht en de geldzucht. Petrus zegt in zijn 2 e brief dat hij het loon van de ongerechtigheid heeft liefgehad en Judas spreekt ook over het loon van Bi leam. Nergens in de Bijbel komen we tegen dat profeten zich lieten betalen. Wel dat ze bereid waren alles op het spel te zet ten, van alle aanzien beroofd te worden. Verachting was hun deel, de gunst van de publieke opinie moesten ze ontberen, hun boodschap riep de nodige ergernis op. Niet zonder reden heeft Jezus gezegd dat het het lot van de ware profeten was, ge stenigd, buitengeworpen en zelfs gedood te worden. Gods profeten traden op zon der aanzien van de persoon. Een sprekend voorbeeld daarvan is de profeet Micha ben Jimla. Hij moet het in zijn eentje opnemen voor de koningen Achab en Josafat tegen 400 profeten.

Maar niet alleen de geldzucht speelt een rol. We komen Bileam namelijk ook tegen in de brief van de verhoogde Christus aan Pergamus. In die gemeente is de troon van de satan. Die roerde zich geducht. Maar de gemeenteleden houden vast aan de naam van Christus. Ze hebben het geloof in Hem, het geloof in de verlossing door recht, niet verloochend, al werden ze aan alle kanten bedreigd door mensen die de verlossing door kracht beleden. En het was zwaar om in dit belijden staande te blijven. Eén van de leden van de gemeente heeft zijn belij den van de Christus met de dood moeten bekopen: Antipas, de trouwe getuige. De man durfde de satan bij zijn ware naam te noemen. En dan komt zijn ware aard voor de dag. Maar de gemeente werd niet bang. Ze bleef de satan, satan noemen en ze zei niet 'verlosser' tegen hem. Ze werd niet bang voor zijn dreigementen, ook niet toen hij in Antipas liet zien dat het hem menens was. Ze hield vol dat de verlossing door recht was en niet door kracht. En al was er in Pergamus de dienst van Asclepius, de god van de genezing en stroomden alle zieken van Klein-Azië daar naar toe, de christenen in Pergamus deden dat niet. Maar als de duivel het niet lukt de men sen bang te maken met dreiging en ge weld, gooit hij het over een andere boeg. Dan probeert hij het met een zoet lijntje, op een heel geraffineerde manier. En dan noemt Christus de naam van Bileam. Bileam moest van Balak het volk vloeken, opdat hij het zou kunnen verslaan. Maar Bileam kon dat niet. God dwong hem dit volk te zegenen. En daarom zei hij tegen de koning: met geweld krijgt u dit volk er nooit onder; uitroeien kunt u het niet, zo wordt het door hun God beschermd. Maar u kunt die mensen wel meetronen naar uw offerfeesten, verleiden tot overspel. En als ze in de roes van de zinnen zich laten gaan, dan hebt u ze in uw macht; dan houden ze op te vechten en hun God houdt op hen te beschermen. Wat het geweld niet vermag, dat lukt aan de verleider Bileam.

