Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wet OKE (ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wet OKE (ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie)

Wat betekent dit voor onze scholen?

13 minuten leestijd

Eerst wordt het wettelijke kader geschetst. Daarna komen consequenties van de wet en verschillen tussen kinderopvang en peuterspeelzalen aan de orde. De taak van het gezin wordt uitvoerig beschreven. Daarna volgt een conclusie als slot.

Wat is het wetsvoorstel OKE?
De wet OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) wijzigt meerdere wetten.
Het doel van de OKE wet is om de taalontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren en de kwaliteitseisen van de peuterspeelzalen te verbeteren.
• De eerste maatregel is een kwaliteitsimpuls voor peuterspeelzalen door de weten regelgeving over peuterspeelzalen te harmoniseren (dat wil zeggen: meer op één lijn te brengen) met de kinderdagverblijven.
• De tweede maatregel is dat peuterspeelzalen financieel toegankelijk blijven.
• Ten derde regelt het wetsvoorstel dat gemeenten, een breder en beter aanbod van voorschoolse educatie aanbieden, zowel in peuterspeelzalen als in kinderdagverblijven.

Waarom het OKE-wetsvoorstel?
De harmonisatie van de wet- en regelgeving van peuterspeelzalen met die van kindercentra zorgt voor een kwaliteitsimpuls voor de eersten. Hierdoor worden peuterspeelzalen in een betere positie gebracht om zich als laagdrempelige voorziening al dan niet met voorschoolse educatie te kunnen handhaven.
Verder wil het kabinet bereiken dat jonge kinderen met een risico op een taalachterstand in het Nederlands, een aanbod krijgen om die taalachterstand te verminderen. Het doel is dat kinderen zonder taalachterstanden aan de basisschool kunnen beginnen.

Wanneer gaat de wet in?
Op 19 januari 2010 heeft de Tweede Kamer het OKE-wetsvoorstel goedgekeurd.
De Eerste Kamer heeft het voorstel eveneens overgenomen. De wetswijzigingen zijn per 1 augustus 2010 ingegaan.

Kwaliteitseisen peuterspeelzalen
Het voorstel is om de globale kwaliteitseisen die de Wet Kinderopvang noemt voor de kinderdagverblijven grotendeels over te nemen voor de peuterspeelzalen. Hiermee ontstaat een landelijk kwaliteitskader. De kwaliteitseisen worden uitgewerkt in beleidsregels voor peuterspeelzalen.
De beleidsregels komen tot stand op basis van een convenant van de belangenorganisaties voor peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en ouders. De harmonisatie leidt ertoe dat de houders van een peuterspeelzaal de zorgplicht krijgen voor verantwoord peuterspeelzaalwerk. Hieronder wordt verstaan peuterspeelzaalwerk dat bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.
De brancheorganisaties werken de globale kwaliteitseisen uit in een convenant. De staatssecretaris heeft gevraagd in elk geval de volgende eisen op te nemen:
• Voorschoolse educatie wordt ten minste vier dagdelen of 10 uur per week gegeven op een peuterspeelzaal of een kinderdagverblijf.
• De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van beroepskrachten worden onderhouden.
• Voor de voorschoolse educatie wordt een breed programma gebruikt dat zich richt op taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
• De leidster kindratio voor peuterspeelzalen is één leidster op maximaal acht kinderen.
• Op iedere peuterspeelzaalgroep moet tenminste één beroepskracht zijn met opleidingsniveau SPW3 (of equivalent conform CAO welzijn). Dat maakt een eind aan de situatie van groepen met twee vrijwilligers.
• De groepsgrootte is maximaal 16 kinderen per groep.

Overige kwaliteitseisen peuterspeelzalen
Naast de globale kwaliteitseisen zijn in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen de volgende eisen opgenomen:
• Het personeel is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag.
• Een schriftelijke risico-inventarisatie van de opvang van kinderen.
• Mogelijkheid van de minister tot het stellen van regels over administratie, om zo nodig, monitoren mogelijk te maken.
• Informatieplicht aan ouders over beleid.
• Voorschriften over de voertaal.
• Instellen van een vorm van oudervertegenwoordiging, inclusief klachtenregeling voor niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Peuterspeelzalen die worden gesubsidieerd vallen onder de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen.

In het landelijk kwaliteitskader worden geen eisen voor ruimte en inrichting voor peuterspeelzalen opgenomen. Dit blijft gemeentelijk beleid.
Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven die voorschoolse educatie bieden in de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht moeten vanaf 1 augustus 2010 aan alle kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie voldoen. Andere gemeenten krijgen een jaar uitstel voor de opleidingseisen voor de beroepskrachten die voorschoolse educatie verzorgen. Kleine gemeenten of gemeenten met weinig doelgroepkinderen krijgen bovendien een jaar uitstel voor het bieden van minimaal vier dagdelen of 10 uur voorschoolse educatie.
Voor alle gemeenten geldt wel al vanaf 1 augustus 2010 dat ze een breed programma voor we moeten aanbieden.