Wanneer wij de blik vervolgens wenden naar het NT valt er ook heel wat te mel den inzake ons onderwerp. Daar wordt de dwaalleer in krachtige bewoordin gen veroordeeld. Niet in de laatste plaats door onze hoogste Profeet en Leraar Zelf. Wacht u voor de valse profeten, dewelke in schaapskleren tot u komen, maar van binnen zijn ze grijpende wolven. Ik kan me nauwelijks sterker bewoordingen inden ken. Jezus heeft het in dit verband in Mattheüs 7 over mannen die de waarheid loo chenen, maar dat doen onder de schijn dat ze die waarheid wel preken. Jezus waar schuwt tegen hen. Ze zijn valse profeten. valse leraars, mensen die zeggen dat ze bij Hem horen en zeggen: Heere, Heere heb ben we niet dit en niet dat gedaan in Uw Naam? Geprofeteerd en krachten gedaan! Hij zegt dat ze bedriegers zijn en dat op de dag van het oordeel Hij tot hen zal zeg gen: Ik heb u nooit gekend, gaat weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt. In Mattheüs 24 komen we hetzelfde tegen. De discipelen vragen wanneer het zal ge beuren wat Jezus zegt over de tempel, dat er niet één steen op de andere gelaten zal worden, die niet zal worden afgebroken. Dan is het eerste wat Hij zegt: Zie toe dat u niemand verleide. Want velen zullen ko men onder Mijn Naam en zeggen : Ik ben de Christus en zij zullen velen verleiden. En nog een keer: en vele valse profeten zul len opstaan en zullen er velen verleiden. En nog een keer: alsdan zo iemand tot u zal zeggen: ziet hier is de Christus of daar, gelooft het niet. Want er zullen valse C h r i s tussen en valse profeten opstaan en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk zou zijn) ook de uitverkorenen zouden verleiden. Opnieuw een zeer ernstige waarschuwing tegen valse en bedrieglijke leraren. Het zullen er niet weinig zijn, maar veel.

En niet alleen Jezus, hetzelfde komen we tegen bij de apostel Paulus. In zijn brief aan de gemeente van Efeze klinkt de ver maning dat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omge voerd worden met alle wind van leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistig heid om listig tot dwaling te brengen. Dat is de waarheid betrachten in liefde, voegt hij eraan toe. Dus de waarheid spreken heeft ook in zich het aan de kaak stellen, afwijzen van de dwaling, de valse leraars in de kerk. Duidelijk maken wat voor soort mensen zij zijn en welke dingen zij doen en leren. Paulus beschrijft ze als plunderende roofdieren. Ze zijn er op een be drieglijke manier op uit hen die in Christus zijn schade toe te brengen, listig tot dwa ling te brengen. Daarom moeten zij wor den tegengestaan, ontmaskerd. Nog ster ker taal gebruikt hij als hij afscheid neemt van de ouderlingen van die gemeente. Zij moeten acht hebben op zichzelf en op de gehele kudde waarover de Heilige Geest hen tot opzieners gesteld heeft, om de ge meente Gods te weiden, welke Hij verkre gen heeft door Zijn eigen bloed. Want dit weet ik, zegt Paulus, dat na mijn vertrek zware wolven tot u inkomen zullen, die de kudde niet sparen. En uit uzelf zullen man nen opstaan, sprekende verkeerde dingen om de discipelen af te trekken achter zich. Daarom waakt en gedenkt dat ik drie jaar lang nacht en dag niet opgehouden heb een ieder met tranen te vermanen. Dat is dus krasse taal: wolven, zware wolven.

In 2 Korinthe 11 noemt Paulus hen valse apostelen die als de duivel zijn, want de satan zelf verandert zich in een engel van het licht. Zo is het dan niets groots, indien ook zijn dienaars zich veranderen, als wa ren zij dienaars van de gerechtigheid; van welke het einde zal zijn naar hun werken. In Galaten 1 zegt dezelfde apostel: doch al ware het ook dat wij of een engel uit de hemel u een Evangelie verkondigde bui ten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt. Dat heeft dus alles te maken met de waarheid verkondigen in liefde. In Fil. 3 schrijft de apostel: weest mede mijn navolgers, broeders, merkt op degenen die alzo wandelen, gelijk gij ons tot een voorbeeld hebt. Want velen wandelen anders, van dewelke ik u dikwijls gezegd heb en ook nu wenende zeg, dat zij vijan den van het kruis van Christus zijn; welker einde is het verderf, welker God is de buik en welker heerlijkheid is in hun schande, dewelke aardse dingen bedenken. Zulke mensen waren dus in de gemeente. Hij noemt ze in het begin van dat hoofdstuk honden en kwade arbeiders. En in de aan gehaalde woorden: vijanden van het kruis van Christus.

Duidelijk is dus dat er gewaakt moet wor den tegen de verderfelijke invloeden. De gebruikte uitdrukkingen over dergelijke mensen zijn buitengewoon sterk. Ook zijn ze verschillend. Naast de al aangehaalde, vloeien uit zijn geïnspireerde pen ook nog zinsneden als: ziet toe, dat niemand u als een roof vervoere door de filosofie en ijdele verleiding, naar de overlevering der mensen, naar de eerste beginselen der wereld en niet naar Christus (Kol. 2); Timotheus moet het pand bewaren en een af keer hebben van het ongoddelijk ijdel roe pen en van de tegenstellingen der valselijk genaamde wetenschap. Hij heeft het over woorden die voort eten als de kanker.

Petrus blijft daar niet bij achter. Ook hij gebruikt hele sterke uitdrukkingen als het gaat om de dwaalleraars. Hij noemt ze waterloze fonteinen, wolken door een draaiwind gedreven. Als die wolken op komen zetten lijkt het heel wat, maar in werkelijkheid hebben ze niets. Hetzelfde schrijft ook Judas in zijn korte, hemelse brief. Staan, schrijft hij, voor het geloof eenmaal de heiligen overgeleverd. Ik wees al op de brief aan Pergamus, maar ook de andere brieven in Openb. 2 en 3 zijn vol van deze en andere vermaningen en bezi gen dezelfde taal.

Het mag duidelijk zijn dat zowel het OT als het NT de polemiek bepaald niet uit de weg gaat als het gaat om valse profeten, de dwaalleer en de dwaalleraars. Er is spra ke van de kracht van dwaling, het geloven van de leugen (2 Thess. 2). De apostelen noemen valse leraars honden, kwade arbeiders, leugenaars, wolven, waterloze wolken; hun leer wordt aangeduid als kan ker. Dat is dus de leer van Oude en Nieuwe Testament. En niet alleen de Schrift, de belijdenis neemt ook stelling. Dat kan ook niet an ders want de confessie is een belangrijk zo niet het belangrijkste wapen in de strijd der geesten. De stof en het sieraad ervan is ontleend aan profeten en apostelen. Het verwijt viel en valt nog wel te horen dat het toch gaat om de Schift alleen. Belijde nissen te hebben is in tegenspraak met het sola scriptura. Dit argument speelde al ten tijde van de Dordtse Synode 1618/1619. Het werd door de Remonstranten en hun voor lopers steeds gebruikt. Het mag duidelijk zijn, elke ketter heeft zijn letter. Ik bedoel daarmee te zeggen dat ook dwaalleraren zich op de Schift beroepen. En dat niet al leen, ze beweren ook de Schrift aan hun kant te hebben. Men misbruikt echter de Bijbel als men met haar gezag allerlei wind van leer wil dekken. Daarom moet de kerk van God wel een beknopt en kort overzicht hebben van de gezonde woorden. Niet enkel de letters van de Heilige Schrift zijn genoeg, maar de zin die de Heilige Geest daardoor heeft willen te kennen geven in het zuivere Woord van God. Daarom heb ben wij in de strijd der geesten de belijde nis nodig om de dwaling te onderkennen, tegen te gaan en zo de voortgang van de verkondiging van het volle Woord van God te bevorderen. Om het te zeggen met de woorden van de gereformeerde dogma ticus Herman Bavinck: van de kant van de Remonstranten, Baptisten, Congregationalisten. Kwakers en vele anderen is de stelling geponeerd dat het opstellen van bindende confessies in strijd is met de algenoegzaamheid van de Schrift, de christelijke vrijheid vernietigt, een ondraag lijke tirannie voert, verder onderzoek en voortgaande ontwikkeling afsnijdt. Maar de Schrift legt de duidelijke verplichting op aan de kerken om een pilaar en vastig heid van de waarheid te zijn en haar voor alle mensen te belijden. En dat met het oogmerk hen die van de waarheid afwij ken te mijden en het Woord van God te genover alle bestrijders te handhaven. Een kerk, aldus de conclusie van Bavinck, kan ook in een wereld vol leugen en bedrog niet zonder een regel des geloofs bestaan. Ze wordt zonder een vaste belijdenis aan allerlei dwaling en verwarring ten prooi en onderworpen aan de tirannie van bo vendrijvende richtingen en meningen. Dat had hem de geschiedenis van de 19e eeuw wel geleerd.