Consequenties
Het verschil tussen peuterspeelzalen en kinderopvang moet kleiner worden. Dezelfde kwaliteitseisen voor opleiding personeel en voor- en vroegschoolse educatie zijn van toepassing. Betekent dit nu dat we geen principieel verschil meer kunnen maken tussen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang?
Kinderopvang is bedrijfsmatig en betreft andere tijden per dag en gaat over andere leeftijden (tot het verlaten van de basisschool) dan peuterspeelzaalwerk (van 2-4 jaar).
Het is bedoeld om werkende moeders te ontlasten. Ze hebben wel een pedagogische doelstelling zoals de peuterspeelzalen:
• het bieden van sociale veiligheid;
• de ontwikkeling van sociale competenties;
• de ontwikkeling van persoonlijke competenties;
• de overdracht van waarden en normen.

Peuterspeelzaalwerk anders dan kinderopvang
Omdat de kinderopvang vanaf 0 jaar mogelijk is en voor een groot deel van de dag (van 7.30-18.30 uur) en vijf dagen in de week, wordt het opvoeden veel meer dan in de peuterspeelzaal door de opvangkrachten gedaan.
Peuterspeelzaalwerk is vaak voor vier of meer dagdelen beschikbaar, maar het kan ook voor minder bijvoorbeeld twee dagdelen. Dan gaat het maar over ruim vier uur per week. Het is duidelijk dat in dit geval het gezin nog steeds het middelpunt is waar de opvoeding plaatsvindt. De peuterspeelzaal is slechts een aanvulling daarop en ondersteuning daarvan.
Het is belangrijk voor ons om het onderscheid tussen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang scherp te houden, nu de Wet OKE voor beide activiteiten op diverse terreinen dezelfde eisen stelt (harmonisatie van de eisen voor peuterspeelzalen en kinderopvang).
Als peuterspeelzalen slechts een beperkt aantal dagdelen beschikbaar hebben voor peuters en dan nog op tijden (bijvoorbeeld tussen 9.30 -11.30 uur) waarop niet gemakkelijk een baan kan worden ingevuld, stimuleren ze het buitenshuis gaan werken van moeders niet. Zolang dit het geval is, kan het gezin z'n centrale plaats in de opvoeding in het centrum houden. Valt dit onderscheid met kinderopvang weg# dan zijn de principiële bezwaren tegen kinderopvang ook voluit van toepassing op de peuterspeelzaal.

Opvoedende taak in het gezin
We moeten nooit vergeten dat de moeder de taak heeft haar kinderen te verzorgen en op te voeden. Ze mag die taak niet uit handen geven zolang ze zelf de mogelijkheid heeft dit te doen. Sommige mensen vinden dat het de meeste moeders aan inzicht deskundigheid en gelegenheid ontbreekt om op een goede manier met hun kinderen om te gaan. Mensen die daarvoor opgeleid zijn, werkzaam in kindercentra, kunnen dat veel beter doen. Dit middel is echter erger dan de kwaal. "Wat zal het kind missen," schreef mevrouw Zandberg vele jaren geleden al, "als het, zodra het gespeend is, de moeder verlaat en door vreemden wordt verzorgd? Zullen die vreemden, al hebben ze een natuurlijk talent voor opvoeding, aan elk dezer kinderen de koesterende warmte van de moederzorg, het geborgen gevoel van een eigen plekje, van een hart te hebben dat meer van jezelf is dan van een ander, kunnen vergoeden? Zal het kind er werkelijk bij winnen, wanneer het niet in dit eigen plekje wordt ondergebracht, maar in de rubriek 's werelds kinderen, kwekelingen der gemeenschap?" Ook het argument dat, als vrouwen niet hoeven te zorgen voor hun kind, ze de gemeenschap kunnen dienen, gaat niet op. De pedagoog Oosterlee haalt in dit verband Wagner aan die zei: "Bewaar het beste van u zelf voor uw gezin. Wie dat verwaarloost, verwaarloost de hoofdzaak. De diensten die gij elders bewijst, wegen niet op tegen de schade die gij thuis aanricht."
Voor alles bijna bestaan surrogaten, alleen voor de moederliefde niet. Die bloeit alleen in het moederhart op.
Een andere pedagoog (P. Kuyt) schreef: "Hun kinderen komen hulpeloos ter wereld. met een lichaam dat heel veel verzorging nodig heeft, met een ziel, die geschapen is voor de eeuwigheid. Met een sterfelijk lichaam, met een onsterfelijke, met erfschuld en erfsmet belaste ziel.
Beide vragen verzorging en bescherming.
(...) We lezen in 1 Tim. 5: 8: Zo iemand de zijnen, voornamelijk zijn huisgenoten, niet verzorgt die heeft het geloof verloochend en is erger dan een ongelovige. Dat geldt de verzorging en bescherming naar lichaam en ziel."