We kunnen denken aan belijdenissen als het apostolicum, de belijdenis van Nicéa en Athanasius. Maar ook de reformatori sche belijdenissen kennen, naast het feit dat ze de hoofdzaken van het christelijk geloof samenvatten, de afwijzing en de af grenzing. Er zijn de verschillende fronten. Al denken wij daarbij doorgaans in de eer ste plaats aan Rome, ook de wederdopers en hun leer worden daarin afgewezen. In de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt in artikel 9 beleden de leer van de Heilige Drievuldigheid. Deze leer is altijd geleerd en onderhouden geweest bij de ware Kerk, van de tijden der apostelen af tot nu toe tegen Joden, Mohammedanen en enige valse christenen en ketters. En dan worden namen genoemd als Marcion, Mani, Arius en anderen. Zij zijn door de heilige vaders veroordeeld. M e n valt dan terug op de apostolische geloofsbelijdenis, de belijde nis van Nicéa en die van Athanasius. In artikel 12 over de schepping wordt ver worpen en verfoeid de dwaling van de Sad duceeën, die zeggen dat er geen engelen zijn en van de Manicheeën die zeggen dat de duivels hun oorsprong uit zichzelf heb ben, zijnde uit hun eigen natuur kwaad, zonder dat zij verdorven zijn geworden. En om niet meer te noemen in het stuk van de voorzienigheid van God en de re gering van alle dingen wordt in art. 13 de verdoemelijke dwaling der Epicureeën ver worpen, die zeggen dat God zich nergens mee bemoeit en alle dingen bij geval laat geschieden.

2. Geschiedenis
Maar met dit alles raken wij al aan de ge schiedenis. Iemand die in de 19e eeuw de oorlog aan de tijdgeest verklaarde was Izaäc da Costa. Geboren op 14 januari 1798 in Amsterdam ging hij in 1822 over tot het christendom. Op 20 oktober van dat jaar vond in de Pieterskerk in Leiden de doop plechtigheid plaats. De voorganger in die dienst was ds. Egeling die preekte over de tekst uit Rom. 5: 11 A l z o is er dan ook in deze tegenwoordige tijd een overblijfsel geworden naar de verkiezing der genade'. Het volgende jaar om precies te zijn op 7 augustus 1823 verscheen van de hand van Da Costa een geruchtmakend geschrift on der de titel: Bezwaren tegen de geest der eeuw. De aanleiding tot dit werkje vorm den de festiviteiten in verband met het 4 e eeuwfeest van de uitvinding van de boek drukkunst. Dat gebeurde in Haarlem, de plaats van Laurens Janszn. Koster waarvan men toentertijd algemeen aannam dat hij de uitvinder ervan was. Het hoogtepunt van die herdenking vormde de toespraak van de bekende kanselredenaar J.H. van der Palm. De man hield een lofzang op 'het licht der kennis' dat dankzij de boek drukkunst in de wereld was opgegaan. In een brief aan Bilderdijk sprak Da Costa in dat verband van de verfoeilijke afgoderij waaraan Van der Palm zich naar zijn over tuiging schuldig had gemaakt. Vormden de feestelijkheden in Haarlem de directe aanleiding tot het protest van Da Costa, de feitelijke oorzaak lag dieper. Die betrof wat hij noemde de schijnverlichting der 19e eeuw.

Het motto van Da Costa's bezwaren ont leende hij aan Ef. 6: 12 Want wij hebben de strijd niettegen vlees en bloed, maartegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duister nis dezer eeuw, tegen de geestelijke boos heden in de lucht. De letters 'der duister nis dezer eeuw' liet hij op het titelblad in kapitale letters afdrukken. Deze duisternis wordt, aldus Da Costa, voor een niet ge ring deel bewerkt door de vorst der duis ternis die zich veranderd had in een engel van het licht. In zijn inleiding zet Da Costa direct de toon: Het is vooral op het onge gronde en gevaarlijke van dit hoovaardige gevoelen der eeuw, dat wij onder de zegen des Almachtigen, tegen wie de tijdgeest met geheel het samenstel zijner ijdele wijs heid en bedrieglijke verlichting de wereld in opstand heeft gebracht, de aandacht van het algemeen door dit korte geschrift wensen te bevestigen ... door middel van enige vergelijkende opmerkingen over de voornaamste punten, die op de verlichting van 's mensen hart en verstand betrekking hebben en waarover de begrippen van onze tijd zo hemelsbreed verschillend zijn van die der voorvaderen.

De schijnverlichting van de tijdgeest is in feite dan ook synoniem met geestelijke duisternis. De vrijheid die de mensen werd voorgespiegeld door de apostelen van de verlichting, was niet anders dan geestelijke slavernij. Met nadruk stelt de schrijver dat de strijd niet gaat tegen personen, maar tegen beginselen. Waarheid staat tegen over leugen, het koninkrijk van het licht staat tegenover het rijk van de duisternis. In 10 hoofdstukken vatte Da Costa zijn aanklacht ofwel zijn bezwaren tegen de tijdgeest samen. Elk hoofdstuk is voorzien van een opschrift. In het 1e hoofdstuk on der het kopje godsdienst waarschuwt hij voor de handelwijze van de hedendaagse verlichtingspredikers die bij alle oorlogs verklaringen tegen het bijgeloof het on geloof rustig op de door hen opgeworpen zetel laten zitten, terwijl tegelijkertijd het ware geloof verdacht wordt gemaakt. Wat is eigenlijk de bedoeling van al die oor logsverklaringen? De schrijver geeft er een niet onduidelijk antwoord op: Meen niet dat uw geloof aan Gods onbepaalde en vrijmachtige verkiezing der begenadigden door Jezus Christus, nfet zou worden ge rangschikt in onze dagen onder die bijge lovige begrippen, welke de wijsgeren als strijdig met het wezen van God beschou wen.

Het gaat dan over het leerstuk van de pre destinatie. Dat leerstuk vormt het hart van de kerk, maar vormt volgens Da Costa de steen des aanstoots. Is deze leer dan niet zowel door de apostelen als door de her vormers verkondigd als het bolwerk van de zuivere leer van het Evangelie, waar bij men stelling nam tegen de drijvers van de vrije wil? En werd deze leer niet in de achtbaarste en gewichtigste vergaderin gen der christenheid bevestigd en in onze belijdenisgeschriften neergelegd? Derge lijke heerlijke waarheden zijn ook in vroe ger dagen tegengesproken en bestreden, maar in die dagen heette dat ketterij en afval, in onze dagen heet dat godsdien stige verlichting.

Welnu dat cor ecclesia wordt, aldus Da Costa, in onze dagen openlijk bespot, ver draaid, belasterd of geheel verzuimd en als een afgestorven lid onaangeroerd ge laten, niet alleen door diegenen die buiten de gemeenschap van onze belijdenis staan, maar ook door hen die zijn binnen haar ei gen boezem, zodat slechts weinigen het zich nog durven herinneren, dat de leer der vrije genade en onvoorwaardelijke ver kiezing Gods aan onze Nederlandse kerken eigen is en haar kenmerkt.