Marnix van St. Aldegonde blijkt in zijn traktaat over de opvoeding van de jeugd oog te hebben voor het feit dat de basis voor toekomstige vorming van de jeugd stukje bij beetje gelegd moet worden. "Dit zou kunnen gebeuren in de vorm van spel en ontspanning, door hun kleine, aantrekkelijke beloningen in het vooruitzicht te stellen. In de eerste plaats echter moeten de ouders hen van hun vroegste kinderjaren af aansporen tot eerbied en ontzag voor Gods majesteit. Langzamerhand dienen zij hen ook vertrouwd te maken met de zuivere leer van het geloof door hun van tijd tot tijd spelenderwijs vragen te stellen en antwoorden te laten geven over God, Zijn barmhartigheid en rechtvaardigheid en over de zaligheid die door Christus voor ons verworven is." Marnix vond het ook nodig dat de kinderen leren vriendelijk en welwillend om te gaan met leeftijdgenootjes en hun af en toe een klein geschenkje te geven. Maar slecht opgevoede kameraden en leeftijdgenootjes moeten ze mijden als een groot gevaar.

Wittewrongel schreef dat de huisvader en -moeder niet zozeer hun eigen belang als wel het gezinsbelang op het oog moeten hebben. God heeft hun gezag over de andere gezinsleden verleend, opdat zij "zo over dezelven zouden regeren dat zij ook naar lichaam en ziel hun enig aanmerkelijk voordeel zouden toebrengen." God heeft de ouders boven kinderen en dienstbaren aangesteld om hun voorgangers in de betrachting van het goede te zijn. Zij moeten bedenken dat zij rentmeesters zijn die God eens rekenschap zullen moeten geven. De ouders staan bij de kinderen en het personeel in aanzien en zij fungeren dan ook als spiegels waarin zij zien hoe zij zich behoren te gedragen. Helaas zijn er maar weinig huisvaders en -moeders die als zo vele lichten in dit krom en verdraaid geslacht van deze wereld zoeken te wandelen. Als het door genade wel zo is, is de invloed volgens Wittewrongel groot. "Het is niet uit te drukken wat een kracht dat het woord der onderwijzing en vermaning ontvangt als het van dezulken voorkomt, die een levendig voorbeeld geven van alle goede werken en die de beoefening van allerlei christelijke deugden in hun wandel laten zien. En dit is de weg die de apostel Paulus en Petrus, de huisvaders en huismoeders voorschrijft; opdat zij ook door hun voorbeeld leraars en leraressen mochten zijn van het goede en alzo niet alleen elkander maar ook hun huisgenoten winnen en behouden."

Wittewrongel beschrijft de specifieke taken van de vader en moeder. De huismoeder heeft haar taken binnenshuis. Voor de vader is dit grotendeels buitenshuis.
Er moet niet alleen voor eten, drinken en kleding enz. gezorgd worden, maar vooral ook voor de ziel. De ouders moeten met hun kinderen godsdienstige oefeningen betrachten zoals catechisatie, persoonlijk en huisgebed, bijbellezen, stichtelijke gesprekken, meditaties en psalmzingen.
De nalatigheid daarin is groot en de voornaamste oorzaak dat er zulk een ongebonden goddeloosheid in de huisgezinnen gevonden wordt dat hun kinderen en huisgenoten zulke onbesnoeide bomen en ongeschaafde houtjes, zulke onwetende mensen zijn, die noch van God noch van Zijn gebod noch van enige godsdienst kennis hebben.

Wittewrongel heeft over het Bijbellezen opgemerkt dat de heilige bladen niet als een dode letter gelezen mogen worden.
Het zijn de woorden van onze God waarmee Hij ons persoonlijk toespreekt. Lees de Bijbel om erdoor geoordeeld te worden, niet om die te berispen. Begin met de eenvoudigste gedeelten, de evangeliën, zegt hij in navolging van Luther.

Meditaties of overdenkingen kunnen er bijvoorbeeld zijn naar aanleiding van wat men in het grote boek der natuur kan aantreffen. Het gaat erom Gods wijs bestuur in de geschapen werkelijkheid te zien ten einde de Schepper en Albestuurder te verheerlijken en er een les voor eigen geestelijk gebruik uit te trekken. De meer doelbewuste meditaties wil Wittewrongel graag op zondag beoefend hebben. Denk op een rustige plaats systematisch na over hetgeen in de prediking door Gods dienaren is voorgedragen. Hij vindt dit een goed middel om het verstand te verlichten, onze wil en de beweging van ons verdorven hart te heiligen en onze ziel helemaal tot een godsdienstige betrachting van alle de plichten der godzaligheid hoe langer hoe meer op te wekken.