Het 2 e hoofdstuk heeft als opschrift 'Zede lijkheid'. Hij merkt in dat verband op dat de 19e eeuw bepaald niet uitmunt door ware godsdienstigheid, maar zich intussen wel beroept op haar zedelijkheid. Maar, zo is zijn overtuiging, alle zedelijkheid buiten de godsdienst is een onding. Schrijvers als Voltaire, Rousseau, Diderot, Lord Byron en Duitse neologen hebben allen tesamen de vorderingen der zedelijkheid belemmerd. Maar zijn wij dan nu verdraagzamer dan onze voorouders, vraagt hij zich in het vol gende hoofdstukje af? Zeker, de wolven noemen het verdraagzaamheid, merkt hij op, wanneer de herders en de honden sluimeren en de schapen ten prooi laten aan het verscheurend gedierte, hetwelk zij verplicht waren van de kudde te weren en te verdrijven. Verdraagzaamheid is mede een van die toverwoorden, waarmee men het onnadenkend verstand van menig welmenende begoochelt en hem de ver schrikkelijkste misbruiken onder de naam der heiligste deugden weet op te dringen. Daar is, zo betoogt hij, tweeërlei verdraag zaamheid: een ware en een gewaande, be drieglijke. Daar is een verdraagzaamheid uit liefde, uit zelfverloochening, uit ver knochtheid aan de geboden van God, uit gehoorzaamheid aan Hem, die het voor beeld der ware verdraagzaamheid heeft gegeven. Maar er is ook een verdraag zaamheid uit onverschilligheid, uit vrees voor de wereld, uit minachting of misken ning van de waarheid, uit oogmerken van eigenbelang, uit goddeloosheid. En zoals het met de verdraagzaamheid is, zo is het met de grotere mate van menselijkheid, waarop onze eeuw zich beroemt. Groot spraak, ijdelheid.

Er zou nog heel wat meer uit dit geschrift zijn weer te geven, maar ik moet me uiter aard beperken. Ik wijs alleen nog op het 8 e hoofdstuk waarin Da Costa zich keert tegen het verheerlijken van de publieke opinie. De geschiedenis heeft geleerd dat zij oneindig veel kwaad heeft berokkend. Hij geeft enkele voorbeelden uit de Hei lige Schrift. De publieke opinie der aarde bespotte, zo schrijft hij, de rechtvaardige Noach; de rechtvaardige Lot. De publieke opinie van Israël in de woestijn die zich uitte daarin dat men beter in Egypte had kunnen blijven, eiste de oprichting van het gouden kalf. Er was de publieke opi nie van de latere Joden die de profeten in Jeruzalem doodde, die in Maria's Zoon de Zaligmaker en Messias van Israël weigerde te erkennen. Na nog enkele voorbeelden uit de geschie denis aangehaald te hebben, vraagt hij zich af wat de oorzaak is van dit verschijnsel. Da Costa belijdt ootmoedig: Het is omdat de mens uit zijn staat van de rechtheid is vervallen, het is omdat het gedichtsel van 's mensen hart alleenlijk boos is, het is om dat het niet mogelijk is voor de mens zon der de allesvermogende en allesherstellende goddelijke genade te oordelen, recht te handelen, recht te willen. En daarom is zijn conclusie: de menselijke maatschappij kan derhalve niet door haar eigen gevoelen (al ware het mogelijk die zogenaamde publie ke opinie te kennen) bestierd worden of, waar dit gebeurt, daar gebeurt onrecht, boosheid, godloosheid. Daarom moet zij bestierd worden van hogerhand, van God, door de machten, welke God (hetzij mid dellijk of onmiddellijk) boven zijn schepse len heeft gesteld. Deze moet de publieke opinie leiden, zuiveren, heiligen; aan zich zelf overgelaten staat zij tegen de hemel op en de maatschappij stort noodzakelijk in een onoverzienbaar verderf en kan al dus niet blijven bestaan.

Maar in deze 'op verlichting zo hoogmoe dige eeuw' neemt men algemeen aan dat deze publieke opinie richtsnoer moet zijn. De leraars van het Evangelie mogen niet de gekruisigde Christus preken, maar al leen dat weinige, hetwelk in zijn leer nog de eer heeft niet te zeer aan het gevoe lige wijsgerige oor der gezagvoerende vrij heidsschreeuwers te mishagen.

Hij roept dan ook alle weidenkenden die invloed hebben op het hart en op het verstand van anderen toe: Verkondigt de waarheid moedig en aanhoudend en vreest de haat noch de bespotting der we reld. Genoeg. Ik meen dat dit manifest van deze pas bekeerde christen uit de Joden nog heel wat te zeggen heeft. Nog niet zó lang geleden heeft prof Van Deursen er een Huizingalezing aan gewijd. De kritiek was en dan schrijven wij het jaar 1994 bepaald niet mals. 3. Maar ik wil me nu richten op wat voor ons de roeping is in het huidige tijdsge wricht. Ook vandaag hebben wij de strijd aan te gaan tegen de machten van de duisternis van deze eeuw. Aandoen, zegt Paulus, de hele wapenrusting van God. Wij hebben naar het woord van de apostel van de liefde, Johannes, de geesten te be proeven. Geliefden, zo schrijft hij, gelooft niet een iegelijke geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn, want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld (1 Joh. 4: 1). Het is duidelijk dat in de tijd van Johannes valse profeten een veel voorko mend verschijnsel waren. Nieuwtestamen tische profeten functioneerden vooral als vertolkers van het grote geheim van het heilsgebeuren van God in Christus. Ze ver kondigden wat God in Christus gedaan had. Helaas was er ook veel kaf onder het koren. Valse profeten reisden ijverig rond, maar ze kwamen met een andere bood schap en hadden slechts eigen belang op het oog. Kennelijk was er ook in dit opzicht niets nieuws onder de zon, denk maar aan Bileam, met zijn gelden hebzucht. Ken nelijk was in het NT het profeet-zijn een aantrekkelijk beroep. Je stond in aanzien en kon er ook nog wel het één en ander mee in de zak steken. Met de godsdienst viel geld te verdienen. Paulus waarschuwt in zijn brief aan Titus voor valse leraars die onbehoorlijke dingen leren en daarbij ook nog oneerlijke winst maken (Titus 1:11). En niet alleen de gelden de hebzucht, maar bij Bileam zagen we ook de kracht van de verleiding naar voren komen. Neem ze mee naar de offerfeesten, verleid ze tot overspel. Breek de kracht van het volk. Ik wil hier de uitdrukking wereldgelijkvor migheid bezigen. Want het beproeven van de geesten heeft alles te maken met het bewaren van Gods geboden, het niet lief hebben van de wereld en haar begeerlijk heid. Wat is er dan in de wereld? De begeerlijkheid van het vlees, de begeerlijk heid van de ogen en de grootsheid van het leven. Gods geboden bewaren wil dus zeg gen afstand bewaren, de distantie in acht nemen. Het letten op en doorzien van de publieke opinie. Of om het te zeggen met de woorden van de apostel Paulus uit Ro meinen 12: en wordt aan deze wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing van uw gemoed, opdat gij moogt beproeven welke de goede en wel behaaglijke en volmaakte wil van God zij.