We hebben al gezien dat Wittewrongel wist dat vooral kleine kinderen spel en ontspanning nodig hebben. Het mag voor een zegen gehouden worden als jongens en meisjes op straat kunnen spelen. Natuurlijk binnen de grenzen van matigheid en eerbaarheid. De burgerlijke opvoeding brengt met zich mee de voorbereiding op het goed functioneren in de burgermaatschappij. Ouders moeten hun kinderen leren gezeglijk en beleefd te zijn. Deze dingen zijn goed maar niet genoeg. De meeste gereformeerde ouders zien erop toe dat hun kinderen goede zeden, nuttige kennis en vaardigheden verwerven, maar velen schieten naar het oordeel van Wittewrongel in de vervulling van hun oüdertaak schromelijk tekort, omdat zij zich niet inspannen hun kinderen ook godzalig op te voeden. Door goede zeden gaat een mens verschillen van de dieren, maar wordt hij nog geen christen. De ouders zijn de veroorzakers van de zondige, verdorven natuur waarmee de kinderen geboren worden. De geestelijke melaatsheid is schuld van de ouders en het is dan ook billijk dat zij alles in het werk stellen om hen te doen genezen. Ouders moeten met de godsdienstige opvoeding vroeg beginnen. Wat de kinderen in hun eerste jaren wordt ingedrukt, wordt niet gauw vergeten. Spreuken 22;6 zegt dit ook. Het Spreukenboek noemt de tucht van de vader en de leer van de moeder. Wittewrongel leidt daaruit af dat ook de moeders een flink aandeel kunnen hebben in de godsdienstige opvoeding. Ze kunnen het kind beetje bij beetje van de eerste melk der christelijke onderwijzingen voorzien. Denk maar aan Loïs en Eunice die Timotheüs van jongs af aan in de Heilige Schrift hebben onderwezen. De ouders moeten zelf het goede voorbeeld geven. Ze moeten er ook voor zorgen dat hun kinderen niet met verkeerde personen omgaan. Kortom, de opvoeding in het gezin houdt veel in!

Comenius, een bekende christelijke pedagoog, is geen man van de Nadere Reformatie zoals Wittewrongel, maar heeft over de opvoeding van het kind gedurende de eerste zes levensjaren wel vergelijkbare dingen gezegd. In zijn werk 'Moederschool' noemt hij het kind het kostbaarste geschenk van God, dat zich met niets laat vergelijken. Daarom verdient het van de zijde van de ouders van meet af aan de grootst mogelijke aandacht. Het gaat bij het opvoeden in eerste instantie om de ziel. Daarnaast is ook de verstandelijke vorming in de vrije kunsten van betekenis.
We hoeven de formulering 'het kostbaarste geschenk van God' niet precies zo over te nemen, maar stemmen wel in met zijn bedoeling. Ook hier zien we dat de zaken in de juiste verhoudingen worden gezien.
Wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen.

Slot
God gaf man en vrouw een eigen plaats en taak. Wat de Bijbel daarover zegt, blijft ook in deze tijd van toepassing. Het huwelijksformulier spreekt geen verouderde taal al is het oud, schreef ds. A. Vergunst in een bijdrage aan 'het gezin vandaag en morgen'. Zelfs wanneer er reeds kinderen zijn, willen sommigen zich aan de verplichtingen die het gezinsleven oplegt, onttrekken. Dat is een bedenkelijke ontwikkeling.
Er zijn crèches waar ouders hun kinderen door anderen kunnen laten verzorgen, terwijl moeder op kantoor of instelling of elders gaat werken. De ontwrichting van het gezinsleven wordt hier manifest. Het tast de rust en geborgenheid aan waardoor het gezinsleven zich kenmerken moet, wanneer moeder hele dagen of gedeelten ervan verdwijnt, aldus dit artikel.

Hierboven is het belang van de opvoeding in het gezin uitgewerkt. Het gezegde over de ontwrichting of aantasting van het gezin moet voor ons een waarschuwing zijn die we heel serieus nemen. Voor- en vroegschoolse educatie, bijvoorbeeld in peuterspeelzalen mits duidelijk ingekaderd, hoeft niet te leiden tot ontwrichting of aantasting van het gezin. Bij kinderopvang ligt dat wezenlijk anders.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2010

Criterium | 52 Pagina's

Wet OKE (ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie)

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2010

Criterium | 52 Pagina's