Daarom is het acht geven op het profeti sche Woord van God van uitzonderlijk be lang: de grondige kennis van de Schriften ons toeeigen. A

ls Johannes zich geroepen weet de ge lovigen op te roepen tot waakzaamheid wanneer ze met profeten in aanraking ko men, dan gaat het hem zowel om de in houd van de profetie als om de oorsprong ervan. Waar haalt de profeet zijn profetie vandaan? En wat is zijn boodschap? Wat is zijn inspiratiebron? Er worden er door Jo hannes 2 genoemd: de Geest van God en de geest van de antichrist. En wat ook van belang is: is zijn leer in overeenstemming met wat de apostelen hebben geleerd en overgeleverd? De gelovigen moeten het gevaar van de valse profetie niet onder schatten. Vele valse profeten zijn in de we reld uitgegaan. Johannes is beducht voor hun aantal. Er heeft a.h.w uit de lucht een invasie van boze geesten in deze wereld plaatsgevonden. Hij liet dat al merken in 2:18 door te spreken over de vele antichris ten. Daarom is het noodzakelijk dat de ge lovigen leren om de geesten te beproeven. Ze moeten maar niet klakkeloos aanvaar den dat wat een profeet of een pseudoprofeet zegt van God afkomstig te zijn. Hoewel zij de Heilige Geest hadden ont vangen, zij zoals Johannes zegt de zalving van de Heilige Geest hadden (2:20) bete kende dat niet, dat ze daarmee automa tisch immuun waren voor de invloed van de valse profetie. Ze moeten de aanslag van de boze niet onderschatten.

Daarom is de toetsing van het allergrootste belang. Deze toetsing moet tweevoudig zijn. Het moet betrekking hebben op de leraars, de profeten, maar ook de hoor ders moeten getoetst worden. Eerst is het de vraag: welke boodschap brengen zij (vs 2). Wat horen de gelovigen uit de mond van de bezoekende profeten. Maar de hoorders zelf, de leden van de gemeente zijn er ook bij betrokken. Zij moeten ook zichzelf beproeven. Luisteren ze naar de stem van de goede Herder of lenen ze het oor aan schijnvrome praatjes van valse pro feten? Wordt er naar hen geluisterd? Wij zijn uit God. Die God kent hoort ons; die uit God niet is, hoort ons niet. Hieruit ken nen wij de geest der waarheid en de geest der dwaling (vs 6). Eerst reikt Johannes aan zijn lezers een maatstaf aan waarmee ze de gehoortoets kunnen uitvoeren. Wat horen de leden van de gemeente uit de mond van de profeten? Wie belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, spreekt door de Heilige Geest. Wie dit ontkent, is een spreekbuis van de antichrist. Wat wordt beleden aangaande de Christus? Wat is de inhoud van de belijdenis die door de Heilige Geest geïnspireerd is? De valse profeten verkondigen ook Jezus Christus. Maar zij preken een andere Jezus, want zij ontkennen dat Jezus Christus in het vlees gekomen is.

In het 10e hoofdstuk van Da Costa's be zwaren noemt hij de eeuw waarin hij leeft een eeuw van slavernij, bijgeloof, afgode rij, onkunde en duisternis. Ook de eeuw van de onkunde. Dat gold de kennis van de Schriften en het verstaan ervan. Maar dat niet alleen. Hij vroeg zich ook af of er wel voldoende kennis van zaken was en of men wel een nauwkeurig onderzoek instelde naar wat in de geschiedenis had plaatsgevonden.

We sluiten af. Maar we eindigen niet in mi neur. Da Costa laat aan het eind van zijn geschrift weten: maar uit deze duisternis zal wederom licht tevoorschijn komen, omdat het Woord des Heeren ons dat ver zekert. Wij weten dat hoe akeliger de uit zichten zijn, hoe hulpelozer de toestand der zaken naar de wegen van de kortzich tige mens, zo veel te zekerder, zo veel te meer de bijstand is van Hem, die zijn Kerk door de poorten van de hel niet zal laten overweldigen. Of om het te zeggen met de woorden van Johannes: want al wat uit God geboren is overwint de wereld; en dit is de overwinning die de wereld overwint namelijk ons geloof (1 Joh. 5: 4).

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2008

Criterium | 76 Pagina's

De dwaalgeesten ontmaskerd

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2008

Criterium | 76 Pagina's